to Aug. 1933. 2e jaargang. LANDBOUW EN MAATSCHAPPIJ. No. 1. Tweede Blad.

Een noodkreet. ik heb een tiental dagen doorgebracht op het platteland van Groningen, Drenthe en Overijssel. En wat ik daar heb waargenomen, dwingt mij, een noodkreet le doen hooren. Ik wist wel, dat de toestand slecht was, maar zoo slecht als hij in werkelijkheid is, had ik mij hem niet voorgesteld. Jk kan begrijpen, dat de vreemdeling, als hij de streek doortrekt en niet met den boerenstand in financieele rel ai ie staat, weinig merkt van wat er zich bezig is te voltrekken. De boerenwoningen zien «r nog vriendelijk uit, resultaat van de welvaart van weleer. Het land draagt nog behoorlijke gewassen ten koste echter van de laatste reserves of dank zij dikwijls niet betaalde kunstmest. De gevolgen van verwaarloozing beginnen zich echter te vertoonen en zullen weldra sterk naar voren komen. Zij, die van den nood van den boerenstand profiteeren, bouwen zich nieuwe huizen en zetten op feestelijke samenkomsten de blommetjes buiten. Dit alles is echter te vergelijken met de blos op het gelaat van den met den dood worstelenden teringlijder. Wie dieper ziet, kan tot geen andere conclusie komen, dan dat de toestand v o 1- k om en ziek is. Niet alleen, dat de met den ondergang worstelende boerenstand aanstonds het gchcele platteland en de daarvan afhankelijke steden met zich inden afgrond zal trekken, maar wat mij vooral zoo diep heeft getroffen, is de moreele verwildering, die zich overal openbaart en die een geweldige aanklacht vormt tegen de tot verdwazing vervallen democratie en het verkeerde beleid van de overheid. Zij hebben het beste aangetast, wat er altijd inde plattelandsbevolking heeft geleefd. Namelijk de eerste van alle burgerdeugden, om door arbeid en spaarzaamheid tot bezit en solide welvaart te komen en aan aangegane verplichtingen te voldoen. Naar mijn innige overtuiging behoort dit beginsel hoog te worden gehouden door elk sociaal streven, dat niet ten doode zal zijn opgeschreven. iWat zien wij echter gebeuren? Dat niet arbeidzaamheid en spaarzaamheid, maarde macht der organisatie de grondslag is geworden bij de verdecling van de welvaart. Door de macht der organisatie zijn bepaalde groepen der bevolking er in geslaagd, onze boerenbevolking te berooven van wat zij door arbeid en zuinigheid had verworven. Door de macht der organisatie heeft men aan bepaalde groepen der bevolking recht gegeven op loon zender dat er voor wordt gewerkt. Daardoor echter moet de kleine boer dag en nacht werken, terwijl hij zijn loon moet missen of ontvangen niet als een recht, maar als een aalmoes. Wie de verderfelijke gewoonte heeft te leven van de hand inden tand vindt de overheid bereid, hem te helpen, wanneer de vakvereenigingen hem het werken beletten. Wie heeft gespaard, moet, voor hij geholpen wordt, het gespaarde eerst opteren. Het is of het geheele systeem beheerscht wordtdoor de gedachte, dat w erken en sparenondeugden zijn, die bestraf t dienen te worden. Aangegane verplichtingen kunnen door de verbroken loon- en prijsverhoudingen niet worden nagekomen. In plaats van deze verbroken verhoudingen te herstellen, laat men ze grootendeels op haar beloop, doch maakt de mensehen er mede vertrouwd, dat men aangegane verplichtingen niet behoeft na te komen. Wanhoop en verbittering. Door dit alles vervalt onze boerenstand niet alleen tot wanhoop, maar maakt zich van hem meester en niet ten on- INGEZONEEN MEDEOEEUNG. Verzeker uw Paarden en Vee nooit anders dan bij de „ALMELO” gevestigd te APELDOORN, Prins Hendrikplein 8 Dekhengs.cn en dekstieren, niet meer in staat om te dekken, worden ook vergoed. Minimumpremie van f 1.50 per half jaar. Maximum uitkeering tot volle verzekerde bedrag. Vaste premie met geringe premie-verhooging. De Directeur; ). JANSEN.

De inkrimping van den Rundveestapel. Met de volgende hulpkreet besloot de Regeeringscommissaris Bückmann zijn op de vergadering van de Overijsseisch© Landbouwmaatschappij gehouden rede over: „De steun aan de melkveehouderij”: „En als ik daaraan denk (gemeend is de „overwegende beteekenis van de belangen „van den Nederiandschen boer), dan moet „mij de vraag van het hart: Kan de haat „tegen de margarine U redden? Kan Uw „genegenheid voor een ongerepten veestapel „U redden? Wijs mij den- weg, die mogelijk „maakt om met opheffing van het meng. „ge-bod en het ongerept houden van den „veestapel den boer een loonenden prijs te „verschaffen voor de melk, het vee en het „vleesch en dan zal die weg gevonden wor„de-n,” „Wie in levensgevaar verkeert, vraagt om „geholpen te worden; het hoe doet ©r niet „toe” Zoo is dan het hooge woord er uit! Zoo heeft men dan eindelijk van officieele zijde openlijk toegegeven, dat men hier op het ingeslagen dwaalspoor is vastgeloopen en dat men geen uitweg ziet om uit hef net van moeilijkheden, waarin men zich bevindt, te ontkomen. Wij zijn den heer Bückmann. dankbaar voor deze openhartigheid, daar hij hierdoor zij het misschien ook onbewust wellicht meer dan ooit te voren het boerenbelang heeft gediend. Want dit staat vast, behoort althans vast te staan, dat een maatregel, waarmede het tegendeel is bereikt van hetgeen er mede werd beoogd, zoo spoedig mógelijk dient te worden ingetrokken. Daarom is het ook noodzakelijk, dat de crisiszuivelwetgeving in haar huidige gedaante zoo spoedig mogelijk verdwijnt en dat daarvoor een in wezen geheel andere regeling tot stand worde gebracht. Het is overigens diep bedroevend, dat die hulpkreet eerst thans wordt geslaakt, nadat reeds zoovele boeren de dupe zijn geworden van dit hopeloos geknoei door mensehen, die hun fouten niet willen inzien, of daarvoor geen oog hebben. Crisiszuivelwet moest op een fiasco uitloopen. Een ieder, die tijdens de beraadslagingen over het destijds aanhangige crisiszuivelwetsvoorstel met den toestand der zuivelwereld op de hoogte was, heeft bij een eerlijke beschouwing van de internationale en binnenlandsche zuivelmarkt moeten weten, dat die wet niet anders dan ep ©en algemeen, fiasco en een geweldigen strop voor de boeren moest uitloopen. Ho© kon het ook anders, waar de grondprijs van de melk de „main point” van de wet was gebaseerd op een prijs, die aan de waarde van de wereldmarkt moest beantwoorden en waar tegelijkertijd het feit, dat de boer zijn productiekosten niet met de waarde van die wereldmarkt in overeenstemming kan brengen, geheel en al buiten beschouwing werd gelaten? Bij haast elke steunwet, die ten bate van. den landbouw in het leven werd geroepen, is deze zelfde principieele fout gemaakt en daarom is al die wetten op den duur eenzelfde rampzalig lot beschoren. Moge dit toch spoedig werden ingezien, opdat Nederland voor een verdere, tenslotte algeheele vernietiging van zijn voornaamste bronnen van welvaart worde gespaard! En nu de eigenlijke hulpkreet van den heer Bückmann. Wij zijn gaarne bereid hem in het belang van de boeren ©n in het algemeen belang te helpen en. willen hem daarom een middel tot redding aan de hand doen, van harte hopend, dat dit dan ook zal worden, aangewend. Want gebeurt dit niet en wordt nochtans op den ingeslagen weg voortgegaan, dan is de ramp daarvan niet te overzien en de kans groot, dat onze boeren, die zich het onrecht, dat zich over hen voltrekt, meer en meer bewust worden, niet meer kalm te houden zijn en zelf maatregelen zullen gaan treffen. Het door ons aanbevolen middel komt dan in het kort op het volgende neer: Melkprijs moet productiekosten dekken. Inde eerste piaats dient te worden gezorgd voor ©en binnenlandschen prijs voor melk en zuivelproducten, die geheel los van de wereldmarkt de productiekosten dekt en den beer een behoorlijke belooning voor zijn moeite garandeert. Naar het buitenland wordt niet meer verkocht, dan tegen een loonenden prijs kan worden afgezet. Elke export, die niet aan deze voorwaarde voldoet, kost het land geld (al moge de exporteur er ook wat aan verdienen), terwijl dit verlies, althans voor zoover een dergelijke export betrekking heeft op landbouwproducten, hoofdzakelijk ten last© van de boeren komt. rechte een groote mate va:i verbittering, Die is op den onlangs te Stadskanaal gebonden landdag tot uiting gekomen. De Redactie heeft een schrijven ontvangen, waarin dit werd betreurd. Ik zou daarover het volgende willen opmerken. Onze strijd moet er een zijn vol ernst en waardigheid. Wij moeten ons zooveel • mogelijk trachten te hehecrschen. En men zal moeilijk kunnen ontkennen, dal onze beweging aan dien eisch ruimschoots heeft voldaan. Intusschen heeft die zelfbehoersching – toch een schaduwzijde. Zij kan den indruk geven, dat het nog zoo erg niet is. En daarom kan m.i. geen kwaad, dat een enkelen keer spontaan uit de vergadering een geluid wordt gehoord, waaruit den buitenstaander duidelijk1 wordt, dat de kalmte, waarvan onze boerenstand ook onder de huidige omstandigheden blijk geeft, kunstmatig is, doch dat het bij velen inwendig kookt en bruist. Sm.

Voor het teveel aan melk, boter of kaas, dat daardoor zou ontstaan, wordt een. lafzetgebied geopend door éen aan dat teveel overeenkomstige inkrimping van de margarineproductie. , Een andere weg is er niet! Éven overtuigd ais wij ons bij de totstandkoming der crisiszuivelwet gevoelden over het toekomstige fiasco dier wet, even doordrongen zijn wij thans van het feit, dat de omstandigheden hoe men voorloopig ook moge blijven knoeien vroeg of laat toch tot maatregelèn in deze richting ; zullen leiden. Men stelle daarom geen dag langer uit! Wij weten zeer goed, dat de aanbevolen weg geen ideale is. Maar wij weten misschien beter dan de beeren van de crisiszuivelwetgeving, dat de nood der boeren tot krasse maatregelen dwingt, omdat daarmede voor Nederland te groote belangen op het spel staan. : „Boven alles hebben (volgens den heer Bückmann) beteekenis de belangen van den Nederiandschen boer.” Wij kunnen deze uitspraak beamen, omdat wij in dit boerénbelang een nog hooger belang, n.l. het behoud of den ondergang van Nederland in zijn geheel, zien. En Alleen op grond daarvan durven wijde verantwoordelijkheid van ons advies aanvaarden. De bezwaren tegen inkrimping margarineproduclie. Aangaande de bezwaren, die ons met betrekking tot ons voorstel tot inkrimping van de margarineproduclie zullen worden tegengeworpen, zij het volgende opgemerkt. In het „Nederlandsch Weekblad voor Zuivelbereiding en Handel’” van 25 Juli j.l. maakt de heer v.d. Br(ink) een vergelijking tusschen d© economische- beteekenis van de melkveehouderij en de margarine-industrie. Hij komt daarbij tot de conclusie, dat die van eerstgenoemden bedrijfstak sterk overheerscht. Hij . schat het aantal personen, dat bij de margarineindustrie betrokken is, op ongeveer 10.000 en vermoedt, dat het aantal der bij de rendabele veeteelt direct betrokkenen het 100-voudige van die bij de margarine is en het aantal van de indirect betrokkenen het 150-voudige. Er zou. den nog wel eenige aanmerkingen op deze berekening ten nadeele van de margarineproductie kunnen worden gemaakt, doch deze cijfers leveren reeds op zich zelf zoo’n overtuigend bewijs van de overheerschende beteekenis van de melkveehouderij, dat hier welhaast niets meer aan behoeft te worden toegevoegd. Alleen één punt, dat niet werd genoemd en hier toch allerminst buiten beschouwing mag blijven, willen wij nog noemen, n.l. het feit, dat de grondstoffen voor de margarinepredueti© voor verreweg bet grootste deel uit het buitenland worden ingevoerd. Deze factor moge toch vooral niet over het hoofd werden gezien, als wij met betrekking tot de kwestie van de afslachting vaneen deel van ons kostbaar rundvee ons standpunt bepalen. En even belangrijk daarbij is, dat wij ons ook eerst ten aanzien van den toestand van ons algemeene bedrijfsleven een juist beeld vormen. Zien wij dan, hoe treurig slecht we er in het algemeen voorslaan en met welk tempo wij steeds verder naar den afgrond ijlen, dan kan dit vraagstuk voor hem, die het wel meent met zijn vaderland en die groepsbelangen uitschakelt, niet moeilijk zijn. Dan immers voelt men vanzelf de overtuiging groeien, dat het niet geoorloofd is onder welke omstandigheden dan ook kostbaar eigen bezit te vernietigen, zoolang we nog aan den anderen kant daarvan zij het ook in anderen vorm nog ©en groote hoeveelheid invoeren. Hier, bij dit punt dient de balans te worden opgemaakt. Hier ligt het zwaartepunt voor de beslissing omtrent de vraag of onze koeien de roem van Nederland! met duizenden zullen moeten worden afgeslacht, óf op onze, door de natuur gezegende weiden zullen kunnen blijven grazen. Elke andere overweging . is hieraan ondergeschikt. Ook de vraag, of het minder vermogende deel van ons volk in staat zal zijn dan nog boter op het brood te eten. Voor hetzelfde geld, dat ons het buitenland tegenwoordig voor dit product 1 betaalt, kunnen zij ook natuurboter eten en het zal hen beter smaken dan de meeste onzer ! meer dan 400.000 werklooze arbeiders, die , thans een groot deel van hun steunpenningen betalen voor ©en product, waaraan- hun buitenlandsehe collega’s het eerste en het meeste 1 geld hebben verdiend. „Ik vecht niet voor de margarine, ik vecht „niet tegen de boter, ik vecht niet voor of „tegen de boterproducenten of voor of tegen „een andere groep van zuivelfabrikanten, ik , „vecht alleen voor de belangen van den I „Nederiandschen boer”, zoo sprak de heer Biickmann zijn vergadering in Overijssel toe. En wij besluiten met te zeg-1 gen; „Gij zijt een slecht strijder en niet tegen ■ Uw vijand opgewassen. Neem ons advies, dat > allereerst het Nederlandsch belang en 'daarom ook van zelf dat der boeren geldt, te baat, en Gij zult o verwinnen!” Z. Boekbespreking. !' andbouwuitvoerwet 1929 en krachtens of naar aanleiding van die wet getroffen regelingen, verzameld en uit de officieele stukken toegeiicht door Mr. H. J. J. Schollens, hoofdcommies bij het Dep. van Economische Zaken en Arbeid. Prijs f 1.90. Bovenvermelde uitgave bevat een verzameling van alle wetten, koninklijke besluiten en ■ verdere uitvoérbepalïngen, welke in verband staan met de Landbouwuitvoerwet. Inde eerste plaats vindt men er inde Landbouwuitvoerwet 1929 zelf met inleiding en aanteekeningen op de artikelen, ontleend aan de officieele stukken. En verder, op gelijke wijze ingeleid en toegelicht, de belangrijkste , voorschriften in zake boter- en kaascontróle, alsmede den uitvoer van bacon, uien, kippenen eendeneieren, melkproducten en gesterili! seerde melk en room, bloembollen en pootaardappelen. Het komt ons voor, dat het boekje! van groot nut kan zijn voor allen, die meer van nabij betrokken zijn bij of dp de hoogte willen blijven van de regeling van onzen landbouwexporl.

Actueel allerlei. | Rapport Staatscommissie ingesteld; bij Kon. besluit van 15 Dec. 1927, Bij de Algemeene Landsdrukkerij is versebe- . nen het rapport van de Staatscommissie, die de vraag diende te onderzoeken of en zoo ja, in hoeverre en door welke oorzaken inde landen tuinbouw een wanverhouding bestaat tusschen bodemprijzen en productiekosten eener- 1 zijds en de opbrengst der producten, anderzijds. 1 De commissie antwoordt, dat die wanverhouding bestaat, vooral inde periode 1923-’24 en, ( na 1929 tot heden. De oorzaak is het voortdurend dalend prijs- : peil der landbouwproducten op de wereldmarkt ' en dientengovlge ook op de binnenlandsche ■ markt, waarbij de verlaging van de verschil- 1 lende bedrijfsuitgaven ver ten achter is gebleven. De bodemprijzen, die snel stegen, daalden eerst sterk in 1931-’32, maar bleven nog te ( hoog in verhouding met de productenprijzen. ( De commissie vindt de uitvoer, de mogelijk- , heid om op een vrije binnenlandsche markt ) voor onze landbouwproducten een loonender j afzet te vinden, het eventueel losmaken van •, de prijzen der in het binnenland verbruikte producten van de wereldmarktprijzen, de pacht e en het loonpeil, alle te onzeker om een dieper , onderzoek met vrucht te kunnen instellen naar \ de middelen tot opheffing van de geconstateerde wanverhoudingen. Voorshands dienen de , gevolgen van die wanverhouding voor tijde- ] lijke crisismaatregelen zooveel mogelijk ver- ] zaoht te worden. . Het komt ons voor, dat dit rapport reeds ( maanden geleden is vastgesteld, momenteel i toch kan een dergelijke negatieve conclusie j van ©en commissie niet meer worden ver- i wacht. Weinigen zullen bewondering kunnen hebben voor dergelijk onvruchtbaar geacademi- ] seer, waar men letterlijk niets aan. heeft. En j toch is het roemloos einde van het in 1928 i begonnen „onderzoek” wel verklaarbaar. De ( commissie heeft zich niet willen of durven, i of mogen begeven op politiek-economisch ter. , rein. Van êen politiek debat zag men zeker < bij voorbaat het hopelooze jn. Of is juist daar- , door het resultaat nul geworden? j Dus stelde men niets voor, dan slechts hier en daar (jen pleister te plakken. ; „En de zaak bleef zooals ze was.” j Holland op zijn smalst! ( , De heer Schaper te Stadskanaal. 1 Zaterdag 5 Aug. sprak op uitnoodiging van | de pl. afd. der SD.A.P. de beer Schaper over ] het verzet der boeren, naar aanleiding van den Landdag der Boerenbonden. ( De geachte spreker hield een politieke rede, , waarin de „grond aan de gemeenschap” na- , tuurlijk de inslag was. De S.D.A.P. afgevaar- , digde maakte dan weer onderscheid tusschen | Hoogelandster- en kleine zand-, veen- of huur- , boeren, alsof kapitaalbezit en grondgebruik pa- , rallel gaan, alsof niet alle grondgebruikers de- ' zelfde belangen hebben. Dit uitspelen van kleine j tegen groote boeren blijft een verderfelijk stukje j klassenstrijd. Men stelt het altijd zoo eenvoudig voor of , er twee groepen van boeren zijn; groote boe- . ren met f 100.000 en meer, en kleine boeren, . eigenlijk proletariërs. En dat, terwijl de boe- , renstand zich beweegt tusschen deze beide , polen en men evengoed onderscheid kan ma- ( ken tusschen 10 groepen dan tusschen twee. ( Overigens verdedigde de heer Schaper de houding die de S.D.A.P. heeft aangenomen ( t.a.v. de steunwetten. Maarde landarbeiders werden vergeten en daarom verzette de S.D. A.P. zich soms. Hielp dat den landarbeiders? Alleen 1 o on end e productie zal met reden kunnen bevorderen, dat de landarbeiders niet verder in loon verlaagd worden. Zorge de S.D.A.P. mee, dat de machtigingswet ons dat brengt. Voor de rest had de heer Schaper het speciaal tegen den heer Vander Hof, die de gunst heelemaal heeft verspeeld, doordat hij blijk gaf beu te zijn van het parlement. Waarom behandelde de heer Schaper niet de fundamenteel© punten waarop „Landbouwen Maatschapp ij” rust? Misschien, dat de boerenstand nog eenig blijk van belangstelling had gegeven. De Retorsiewet en de Landbouwcrisiswet inde Eerste Kamer. Op 4 Aug. werden beide bovengenoemde wetten, waarvan bij de behandeling inde Tweede Kamer een verslag vaneen ooggetuige in ons vorig nummer werd opgenomen, door de Eerste Kamer zonder hoofdelijke stemming aanvaard. Hiermede is Minister Verschuur zoo niet in naam, dan toch wel inde daad onze Landbouw-Dictator geworden. Mét den heer Ruiter hopen wij, dat de Minister meer voeling zal houden met de landbouworganisaties als zoodanig. Zooals het thans is, wordt wel voeling gehouden met enkele uitverkorenen en worden dezen tot een soort regeenngsambtenaren gemaakt, maar voeling met den practischen landbouw wordt zeer weinig gehouden. Uitkeering van 1 millioen gulden der heffingsgelden op zuivelproducten. Na een langdurige correspondentie van het Crisis-Zuivelbureau met den Minister van Economische Zaken over de besteding der uit de heffingen op den export van zuivelproducten ontstane fondsen, heeft de Minister zich bij een daarop gevolgde bespreking over dit onderwerp bereid verklaard, tot de uitkeering vaneen millioen gulden over te gaan. Door het C.Z.B. worden thans voorbereidingen getroffen om tot de verdeeling van dit bedrag aan de producenten volgens de daartoe geldende voorschriften te kunnen overgaan. Bovenstaand bericht, ontleend aan het offi, eieeL orgaan van den F.N.Z., zal onze veehou! ders als muziek inde ooren klinken, al zijn het dan ook nog erge zachte tonen. Zooals de lezers bekend is, zijn vanwege den F.N.Z. en ook onzerzijds adressen ver■ zonden aan Zijn Excellentie Min. Verschuur , om de aanwezige fondsen uitte betalen. Door deskundigen werden deze geschat op . ongeveer 8 mill. gulden. Wanneer er dus thans 1 mill. van zal worden uitbetaald, is dit een i kleine stap inde door velen gewenschte richting. Moge spoedig ook de grootere stap Worden ondernomen; nog steeds brengt de

I INGEZONDEN MSDEDEELING. Veehouders verzekert uw PAARDEN EN RUNDEREN bij de Nationale Onderlinge Boerenpaarden en Veeverzekering Mij. (NATIONAAL BOERENVEEFONDS) Gevestigd te Utrecht Tel. 14146 Maliesingel 29 Actieve Agenten gevraagd, melk slechts ruim 3 cent op per k.g., terwijl de noodzakelijke productiekosten 6 et. bedragen. VEEBEPERKING EN GRAANRECHTEN. Verschillende maien ontmeet men mensehen, en ook inde verschillende Vakbladen wordt er op gewezen, die meenen dat graanrechten, een misdaad zijn voor den veehouder. En meermalen wordt met den mees ten nadruk geadviseerd alle krachten in te spannen, om niet tot graanrechten te geraken. Ik geloof, dat allen, die zoo over deze zaak spreken, schrijven of denken, dit gewichtig onderwerp te veel van één kant bekijken. Wat toch is het geval? Jarenlang hebben wij granen en andere voe. derartikelen vanuit het buitenland ingevoerd. Deze granen en meelen werden via het Hol. landscbe vee omgezet in vleesch, eieren, en allerlei zuivelproducten. Deze omzetting had tot voor enkele jaren met voordeel plaats. Het was toen dus een algemeen belang, zooveel mogelijk buitenlandsehe granen enz,, via ons vee en bovengenoemde producten, om te zeilen. Op het oogenblik is het echter niet meer zco. De wereldmarktprijzen voor vleesch, eieren en zuivel zijn zoo laag, en de uitvoer is zoo ge. weldig moeilijk, dat er van eenig voordeel geen sprake meer is, ja erger nog, ais wij bovengenoemde producten, nog kwijt kunnen, dan geschiedt dit voor prijzen, belangrijk lager dan de kostprijs. ledere wagon vleesch of zui. velproducten, welke wij uitvoeren, kost ons geld. Alleen al om deze reden zou het gewenscht zijn onze invoer van voederartikelen belangrijk in te krimpen, om daardoor minder zuivel enz. te produceeren en dus ook uitte voeren. Een tweede en nog belangrijker reden is, dat wij onze zuivelproducten niet meer in die male kwijt kunnen als wij ze produceeren. Wij worden, door de kleiner wordende exportmogelijkheden, gedwongen, onze productie te beperken. Wij kunnen niet anders, dus moet het. Productiebeperking beteekent dus het houden, van minder productie-dieren. Omzetting van het veehoudersbedrijf inde richting der fokkerij gaat ook niet, daar wij ook voor onze jonge dieren geen afzetgebied voldoende hebben, dus veebeperking, zooals b.v. met de varkens is geschied. Nu komt de groote moeilijkheid. Bij de varkens kreeg men alleen, maar leege varkenshokken, bij het vee krijgt men een gedeelte van onzen Nederiandschen bodem vrij. Deze meet nu op een andere wijze productief gemaakt worden. Maar hoe? Alle bodemproducten moeten, als men ze voor wereldmarktprijzen van de hand moet doen, belangrijk beneden kostprijs worden afgegeven. Dit kan door den Nederiandschen boer niet langer gebeuren, daar alle reserves al verbruikt zijn en het meierendeel der boeren reeds belangrijke schulden heeft. Wij moeten dus óf onze kostprijzen kunnen verlagen, of onze producten moeten hooger© prijzen opbrengen. Verlaging van den kostprijs is niet mogelijk, doordat b.v. polderen grondlasten, niet worden beïnvloed door eenige factoren, die een belangrijke daling teweeg kunnen brengen. De sociale lasten blijven ook nog steeds even hoog. De vakbonden hebben loonen vastgesteld, waardoor het noodig werd, dat de plattelands-industrie zich vereenigde en nu prijsregelend optreedt; wagenmakers, smeden enz. zijn nog meer dan 200 pet. duurder dan b.v. in 1913. Alleen het loon van den landarbeider wordt door de productenprijs eenigszins beïnvloed. Ik zeg eenigszins, omdat de uitkeeringen aan werkloozen beletten, dat de loonen lager worden, dan deze uitkeeringen, zij blijven altijd iets hooger. Dus ook op dit punt geen vrije concurrentie. Er is maar één weg .... Er is dus maar één weg en dat is: verhooging der productenprijzen, Hoe kan men deze prijzen verhoogen? Naar mijn meerling als volgt; Door invoerrecht te heffen op alle granen en meelsoorten zullen dein het land geteelde granen, hooger in prijs worden. Met het invoerrecht heeft men de prijsregeling inde hand. De veehouder vreest, dat het voor zijn bedrijf bemoedigde veevoeder in prijs zal stijgen, maar deze vrees is ongegrond als de zuivel maar in evenredigheid stijgt in prijs. Men zal het vee zooveel mogelijk gaan voederen uit het eigen bedrijf. Hierdoor krijgt men direct inkrimping van den veestapel. De landerijen, welke geschikt zijn voor de graancultuur, zullen zeer zeker van bestemming veranderen, zoodat die boer, waar geen omzetting kan plaats hebben, niet zoo sterk behoeft te beperken. De door het invoerrecht verkregen gelden kunnen gebruikt worden om de zuivel, eieren enz. te steunen. Worden deze producten uitgevoerd, dan is het mogelijk om het op het veevoeder betaalde invoerrecht, terug te betalen. Dein het land geldende prijzen van melk en andere zuivelproducten zullen moeten stijgen. Ook op deze stijging wordt gewezen als een misdaad aan den consument. Maar ook dit argument is niet vol te houden,. De landbouwproducten zijn veel lager in prijs dan in 1913. In verhouding ongeveer 64 pet. De salarissen en loonen zijn nog ruim 2 maal zoo hoog als in 1913, ja zelfs de aan de werkloozen verstrekte uitkeeringen zijn over het algemeen belangrijk hooger dan, het voor die personen geldende loon in 1913. Daar, waar dus de consument belangrijk meer ontvangt dan in 1913, is het toch geheel billijk ; als de producent evenzooveel meer ontvangt ■ als de consument. ■ Dit alles is zeer gemakkelijk met een invoerrecht op granen en meel te bereiken. Met i ■ een loonpeil van ruim 200, kan toch niemand s verlangen dat de boer zijn producten afgeeft i voor 64, waarbij het voor ieder weldenkend – mensch duidelijk moet zijn, dat zoo’n toestand i niet lang kan. bestaan. ; B. H.