Donderdag 7 Sept.

No. 3 2e Jaarg. 1933.

Maakt regeering en vo! ksve rtegenwoord iging Uw nooden kenbaar

VEERTIENDAAGSCH ORGAAN VAN DE NATIONALE BOND LANDBOUW EN MAATSCHAPPIJ Onder redactie van het Dagelijkseh Bestuur. Seer. der Redactie:, Jae. ter Haar Ezn., Ruinerwold, aan wien alle stukken moeten worden gericht. Abonnementsprijs voor leden f I. p. laar. Niet-leden f 2—. – Advert. en abonnem. in te zenden aan Drukkerij J. A. Boom & Zn., Meppel

Leert economen en politici den landbouw beten begrijpen

LANDBOUW EN MAATSCHAPPIJ

Boer worden is moeilijk, boer zijn valt ook niet altijd mee, boer blijven is, vooral tegenwoordig, een heele loer.

Dit nummer bestaat uit aetit bladzijden.

EERSTE BLAD. Uitknippen en bewaren s.v.p. Verschijndata „Landbouw en Maatschappij’' Tweede halfjaar 1933: Donderdag 21 September. „ 5 October. „ 19 October. „ 2 November. „ 16 November. „ 30 November. „ 14 December. „ 28 December. Advertenties uiterljjk op Woensdagavond voor verschijndatum posten aan het adres: J. A. BOOM 6 Zn., Meppel. Tel. Interc. No. 2036. Post Giron. 6864. Op de enveloppe of briefkaart duidelijk vermeiden: Voor Landbouw en Maatschappij. Officieele mededeelingen. Wilt dit onthouden! ' Aanvragen om spreekbeurten, proefnummers, beginselprograms of ander propagandamateriaal in het algemeen te richten aan; Bureau Landbouw en Maatschappij te Ruïne r w o 1 d! Afdeelingen in: Groningen, die den heer De Lange als spreker wenschen, richten hun verzoek daartoa tot den heer B. Meihuizen, secr. Groninger Boerenbond te Wildervank; in Drenthe tot den Jac. ter Haar Ez., Ruinerwold; in Friesland tot den heer G. Miedema te Stiens, secr. Fr. Agr. Bond; in Overijsel tot den heer H. Kool, seor, Overijselsche Boerenbond te Bergentheim; in Noord-Holland tot den heer Jae. Clay te Vijfhuizen, secr. Noord-Hollandsche Boeren, bond; in Gelderland en Noord-Brabant tot den heer D. C. Walvoort te Winterswijk, secr. Zuidelijke Agrarische Bond. Het is vooral gewensoht om vroegtijdig genoemden spreker te vragen, omdat anders zeer wel de mogelijkheid bestaat, dat zijn spreekbeurten bezet zijn. Da kosten zijn niet hoog en voor alle plaatsen gelijk. * ♦ * Aangaande den nood van vele hypotheekboeren werd, als uitvloeisel van het besluit van het hoofdbestuur, een uitvoerig adres aan den Min. van Justitie gezonden. J.l. Zaterdag werd vanwege het Dag, Bestuur van den Nationalen Bond een adres inzake de omzetbelasting verzonden aan den Min. van Financiën. Afschriften werden gezonden aan den Min. v. Economische Zaken en de leden der Tweede Kamer. In dit adres werd vooral aangedrongen op vrijstelling van genoemde belasting voor boter, kaas en vleesch. Met voldoening zullen de veehouders vernomen hebben, dat de pot van het Crisiszuivelfonds eindelijk zal worden leeggestort in hun meerendeels leege portemonnaies. Of de verdeeiing allen bevredigt, betwijfelen wij. Toch zal de f5 per koe door allen welkom worden ontvangen. Da zoutersmestars kijken ook reeds verlangend uit .naar Den Haag of het stabilisatóefonds ook eindelijk wat meer zal geven, teneinde tot de kosten van 4 pond meel plus 10 cent te komen, welke als richtprijs werd gesteld. Het deed ons inmiddels genoegen, dat Min, Verschuur zijn goedkeuring hechtte aan het besluit van de C.Z.C. voor boven aangehaalde uitkeering. Zooals onze lezers bekend zal zijn, werd voor eenigen tijd per adres door onze organisatie op spoedige uitkeering aangedrongen. In het volgend nummer zullen de namen der agenten inde verschillende afdeelingen worden gepubliceerd. JAC. TER HAAR Ez. Zie vervolg op pag. 2.

Schaper contra Smid Van den heer J. H. Schaper ontvingen wij het onderslaand artikel als antwoord op het artikel van den heer Smid in ons no. van 10 Aug. Dc heer Schaper verzocht ons daarbij het ongeveer op dezelfde plaats als het artikel van den heer Smid te plaatsen. Terwijl wij aan dit verzoek gevolg geven, laten wij er tevens een onderschrift van den heer Smid op volgen. Een ernstig wederwoord aan den Heer ]. Smid, te Voorburg. Na een vacantieverblijf vaneen paar weken ineen plaatsje ten plattelande, las ik in het artikel van c’en heer J. Smid in dit blad over mijn Kamer-redevoering van 21 Juli j.l. Dat hij het gesprokene inde Kamer overeen zóó gewichtig onderwerp als de Landbouw-Crisisw et nog moest nagaan na een attentie „van bevriende zijde” verwondert mij wel eenigszins, maar dat is zijn zaak. Inde Kamer heb ik gewraakt, dat een man ais de heer Smid ongeveer zeide, dat het thans heerschende systeem schijnt te zijn: „Leve de slampamper en de flinke werker er onder”, en dat hij daarmede den landbouwenden stand ophitste tegen de stedelingen. Op grond hiervan noemde ik hem inderdaad een amateur-opruier, een betiteling, waarmede de vrienden van den heer Smid inde Tweede Kamer, ons hebben willen doodverven, zij het onder ander verband. Welnu, de heer Smid geeft toe, dat de Asser Crt. vrij goed op deze wijze zijn betoog weergaf. Dit nu is in ’t bizonder vaneen man als dezen heer te veroordeelen. Als een robuste landman in zijn gerechte verontwaardiging zulk een uit val jegens de stedelingen en die bedoelt men hierbij toch stellig doet, dan heeft men de neiging, om dat te vergoelijken. Wanneer echter een beschaafd en bekwaam gewezen ministerieel ambtenaar zooiets zegt, dan is dat als een minderwaardige aantijging en als een opruiing der boeren tegen de stadsarbeiders te kwalificeeren. Dat de heer Smid uit heilige aandrift voor den boerenstand optreedt, is aan te nemen en te prijzen. Dat deden en doen ook anderen; dat deed ik 21 Juli inde Tweede Kamer ook men leze daar maar eens de Handelingen (bladz. 167 e.v.) op na! Maar noblesse obligo, adeldom legt verplichtingen op en men speelt met vuur, als men op deze wijze den arbeider verdacht maakt tegenover den boer. Zeker zijn er onder de steuntrekkende arbeiders veel slampampers, zijn ze er onder de oude en jongere boeren niet? Overal is onder het koren kaf. Maar ik ben overtuigd, dat verreweg de meeste arbeiders liever door werken loon verdienen, dan voor veel minder geld te gaan stempelen, al is goede controle altijd noodig. Wat zouden de boeren, wat zou de heer Smid zeggen, als ik uitriep als volgt; De eene boerderij na de andere vliegt in brand, dat is geen zuivere koffie en waarom zou men die brandstichters ten plattelande dan nog helpen? Met verontwaardiging zou men zeer terecht antwoorden: al is er eens een vermoedelijke brandstichter onder de boeren, die vormen een zeer geringe minderheid en daarnaar mag men geen boelen stand diskwalificeeren of verdacht maken! Zoo ongeveer is het ook hiermede. De boer wordt nu opgezet tegen den stedeling. Maar lijkt het stadsleven van den arme den plattelander zoo aanlokkelijk toe? Meent hij, dat het zooveel gelukkiger leven is in die menschenpakhuizen, waar men alles koopen moet en

de twijfelaehtige genoegens van het overdrukke stadsleven medemaakt, dan te leven inde altijd toch nog veel rustiger omgeving ten' plattelande, waar men tenminste allicht de ruwe kost heeft? De heer Smid meene niet, dat ik dat landleven met zijn zorgen en zwaren arbeid niet ken. Sedert ik de stad Groningen metterwoon verliet, koos ik steeds een dorp tot woonplaats en Steeds aan den rand. Wekenlang logeerde ik inden drukken zomer bij een kleinen boer in Friesland en ook andere familierelaties leerden mij dat leven kennen. De boer betaalt invaikUteitspremie voor zijn arbeiders, zeker. Maar stelden de sociaal-democraten niet voor om de kleine ondernemers, dus ook de kleine boeren, daarvan vrij te stellen? Bepleitten bovendien wij, socialisten, ook niet de ouderdomspensionneering voor alten, die daaraan behoefte hebben? Getuigde niet in April 1912 reeds een landbouw-deskun. dige als de beer Teunissen ineen rede te Hoorn (zie het verslag der Hoornsche Crt. van 9 April 1912): „Aan de sociaaldemocraten komt de eer toe, wat het pachtcontraet betreft, den eersten stap te hebben gedaan om een ernstige verbetering te brengen”, n.l. door indiening vaneen ontwerp-pachtwet inde Kamer? Deden wij sedertdien iets anders? Er is geen voortdurende overeenstemming tusschen betgeliï heer. Smid ten aanzien van dit alles wil en hetgeen wij willen.; Wij hebben met alle groepen van verdrukten te rekenen en kunnen geen maatregelen toejuichen, die de eene groep onnoodig treffen ten gunste van de andere. Misschien tasten wij wel eens mis, maarde goede wil dient erkend te worden door ieder onpartijdig man. Over de vrijhandelsgedachte en de bescherming valt ook te spreken. Of de liberale sprekers te Stadskanaal daarover beter oordeelen dan wij, is de vraag. Karl Marx heeft op den vrijhandel zijner dagen zeer 'gesmaald! Ophitsing tegen de socialisten en de stedelingen, koketteieren met de fascisten is het domste wat de boer kan doen. Ik kan nu op dit alles niet nader ingaan, ik ben naar ik vrees al te lang. Laten echter de zelfstandig denkende kleine en middelbare boeren eens over dit alles nadenken. En zorge de heer Smid, met zijn eervolle loopbaan als landbouw-deskundige zijn heil louter te zoeken in degelijke argumentatie en niet in uitvallen, als gedaan te Stadskanaal. U dankend voor de plaatsruimte, toeken ik hoogachtend, J. H. SCHAPER. Voorburg. Onderschrift. De heer Schaper raadt mij aan het slot van zijn artikel aan, mijn heil louter te zoeken in degelijke argumentatie en niet in uitvallen als te Stadskanaal gedaan. Ik meen dezen raad niet noodig te hebben. Wie alles, wat ik inde laatste jaren heb geschreven en gesproken, nagaat, zal, dunkt mij, moeten erkennen, dat het een en al argumentatie isl Deze argumentatie heeft echter, naar mijn meening, te weinig gehoor gevonden, speciaal in sociaaldemocratische kringen. En met hel oog daarop acht ik een forsch woord ten volle geoorloofd, mits dit forsche woord waarheid bevat en door de argumentatie wordt gedekt. Beide is m.i. ten aanzien van wat ik te Stadskanaal heb gezegd, het geval, zoodat ik daarin ook thans nog niets onbehoorlijks kan zien. Het forsche, door mij gesproken woord, is blijkbaar echter op het eerste gezicht door den heer Schaper misverstaan en heeft hem daardoor geïrriteerd. Ik kan mij zulks begrijpen. Wat ik vaneen man met een ervaring in deze dingen als die heer Schaper echter niet begrijp, is, dat hij, voor hij tot bestrijding overging, niet

eerst zijn toorn heeft laten bekoelen. Hij zou dan ongetwijfeld vermeden hebben, iels anders te bestrijden dan wat ik heb gezegd. i Ik heb n.l. niet gezegd, dat alle werklooze arbeiders slampampers zijn, maar alleen, dat het huidige systeem de combinatie van de vrijhandelsgedachte met de heerschende sociale opvattingen —de strekking heeft, flinke menschen tot slampampers te maken. En dit geldt niet alleen van arbeiders, die werkloos worden, maar ook van landbouwers, die in hun wanhoop er toe komen, hun boerderij in brand te steken. Ik wijt een en ander echter niet aan de betrokken personen, maar aan het bovenbedoelde, door de sociaaldemocratie inzonderheid in bescherming genomen systeem, waardoor de werkloosheid wordt bevorderd en onze boeren tot wanhoop worden gebracht Ik heb voorts niet anders dan waardeering voor de moeite, die de heer Schaper zich geeft, om de verhoudingen in den landbouw te begrijpen. Toch meen ik hem er op te moeten wijzen, dat er twee omstandigheden zijn, welke het voor sociaaldemocraten moeilijk maken, de zaken te zfen-, zooals zij werkelijk zijn. Inde eerste plaats de socialistische theorie, die de fout begaat, niet alleen den landbouw, maarde geheele maatschappij te bezien dooreen stedelijke en industrieele bril, met het gevolg, dat men noch van den landbouw noch van de maatschappij een juist begrip krijgt. Inde tweede plaats de socialistische praktijk, die heeft geleid en noodwendig moest leiden tot uitbuiting van het land door de stad. Wil men dit kwaad voldoende herstellen, dan zal de levensstandaard der niet-landbouwende bevolking moeten dalen. Nu begrijp ik, dat een actie in deze richting voor de sociaaldemocraten moeilijkheden met zich brengt. Toch belmoren zij m.i. te begrijpen, dat het beter is, deze moeilijkheden dapper onder de oogen te zien, dan de sociale rechtvaardigheid met voeten te treden en de domheid te begaan, de landbouwende bevolking inde armen van het fascisme te drijven. In plaats echter van de begane fouten ruiterlijk te erkennen, en het roer geheel om te gooien, is de S.D.A.P. er op uit, de verhoudingen inden landbouw voor te stellen, niet zooals zij werkelijk zijn, maar zooals ze zouden moeten zijn, om te passen hij het sociaaldemocratische standpunt. Teekenend in dit opzicht is de strijd, dien de sociaaldemocraten naar zij zeggen voeren tegen het grond- en hypotheekkapitaal en waarop de heer Schaper zich beroemt in zijn opmerking over het pachtvraagstuk. Men wekt bij het groote publiek de voorstelling, als zouden grond en hypotheken grootendeels in het bezit zijn van groote kapitalisten. Wie de feiten onder de oogen ziet, weet efchter wel anders. Onze bodem behoort voor ; een zeer groot deel aan kleine bezitters en met de hypotheken is het niet anders. , Wat deze laatste betreft, kan er niet ge-1 noeg op gewezen worden, dat meer dan de helft der landelijke hypotheken he■ hoort aan spaarbanken, levensverzekei ringmaatschappijen en pensioenfondsen. ) Zoodoende komt de strijd der sociaall democratie tegen grond- en hypotheek. kapitaal ten slotte neer op een Strijd , tegen kleine bezitters, die hun bezit vcelt al door noeste vlijt en spaarzaamheid i hebben verworven. Ik wil niet i ontkennen, dat inzake het pachti wezen enkele excessen kunnen wors den weggenomen en dat maatregelen tot t het uitstellen! van executies noodig zijn, t maar wil alleen beweren, dat de land-

INGEZONDEN MEDEDEELING. SMirH’S KQfclE- ... bouw niet gezond is Ie maken, zoolang men de prijzen van de landbouwproducten niet op dezelfde wijze wil doen palen als die van stedelijke producten en diensten. De landbouwers verlangen geen bevoorrechting boven de stedelijke bevolking. Zij willen alleen behandeling op gelijken voet. En zoo lang dit niet geschiedt, kan de S.D.A.P. niet als verontschuldiging doen gelden, dat zij biji haar landbouwpolitiek ook rekening heeft te houden met andere groepen. ij Alles wel beschouwd, meen ik de sociaaldemocralie ernstig te moeten aanraden, bij de bestudeering van de agrarische vraagstukken uitte gaan van de feilen en niet van partijprogram of partijbelang, Zij zal dan moeilijk kunnen blijven ontkennen, dat de verbetering van den levensstandaard inde steden voor een belangrijk deel is verkregen door onze landbouwende bevolking onrecht te doen. En dat, als er verwijdering komt tusschcn stad en platteland, dit niet de schuld is van hen, die op dit onrecht wijzen, maar van de S.D.A.P., die voor dit onrecht de oogen sluit. Ik merk hierbij nog op, dat ik verbetering van de levensvoorwaarden der stedelijkc arbeiders op zich zelf toejuich. Waar ik echter legen op kom is, dat dit hoofdzakelijk is geschied ten koste van de landbouwende bevolking. Voorts waardeer ik, dat de sociaaldemocraten zijn voor ouderdomspensioen. Dit past geheel bij de wenschen, welke ik op sociaal gebied heb. En ten slotte meen ik naar aanleiding vaneen inden aanhef door den heer Schaper gemaakte opmerking er even op te moeten wijzen, dat ik gedurende de maand Juli weinig thuis ben geweest, zoodat ik de Handelingen niet kon inzien en waarschijnlijk van den aanval van den heer Schaper op mij niet tijdig kennis zou hebben genomen, indien men er mij niet op had gewezen. ,■ J. SMID. k Nederlands opzegging van het tariefbestand. Men kan onze tegenwoordige Regeering niet van gebrek aan voortvarendheid beschuldigen. Zij heeft daarvan dezer dagen weer blijk gegeven door de opzegging van het eenige maanden geleden met het oog op de Londensche conferentie gesloten tariefbestand, waardoor Nederland, nu de conferentie is mislukt, zijne volle vrijheid van handelen over eene maand zal hebben teruggekregen. Het Alg. Handelsblad zegt daarvan het volgende; * „Onder hen, die te Londen onvermoeid gastreden hebben voor het verkrijgen van stabilisatie der monetaire betrekkingen en een vermindering van de belemmeringen van den internationalen handel, behoorde onze ministerpresident tot de leidende figuren. Hij, de voorzitter der Economische Commissie, liet niets na ten einde te trachten eenig gunstig resultaat te bereiken. Nu echter al de moeite die dr. Colijn en zijn strijdgenooten ter Londensoha Conferentie aanwendden, om den weg naar gezonde internationale financieele en economische verhoudingen te plaveien niets mocht baten, heeft het geen zin de zaken mooier voor te stellen dan ze zijn. Zulk een komediespel ligt ons land, ligt ook iemand ■ als dr.