Het resultaat der Veetelling en de prijzen der voedergranen.

De Crisis Rundvee-Centrale deelt made; t i Uit de thans bewerkte gegevens, geput uit de door de C.R.C. uitgevoerde telling van den Nedc-rlandsehe rundveestapel blijkt, dat deze veestapel op 1 Juli 1933 bestond uit: Stieren ouder dan 1 jaar 39832 Melk- en kalfskoeien le kalfs 335348 Melk- en kalfskoeien 2e kalfs 283594 Melk- en kalfskoeien 3e kalfs 258492 Melk en kalfskoeien oudere 574877^ Drachtig jongvee, ouder dan 1 jaar 36756z Gust jongvee, ouder dan 1 jaar 244097 Mannelijk jongvee, jonger dan 1 jaar 95651 Vrouwelijk jongvee, jonger dan 1 jaar 516391 Mestkalveren 50909 Vee, bestemd om vet te maken en niet vermeld in andere rubrieken 110477

toename toename 1910 1921 1930 1933 ’3O-’33 ’3O-’33 in pet. in aantal Totale veestapel 2.026.943 2.062.771 2.366,066 2.877.230 21.6 511.164 Sorinastieren 23.309 25.785 26.453 39.832 50.58 13.379 Melk- en Kalikoeien 1.068.361 1.085.713 1.298.736 1.452.311 11-83 153-575 Mestkalveren 47.086 19.597 38.548 50.909 32.07 12.361 Mestvee r6n 97.688 63.432 80.879 110.477 36.60 29.598 Jongvee ouder dan 1 jaar 389.339 371.436 , 419.417 611,659 45.84 192.242 Jongvee jonger dan 1 jaar 401.160 496.808 502.033 612.042 21.91 110.009

Tot zoover het verslag der Crisis Rundvee- Centrate. Het komt ons voor, dat bovenstaande cijfers bijzondere aandacht verdienen, inzonderheid ook (met bet oog op de door de Regeering genomen maatregelen inzake de vcedergranen. Toen in 1929 de prijzen der granen plotseling tot ongekende laagte daalden, werden al heel spoedig maatregelen genomen, om de tarweprijs te steunen. Ten aanzien van de andere granen bleef die steun uit, vooral omdat men meende, daardoor schade aan de veehouderij toe te brengen. Dit is o.i. een zeer verkeerd standpunt geweest. Indien men toen had toegepast het systeem, dat een paar jaren later de Boerenbonden aan de hand hebben gedaan, of dat, hetwelk thans door de Regeering wordt toegepast, zou het tijdelijk nadeel voor de veehouderij al heel gering zijn geweest, terwijl daartegenover staat, dat de akkerbouw niet zoo inde put zou zijn geraakt en de lage prijzen der voedergranen ten slotte ook niet de veehouderij in moeilijkheden zouden hebben gebracht. Wat de rundveehouderij betreft, spreken de resultaten der veeteiling boekdeelen. Het aantal melkkoeien is in 3 jaar tijds toegenomen met bijna 12 pet. Dit is echter nog het ergste niet. Bij het jongvee ouden dan 1 jaar zien wij een vermeerdering van bijna 44 pet. en bij dat beneden 1 jaar van bijna 22 pet. Dit jongvee is voor een groot deel na een of twee jaar ook weer melkvee als geen krachtige maatregelen tot beperking worden genomen. Waarvan is nu die sterke toeneming van den rundveestapel het gevolg. Hoofdzakelijk slechts van de goedkoopte der voedergranen en Uit „De Standaard** „De Standaard” en ons standpunt. „De Sta n da a – d” bespreekt ineen driestar een bezwaar dat van industrieele zijde geopperd wordt tegen het omhoog brengen van de prijzen van de landbouwproducten, omdat daardoor de kosten van het leven worden verhoogd, terwijl de loonen naar beneden, moeten. Ofschoon het blad erkent dat aan dit bezwaar aandacht moet worden geschonken, meent het toch dat bij de geopperde bedenking een en ander over het hoofd wordt gezien ©n het wijst daarbij vooral op de drie volgende punten: „Inde eerste piaals moet men zich de gevolgen trachten te realiseeren die te duchten zouden zijn indien de Nederlandsche bodemcultuur ten onder ging. Die gevolgen zouden eenvoudig vreeselijk zijn. Ook tenslotte voor de industrieele, sterfelijke bevolking. Voorts moet men in aanmerking nemen dat door den Regeeringssteun voor den landbouw niet meer verkregen wordt dan een belooning die de productiekosten dekt. Dat de loonen in den landbouw relatief laag zijn, dat de massa der kleine boeren op een, met andere bevolkingsgroepen vergeleken, laag peil leeft, weet ieder. En dat nog niet meer groote boeren ten onder zijn gegaan, danken zij niet aan de bedrijfsuitkomsten van de laatste jaren! Eindelijk bedenke men vooral, dat er allengs ook ten onzent een groote onevenwichtigheid was ontstaan tusschen loonen en prijzen in nijverheid, handel, overheidsbedrijven en diensten ©enerzijds, en loonen en prijzen inden. landbouw anderzijds. Daarom is het, gegeven de huidige toestanden en verhoudingen, onvermijdelijk, dat het aanpassingsproces, waarover wij hierboven spraken, gepaard gaat met ©en prijsverhooging van eenige landbouwproducten. Dus druk van twee kanten? Inderdaad, laat men de feiten maar niet verdoezelen.” Tot zoover De Standaard. Wij behoeven niet te zeggen dat daarmee ons standpunt vrij juist is weergegeven. Ook wij hebben herhaaldelijk betoogd, dat de loonen, speciaal in da beschutte bedrijven en de prijzen der landbouwproducten zich naar elkaar toe moesten bewegen, doordat de prijzen der landbouwproducten werden verhoogd en de loonen verlaagd. Boekbespreking. Wij ontvingen een nieuwe druk van de Lijst van Offieieele personen, instellingen en ver©enigingen op land- en tuinbouwgebied. Naast eenige nieuwe crisis-instellingen op land- en tuinbouwgebied en nieuwe commissies voor dein uitvoer van landbouwproducten, is deze lijst aangevuld met esn volledige opname van bonden en afdeelingen, aangesloten bij de Nationale Bond Landbouw en Maatschappij, nader het hoofd Samenwerkende Boerenbonden in Nederland. De opgave voor deze lijst moest in April ongeveer geschieden.. – Aangezien toen de Nationale Bond nog niet was geformeerd, is het hoofd genomen waaronder onze organisatie geruime» tijd bekend stond. Blijkens de opgaaf in genoemde iijst bedroeg in 1933 het aantal landbouworganisaties 2361

De rundveestapel telde op genoemden datum dus 2877230 dieren. Het aantal melkkoeien bleek 113865 stuks grooter dan volgens dein Juni 1932 vanwege de Crisiszudvelcentrale gehouden melkveetelling. Deze gaf een totaal van 1338446 melkranderen; de thans gehoudene daarentegen van 1452311 stuks. Een vergelijking met de door in 1910, 1921 en 1930 plaats gehad hebbende tellingen verkregen i resultaten geeft het volgende beeld waaruit blijkt, hoe in sterke mate de Nederlandscho rundveestapel in het bijzonder tussehen 1930 j en 1933 in aantal is toegenomen. Bij gelijke afzetmogelijkheid van zuivelproducten zou dus reeds een teveel aan melkvee vastgesteld moeten worden; in het licht van de zeer beperkte afzetmogelijkheid is een inkrimping van den melkveestapel ten zeerste geboden.

wel langs tweeërlei weg. Inde eerste plaats is ©en groote uitge strektheid bouwland omgezet in grasland. Daai de statistiek in dezen niet bij is, is de opper vlakte niet precies aan te geven. Alleen zij ver. meld, dat volgens de landbouwverslagen var 1929 tot 1931, dus in twee jaren, de oppervlakte blijvend grasland toenam met ruim 38000 H.A Waarschijnlijk echter Is de toeneming vee grooter geweest, daar de ervaring heeft ge. leerd, dat groote veranderingen inde praktijk niet in vollen omvang inde statistiek tot uiting komen, omdat velen, die de opgaven verstrekken de neiging hebben, zach aan de vroegere cijfers te houden. Intusschen schuilt het kwaad nog niet zoo zeer inde uitbreiding van het grasland, als wel in het houden van meer vee op dezelfde oppervlakte door het vervangen van gras en hooi door krachtvoer. En als men hierbij voorts ook nog in aanmerking neemt, dat het vee hetwelk men houdt, door de goedkoopte van het kradhtvoer sterker wordt gevoerd, dan is het zeer verklaarbaar, dat de goedkoopte van de voedermiddelen heeft geleid tot een veel te groote melkproductie. Dat men dit gevaar een drietal jaren geleden, toen de afzetmogelijkheid voor zuivelproducten nog vrijwel onbeperkt was, niet voorzag, is verschoonbaar. Maar dat men thans in veehouderskringen het funeste van goedkoope prijzen van het krachtvoer voor de rundveehouderij niet inziet, moet verwondering baren. Het is te hopen, dat de door de Crisis Rundvee-Centrale gepubliceerde cijfers tot betijr inzicht mogen leiden. Wij zien bet dan gebeuren, dat uit veehouderskringen zelfs stemmen opgaan, om ook de eiwitrijke voedermiddelen te belasten. met 214.544 leden. Wij zouden willen waarschuwen tegen het klakkeloos overnemen dezer cijfers. Hieruit toch zouden argelooze lezers, vooral stedelingen, de conclusie kunnen trekken dat alle landbouwers lid zijn vaneen organisatie, aangezien steeds gezegd wordt dat ons land 200.000 boeren telt. Helaas is dat nog steeds niet het geval. Nóg zijn er, ondanks de hardnekkige crisis, verschillende landbouwers te vinden, die wars zijn van organisaties, die dus anderen de kastanjes uit het vuur laten halen, maar wèl met de voordeelen willen gaan strijken. Het zijn veelal juist de mensohen die graag overal op- en aanmerkingen maken en de voormannen in hun omgeving en elders niet op hun voordeeligst uitschilderen. Mogen ook deze menschen eenmaal tot de erkenning komen, dat het niet aangaat, zélf niets te offeren en anderen ook voor hen het werk te laten doen. Zijn er dan geen 214.544 georganiseerde landbouwers? Helaas neen! Hoeveel dan wel? Wij weten het niet, maar wel is heit ons bekend, dat verschillende landbouwers lid zijn van 2 of 3 organisaties en dus ook twee- of driemaal worden geteld. Daarom meenen wij te mcc.cn waarschuwen tegen het klakkeloos overnemen van het getal 214.544 georganiseerde boeren. Voor hen, die hebben te maken met tal van veireenigingen of adressen wenschee op landen tuinbouwgebied, is deze lijst een baken in zee. Het boek is verkrijgbaar voor den prijs van f I. bij de Algemeen© Landsdrukkerij te ’s-Gravenhage en kan tevens besteld worden bij de plaatselijke postkantoren. Vacantie op het land. Morgen, is de groote dag, Dat ik weer naar school toe mag, De vacantie is weer heengesneld, De heele tijd waren we bijna in het veld. Oude mannen, vrouwen en kinderen, . Allen hielpen bij bet veldgewas. Terwijl jonge, sterke mannen, Zitten bij de waterplas. Zoo is ons Neerlandsch arbeid ingedeeld, Dat de kracht des levens zich verveelt. ’t Is zwemmen, roeien, springen, muziek en bal, Sport is het overal. Ja, ’t is gewis, Alsof het altijd kermis is. Geen zorgen voor de natuur, Geen zorg voor de wintervoorraadschuur. Dat is slechts de plicht van den boerenstand, Bewerken zonder loon het vruchtbaar land. Daarbij de zorg voor oud, invalide en ziek, Daarom is zoo noodig een goede kliniek. Waar, in deez’ zieke maatschappij, De boer verlost wordt van deez’ slavernij. Wedderveer. TEELKE DINKLA, 12 jaar. Bovenstaand gedicht, geschreven door het 12-jarig dochtertje vaneen onzer leden, geeft een eigenaardigen kijk op den invloed, dien de ontreddering van ons platteland maakt op de kinderziel Red.

AAN DE FRIEZEN. De boeren en tuinders, die ongeloofelijk hard werken en voor hun producten, inden letterlijkslen zin in het zweet huns aanschijns gewonnen, geen prijzen kunnen bedingen, ondanks allerlei steunmaatregelen die hun arbeid probeer en loonend te maken, zijn aan wanhoop ten prooi. Als de Nederiandsche boer niet door aard en ervaring berusting had geleerd, als het platteland in het algemeen niet godsdienstig was, als er eenige fanatieke boerenleiders opstonden, die verstonden het opzwiepende woord te spreken, dan zou er groot gevaar gaan bestaan, dat een opstandige gezindheid zich van de boerenbevolking meester maakte, dat belasting en pachtbefaling-staking aan de orde zou komen, verzet tegen executies, weigering om de hypotheekrente op te brengen, enz. Er leeft op den bodem der boerenziel een zoo groot gevoel aan moedeloosheid, bitterheid, geslagenheid, dat onze stedelijike bevolking goed zal dioen, niet onverschillig of spottend tegenover de groote ellende van het platteland te staan. Aldus schreef eenigen tijd geleden Prof. Casimir in De Telegraaf, welks woorden toch wel getuigen vaneen begrijpen van wat er momenteel op het platteland gebeurt. Jammer, dat diergelijke stukken zoo weinig in onze groote bladen worden toegelaten, want wij moeten steeds weer aan, onze nooden ain de stedelijke bevolking kenbaar maken, wil men er ten slotte eenig geloof aan hechten en ook ; eenig besef van den tegenwoordigen plattelandstoestand krijgen. Maar gelukkig, de tot nu toe pikdonkere plattelandsbemel begint te helderen. Wij hebben nu het crisiagraanbesluat, wat in hoofdzaak hierop neerkomt, dat met de opbrengst van het invoerrecht van buitenla ndsch graan, de binnenlandsche graanteeit jn zijn geheel wordt gesteund. Laten de veehouders nu niet mokken en aanvoeren dat het krachtvoer zooveel duurder.wordt. Dit zat zich vlug ' genoeg aanpassen. Men leze hiervoor nog eens het hoofdartikel in No. 2 van dit blad. Verder hebben wij gekregen een fruitmono- j polie, wat een tamelijk groot invoerrecht beoogt bij het importeeren van buitenlandsch | fruit, ten gunste van onze fruitkweekers. En ten slotte, (schrik niet lezer, wanneer U het nog niet weet) gaan wij aan het potverteeren. De 8 millioen ingebonden melkgelden ; worden onder de veehouders verdeeld en komt neer op een uitkeering van ongeveer f5. per koe. Oorspronkelijk scheen de bedoeling te zijn met deze 8 millioen een gedeelte van het j overtollige vee aan te koopen, doch dit gevaar j schijnt door den druk dier belanghebbenden te , zijn afgewenteld. Het zoa ook wel het toppunt van economisch wanbeleid zijn geweest, om het overtollige vee bij den boer op te koopen en te betalen met gelden, wat hem voor een gedeelte al rechtens toekwam. De buitengewone hooge contrólekosten voor ; een richtige naleving van verschillende regee- ; ringsmaatregelen, (welke vaak ook nog geschiedt door merischen,' die van het maatschappelijk en economisch leven ten platteland© niet het minste benul hebben), is een doorn in het oog der werkers, die met hard werken ‘ nog geen droog brood kunnen verdienen. Men verandere deze hoogst ongewenschte methode. 1 Het wordt ten hoogste tijd. , Inde oorlogsjaren is wel gebleken dat onze geheele Nederiandsche bodem bij volkomen , stilstand van den import, (zooals dat toen was), intensief moest worden bewerkt om de be- . volking van voedsel te voorzien. Doch een intensieve bodemcultuur en een overvloedige import (zonder export) moet op een prijsdébacle uittoepen. Daarom meen ik, dat naast een invoerbeperking van producten, welke wij hier . zelf kunnen verbouwen, ook een beperking van ‘ kunstmest en krachtvoer behoort te worden toegepast, wat toch ook ©en groote inkrimping der melkproductie teweeg zou brengen. Had men dit eerder toegepast, dan hadidien wij nu niet met zoo’n geweldige overproductie ' en daardoor waardeloosheid van verschillende , producten gezeten. Al naar behoefte had men dan weer kunstmest en krachtvoer kunnen toelaten, om langzamerhand bij importstilstand tot intensieve bodemcultuur te komen. Wanneer men twee ongelijike hoeveelheden heelt, is de vlugste manier om deze gelijk te maken, van het eene wat al en dat bij het andere, maar niet eerst alles bij elkaar en dan in tweeën verdeelen. Zoo is het ook met gelijkschakeling van belooning in bedrijven en diensten. Het deel der bevolking dat zijn belooning vindt in het uitoefenen van diensten, ontvangt veel meer dan dat deel wat zijn belooning probeert te vinden in het uitoefenen van bedrijven en wel zeer speciaal inde boerenbedrijven. Wat is nu eenvoudiger dan dat men die belooning in diensten iets vermindert (salarisverlaging) en de belooning inde bedrijven jets verhoogt door productieprijszetting. Hoe deze verhoudingen nu staan ten opzichte van ©en bepaald indexcijfer b.v. van voor den oorlog, doet weinig ter zake, als ze maar onderling niet te veel verschillen of nog liever, als ze maar onderling gelijk zijn. De gezamenlijke boerenbonden trachten in deze ongewenschte verhoudingen verandering te brengen. De stam van onze beweging is in zeer vruchtbare aarde gezet. Er zijn vele dingen die verandering en verbetering behoeven. Laat ieder Md intensief mede helpen, om den stam tot een krachtigen boom miet een groot en machtig bladerendak te doen uitgroeien. Wanneer ieder lid een lijst samenstelt van. adressen van personen, waarvan hij denkt dat deze iets voor onze beweging zouden kunnen gevoelen en hij stuurt deze lijst op naar onzen secretaris, den heer G. Miedema te Stiens, dan zal deze zorgen dat die adressen eenige keeren „Landbouw en Maatschappij” krijgen toegezonden en ook „Het Program der Boerenbonden”. Na eenigen tijd kunnen die menschen dan nog eens door onzen propagandist worden bezocht en krachtdadig tot lidmaatschap worden aangespoord. Het kan niet anders of het aantal leden zal in korten tijd verdubbelen, tot heil en versterking van den na tl or. alen boerenbond, niet alleen, maar meer nog tot heil en financieele versterking van U zelf. Want dan alleen zal ons Nationaal Hoofdbestuur verbetering kunnen bepleiten, wanneer het een sterke macht (dus een groot aantal leden) achter zich weet. Dus laat ieder lid afzonderlijk het zijne doen, opdat wij gezamelijk uit den poel der ellende van dezen voor ons zoo buitengewonen plechten economischen tijd geraken, S. VELLINGA, Leeuwarden.

Uit het dagboek vaneen taxateur. Midden Juni 1933 Wij hebben vandaag een heele marseh gehad, inspecteur Grommen en mijn persoon, Reeds vroeg waren we op de fiets gestapt; Grommen had toen al den tocht naar mijn huis afgelegd. Echter, Grommen kan best uit de veeren komen, wanneer het de zaken voor zijn bank geldt. Het doel van onze reiswas eens diverse perceelen, waarop de bank hypotheek had, in ©ogenschouw te nemen en te zien of de hypotheek in dezen crisistijd nog door overwaarde gedekt zou zijn. Hiervoor hebben we heel wat kilometers afgepeddeld langs straat- en grintwegen, over fietspaadjes en karresporen, door dorpjes en gehuchten, langs alleenstaande hoeven, dwars door de esscben en door groenlanden, waar we met de fiets op dén nek over slootjes moesten springen. Berst ging de reis wel. Het was nog vroeg en lekker koel. Doch bij het stijgen van de uren klom de zon hooger aan het firmament om ons om den middag te blakeren en te roosteren, zoodat het zweet ons van het hoofd parelde. Er was van ’t voorjaar veel geklaagd over het tekort aan liquide middelen bij den boer, doch, om eerlijk te blijven, ons kwam het wel wat overdreven voor, wanneer wede gewassen bezichtigden. Overal waar we kwamen leek het korengewas best, had zelfs een weelderige kleur, ofschoon dat diepe blauw ook wel aan ammoniak toe te schrijven zou zijn. De aardappelen waren al aardig uit den grond geschoten en lieten zich ook nog geen crisis aanzien. Alleen de graslanden, voornamelijk die, welke gehooid zouden worden, hadden andere jaren wel meer vrucht gegeven, doch deze achterstand kon ook wel op rekening van het weer gesteld worden; vooral de sterke nachtvorsten van dit voorjaar hadden hieraan veel schuld. En toch, hoe mooi het gewas en hoe mild de natuur de crisis Met zich geducht voelen, waar we kwamen. Wij namen eendge perceelen nader in oogensehouw, waarbij wij met den eigenaar in aanraking kwamen. Overigens vermeden we zooveel mogelijk, dat de naaste omgeving van de hypolheekschuMagen ons te zien kreeg, daar dit gewoonlijk het discrediet van zoo’n toch at zwakke cliënt maar onnoodig verhoogde. Dit geval betrof een groote boerderij, waarover de bank een aanzienlijk bedrag had beleend inde jaren, toen de hoog-conijunetuur nog heerschte. De eigenaar, een man van middelbaren Leeftijd, dien ik zelf aan de hypotheek geholpen had, stond als een goede boer bekend. Wij zijn met hem het land bijlangs geweest en zijn gewas stond er goed voor, zoodat men den indruk kreeg: „Nou, die redt zich dit jaar nog wel”. Hij zelf was gesloten en stug; men zag dan ook beter aan hem dan aan zijn vruchten, dat hij in zware geldzorgen verkeerde. Toen we van het land terugkwamen, namen wij het huis en de schuren eens op. Hét zag er haveloos uit; van buiten nergens geen verf meer op het hout, de deuren alle opgeschenen, scheefgezakt en slecht sluitend, eender muren werd door palen gestut, setourraampjes gebroken en nog veel meer kleinigheden. „Nu baas” vond Grommen, „je had je zaakje wel een beetje meer kunnen opknappen”. Doch nu kwam onze man los en verontwaardiging jnaakte hem welbespraakt. Waar of hij geld moest krijgen om de zaak door den timmerman en den schilder in orde te laten brengen. Oude rekeningen waren nog niet betaald. Van bet huis kon hij niet leven en het beetje geld, dat hij zoo nu en dan nog „maakte”, was bij lange niet voldoende om zijn bedrijf rond te laten loopen. Zijn vrouw had in geniimen tijd geen huishoudgeld gezien en hij wist niet, hoe of ze het klaar speelde, dat de winkel en de bakker haar nog borgen wilden. Mei had hij gehad met leege handen voor de bank. Met bidden en smeeken had hij uitstel gekregen om in November met de nieuwe de oude rente aan te zuiveren. Maar vanaf Mei moest hij rente van de rente geven. Of meneer de inspecteur dan nog kans zag en lust had de zaak op te knappen. Hij niet. Grommer kroop in zijn schulp. Hij had niet geweten, dat het zóó slecht met de zaken stond. De boer zijn vrouw kwam op ons toe. Ze had baar man gehoord en wist dat hij een driftkop was, waarom ze trachtte hem te kalmeeren en hem tegenover ons wilde verontschuldigen. ■ Mei den boezelaar aan de oogen deed de vrouw uitgeleide. We gevoelden de smart die hier geleden werd en weigerden bet kopje koffie niet, dat de vrouw ons aanbood. Tenslotte was de boer ook zoo kwaad niet, als hij zich eerst voordeed en we hebben hem onze medewerking beloofd en moed ingesproken voor de toekomst. Met den boezelaar aan de oogen werden wijdoor de vrouw uitgeleide gedaan met nog een laatste smeekbede, of ze stellig op onze hulp mochten rekenen. ,JHoe denk jij er over, Doorzicht?” vroeg Grommer mij, toen we een eind weggefietst waren. Ik wist hoe de zaken van den boer stonden. Ik wist ook, dat hij nog dik in het krijt- stond, bij den kunstmesthandelaar, maar ik zei het maar niet. „Och, indien er straks een ommekeer komt, dan haalt hij het wel, dunkt U dat ook niet? was mijn antwoord. „Ik ben er bang voor. Neen, ik zie bet ergste met hem tegemoet. Daarginder om de bocht van den weg zullen we even afstappen en de papieren eens inzien.” Zoo deden we. Grommer haalde uittreksels van rapporten en taxaties voor den dag. „jKijk”, wees hij met den vinger, „hier is je taxatie van 1923; dat is tien jaar geleden. Je hebt het geheel toen geschat op f35.000 en adviseerde een beleening van hoogstens f23 a f24.000. Hij heeft echter f25.000 gekregen met aflossing van f 500 jaarlijks. Dat beeft hij gedaan ook. En hier” – (hij bladerde andere papieren naar boven „en hier heb je 1929. Hier is d© verbintenis met 6 jaar verlengd. Hier is de hypotheek nog f22.000. Maar nu begint de misère. In 1930 kon hij niet meer aflossen, en zuiverde hij de rente aan. In 1931 ging het nog met hangen en wurgen met de rente, doch verleden jaar kwam de rente ook niet mee. De rente van 332 heeft hij nu to

! Mei aangezuiverd. Docli de met Mei verschenen rente blijft a! weer uit tot November. Als wij straks November hebben, zit de bank met hem met f22.000 en SVj pet, rente plus V* pet. boete van niet op tijd betalen, maakt 6 pet. of f 1320 plus nog de rente van de niet op Mei betaalde rente. Alles dus weer zoo’n f23.400. En waar schat je nu zijn spul op?” Gelijk had Grommer. Toch vond ik de vraag wat koud. Grommer was ©en echte geidkloppier voor zijn bank en de bank waardeerde zijn adviezen altijd hoog. Wanneer Grommer zei: „Executeeren. Weg met dat spul, U kunt er nu nog uit!”, dan deed de bank dat ook. „Nu”, vroeg Grommer weer, „toe nu eens. Hoe hoog schat je nu het spul?” „Om eerlijk mijn meening te zeggen. Het onroerend goed is geen f 20.000 meer waard”. „Kijk, zie je nu zelf wel, dat de bank hier al een strop aan heeft? Wellicht komt het niet eens tot 20 mille. Neen, dat gaat zoo niet langer”. „Maar” bracht ik er tegen in, „indien straks werkelijk eens een andere politiek over ons land gaat waaien, wanneer de boer werkelijk weer een bestaan krijgt, zoodat hij ook zijn verplichtingen kan voldoen, dan komt er toch, ook weer meer waarde in het land. Dan zou het toch een zegen voor dien man zijn als U hem nog eens met rust liet. Men moet ziehl ook eens in zijn toestand denken”. Grommer borg zijn papieren weer in zijn binnenzak en keek me een beetje vreemd aan. : Een spottend lachje krulde zijn lippen toen hij sprak: „Hoe heb ik het nou met je, Doorzicht? Beste kerel, je wordt sentimenteel, maar zal ik jou eens wat zeggen. Ik word door mijn principalen gezonden, die vertrouwen, dat ik naar bun best zal handelen. Aan hen ben ik ondergeschikt. Maarde directeuren zijn ook maar ondergeschikten. Die hebben ook weer principalen en dat zijnde beleggers, de aandeel- en pandbriefhouders. Voor hen moet de directie strijden. Neen, een hypotheekbank is geen philantropiscbe instelling”. „Pus u denkt?” vroeg ik aarzelend. „Ik denk, dat dezen herfst de boel maar aan den koop moet.’” „Maar, indien er nu werkelijk eens maatregelen ten gunste van den landbouw genomen worden, en daar lijkt het toch wel een jeetje naar, wat dan? Dan nog verkoopen?” Grommer sprong weer op de fiets en bromle: „Nu ja, dan kunnen we wel eens weer tijken. Als hij met November aan zijn verdichtingen kan voldoen ” Dit was één der gevallen op onzen inspectietocht. Nadien was Grommer niet zoo openhartig meer met zijn opinie tegenover mij. Ik rende hem echter te goed om aan zijn doen mi laten wel te kunnen zien, wat hij voor had met meerdere zwakke cliënten. Nu ik dit schrijf weet ik ook wel, wat er sal volgen. Den lui wordt het geld opgezsgd, wat de bank ten allen tijde kan doen. Dat staat te lezen inde artikelen, die in miniatuur-Iruk gewoonlijk op den achterkant van do hypofheekacte staan en die tooh nooit gelezen worden. Dan gaande hii in verlegenheid, om raad zoekende, naar Doorzicht, of „Meneer Doorzicht” en krijg ik een heel relaas van jeremiaden aan te hooren met het slot om toch mijn best voor ben te willen doen, opdat ze hun bezit mogen houden. Ik ben geen bankdirecteur of andere geldman, maar ik ben slechts een doodgewoon mensch met een hart, dat klopt. Bij dergelijke voorvallen klopt het wel eens buitengewoon hard! D. D- Een waardeerende stem uit Gelderland. In het „Geldersoh Vereenigingsnieuws”, het als bijvoegsel van het Alg. Ned. Landbouwblad verschijnend orgaan van de Geld.-Overijsselsche Maatschappij van Landbouw, klaagt „Grabbelaar” over het eenzijdig en kortzichtig groepsbelang, dat bij de beoordeeling van de door de Regeering beoogde graanpolitiek naar voren treedt. En hij laat op zijn klacht dan het onderstaande volgen: In sympathieke afwijking hiermede was het telegram dat de Drentsche Boerenbond naar Den Haag zond, waarin de regeering dank werd gébracht voor den nieuwen koers, dien ze is ingeslagen. Met een krachtige uitnoodiging op dien weg voort te gaan. De duizenden leden die deze bond in Drente telt, hébben voor een groot deel zeer zieker van duurdere granen in eersten aanloop geen baat te wachten. Dat ze desondanks toch dit standpunt innemen, bewijst dat ze in staat zijn de groote vraagstukken die hier in het geding zijn, te zien met een gezond „nationaal agrarisehen” bMk. Een woord van hulde aan den leider van dezen bond, den heer Smid, voor den opbouwenden arbeid dien hij in Drente kennelijk verricht heeft, is dan ook alleszins op zijn plaats. Want dat hebben wij inde eerste plaats noodig, de dingen zien in het verband van het groote geheel. Anders spatten we steeds weer uitéén in krakeelende en vechtende groepen. Tot spot van heel Nederland. Trouwens wij gelooven dat de belangen-tegenstelling tusschen akkerbouw en veehouderij hier zeer lijdelijk is. De „vlucht” van den akkerbouw naar de veeteelt, zooals we die in de eerste crisisjaren zagen, is voor de veeen zuivelbedrijven veel bedenkelijker geweest. Omdat ze mee aansprakelijk is voor de groote toename van den veestapel inde laatste drie jaren, welke bij de jongste telling aan het licht trad in meetbare verhoudingen. Hoe spoediger de graanbouw loonend wordt gemaakt, hoe meer grasland in streken met gemeng bedrijf weer tot bouwland wordt geniaa r, hoe meer kans de weidebedrijven maken, van zeer strenge beperking verschoond te zul en blijven. In dit kader zou een flinke soneurpremie zeer op haar plaats zijn. De onge en lage prijzen van de voedergranen hebbe in zuivere greide-streken een uitbreiding den veestapel inde hand gewerkt, ver boven normale verhoudingen. Ben lerugkeer tot meer normale toestanden, met gras en hooi ‘Us hoofdvoedering, en de granen als de aanvulling die ze oorspronkelijk waren, is nog geensans in tegenstelling met de vitale levensbelangen van de eenzijdige greidebedrijven.