28 Dec. 1933.

De Nederlandsche Veeteelt. Achterlijk ? Nieuwe deskundigen? Het schijnt zoo te zijn: de Nederlandsche veeboer is achterlijk; hij kan immers met produceeren voor de wereldmarkt. Eén ding is öus zeker; óf de voorlichters op veeteeltgebied hebben gefaald, o! de boerenstand is buitengewoon hardleersch. Daarom wil, volgens een artikel in Econ. Btat. Berichten, Dr. A. de Graaff, eender y.vrifhandelsmaniakken”, een extra leger van nieuwe voorlichters „den boer op sturen . Het zal dan mogelijk zijn, dat de boeren m korten tijd geleerd wordt voor wereldmarktprijzen loonend te produceeren met mindere voeding, meer kunstmestgebruik en betere indeeling van hun weiland. Uit het artikel van Dr. De Graaff kan men inde stad eens zien, welke „stomraerikken om erger woord te gebruiken die boeren toch zijn, waarvoor men zooveel „steun” betaalt. Nu is het treurig, dat onder deze achterlijke hoeren ook nog alle pioniers op fokgebied mannen met als het ware een wereldvermaardheid moeten worden geschaard. We komen daarop nader terug. Hoewel in vorige nummers van ons blad ideeën als van Dr. De Graaff reeds zijdelings zijn bestreden, kunnen we het artikel van genoemden heer toch niet zonder meer laten passeeren. In stedelijke bladen wordt toch herhaaldelijk de veronderstelling geuit, dat het betoog van Dr. de Gr. wel juist zou zijn, omdat uit den boerenstand tegen zijn artikel weinig was geageerd. In „De Boerderij” is reeds op overtuigende wijze' het geheele artikel weerlegd, maar onze Btedelijke bladen vermelden dat niet. De meening van Dr. de Graaff. Na eerst te hebben uiteengezet, dat de inkrimping van den veestapel niet behoeft plaats te hebben om het vleeschvraagstuk, tracht Dr. De Graaf verder aan te toonen, dat ook het melkvraagstuk de oorzaak niet kan zijn- Immers de boteruitvoer over de maanden Jan.— Sept. ’33 bedroeg reeds bijna het dubbele van denzelfden uitvoer over hetzelfde aantal maanden in 1932 en de vooruitzichten zijn gunstig. (Het gaat dus Dr. De Graaff hier meer om het aantal Kg. boter, dan wel om den prijs per Kg. boter, die uitgevoerd wordt.) Aan de rationaliseering van onze veeteelt ontbreekt nog veel, zeer veel, misschien zou men zglfs mogen zeggen, nog alles. (Dit tracht de schrijver aan te toornen met het citeeren van uitlatingen van anderen. Op die wijze kan men gemakkelijk iets bewijzen. Als die anderen echter ook geen deskundigen blijken, komt de uitspraak niet alleen op losse schroeven te staan, maar bekladdert men bovendien den goeden naam van duizenden veehouders. Dat zijn toch maar boeren, dus is het niet erg. Ter. H.) Door de groote verschillen, welke ér bestaan tusschen de melkopbrengsten van verschillende Idieren, n.l. 1500 Kg. tot 6000 Kg. en vetgehaltes van 2.40—3.60 pet., wordt aangetoond, dat nog groote verbeteringen pradisch mogelijk zijn. De gemiddelde melkopbrengst van het Nederlandsche vee bedraagt 3400 Kg. met een vet(gehalte van 3.20 pet. en van ingeschreven koeien bij het N.R.S. 4569 Kg. melk roet 8.45 pot. vet. De bovenstaande cijfers blijven verre beneden de topprestaties. Melkopbrengsten die boven 8000 Kg. uitgaan en vetgehaltes van meer dan 4.50 pet., zijn geenszins schaarsch. Er wordt veel te duur en verkeerd gevoerd. Uitspraken Van W. H. Padmos en Dr. Kooy bewijzen zulks. Er wordt te weinig kunstmest gebruikt ©n aan het grasland te weinig aandacht besteed. De kosten welke het vee voor den boer meebrengt, wisselen slechts weinig en. dientengevolge zullen de kosten per L. melk snel dalen, indien de productie toeneemt. (M.a.w. een koe op hoogen zandgrond met veel melk, kost even weinig aan voer, als een koe inde zware weidegebieden met weinig melk!) Er is berekend, dat er 60 mill. gulden te veel gevoerd wordt. (Waar zijnde serieuze bewijzen? Ter H.) Was de productie van de gem. Nederlandsche koe even hoog als van de gemiddelde stamboekkoe van het N.R.S., dan zou dit een meer-ppbrengst van 70 mill. gld. beteekenen. Men ziet dus, dat er inde veeteelt zeer groote verbeteringen ook op korten tertmijn mogelijk zijn, verbeteringen, welke dergelijke resultaten te weeg kunnen brengen, dat de steunregeling grootendeels en wellicht zelfs geheel overbodig is. (Dus produceeren voor 65 cent per Kg. boter! t. H.) Dat de Nederlandsche boer in doorsnee nog zoo achterlijk is, ligt niet alleen aan hem zelf (gelukkig!) maar voor een groot deel bij de schrijvers over den Ned. Landbouw, die zich hebben uitgeput in loftuitingen, zonder maar een enkel moment critisch te zijn, waardoor zij verkeerde denkbeelden hebben gevestigd, zoowel bij het Nederlandsche volk als bij de boeren zelf. Nee, dan het artikel van Dr. De Graaff! Het is het toppunt van wijsheid! De conclusie is dus, dat een belangrijke verlaging der productiekosten binnen korten tijd over de geheele linie tot stand gebracht kan worden. Dat de veeteelt thans niet rendeert, vindt grootendeels niet zijn oorzaak in de wereldomstandigheden (er is immers geen prijsval van de producten en er is nog een groote wereldmarkt!), maar inden geweldigen achterstand van dezen tak van bedrijf. Het geld, dat met de steunregeling gemoeid is, wordt oneconomisch besteed. De praktijk bewijst, dat het mogelijk is, te produceeren tegen prijzen, die belangrijk beneden het gemiddelde liggen en onze concurrenten doen (het ook. (In Australië b.v. Past men daar ook intensieve veehouderij toe? Heeft men daar ook gem. 3400 Kg. melk per koe? t. H.)

2e jaargang. LANDBOUW EN MAATSCHAPPIJ. No. 11 Tweede Blad. 1 1 L •• 1 I,i- T _ –

Nederlandsche veehouders, gif ziet het dus, gij zijt achterlijk. En daarom; bekeert u! Het is noodig dat op korten termijn te doen en het kan! Althans volgens Dr. De Graaft. En niet alleen gij, gewone veeboer, maar ode gij stamboekveefokker, gij die reeds een veertigtal jaren u hebt toegelegd op het verkrijgen van een veebeslag van goede constitutie en hooge productie, gij moet bij Dr. De Graaff, den nieuwen veeteeltpecialist inde leer. Dan is I het u mogelijk om koeien te krijgen, die meer dan 8000 L. melk geven met meer dan 41/2 pot. I vet. Niet één, maar èl uw koeien, ook uw I tweejarigen geven het dan direct. En wat het j mooiste is, ze kosten aan voer niets, of j hoegenaamd niets meer dan uw vroegere die- J ren, waar ge' zoo blij mee waart, toen ze | 5000 Kg. melk gaven met soms 4 pot. vet. J Schaamt u, dat ge nog niet verder zijt gevorderd. 1 We zouden Dr. De Graaff wel eens willen 1 hooren te midden vaneen boerenvergadering J of te midden vaneen groep stamboekfokkers. J Welke vereeniging noodigt dezen deskundige J eens op een praatavond? Er valt wat te I leeren. Mogen wij dan ook een toegangsbewijs I ontvangen? I We zijn het eens met den schrijver in „De I Boerderij”, wanneer deze zegt, „dat het jammer | is, dat Dr. De Graaff geen boer geworden is. I Hij had dan nu een veestapel gehad, bestaande I uit dieren met 8000 Kg. melk en met 4Vs pot. j vet. Hij ziet nog kans in deze tijden zonder I steun de veehouderij rendabel te maken I en zou dus inde achter ons liggende jaren 1 dik geld hebben verdiend.” Dr. De Graaff wil komen tot onkosten- I verlaging inde veehouderij en daarbij tot 1 hoogere productie der dieren. Het gevolg zou I dus zijn was deze stelling door te voeren —, I dat er nog meer boter moest worden ultge- J voerd. De boter, welke d i t j a ar is uitgevoerd, I bracht echter, laten we veel noemen, door j elkaar slechts 65 cent per Kg. op. Daarop j moet het Crisis-zuivelfonds en uiteindelijk de I veehouder dus reeds veel schade lijden. De I productiekosten zijn nog steeds 6 cent per L. I melk, hetgeen overeenkomt met een boterprijs I ivoor den groothandel van ongeveer f 1.65. I Grootere uitvoer van boter, al zou dit thans | al niet reeds belemmerd worden door contin- J gentoering en andere maatregelen in andere I landen, zou tot gevolg hebben, dat het crisiszuivelfonds nog minder geld dan thans, voor 1 toeslag beschikbaar kon stellen en dat tevens I onze handelsbalans er nadeelig door zou wor- I den beïnvloed. 1 De productiekosten moeten naar beneden. I Daar zijn alle boeren vlak voor. Ze hebben ech-1 ter overal reeds op bezuinigd en nog brengt | de melk van hun koeien niet zooveel op, dat de productiekosten gedekt zijn. Wil Dr. De I Graaff hun eens adviseeren ? Ze voeren te veel I en verkeerd, maar zaaien kunstmest te weinig. I Het geld dat ze dus op het een besparen, moe- j ten ze aan het andere weer uitgeven. Dat is 1 nog geen bezuiniging. I De productie van het stamboekvee is gem. 1000 Kg. hooger dan van de gewone Neder- I landsche koe. Hoe kan men dat berekenen? Er is een tijd geweest, dat lang niet alle melklijsten bij het N.R.S. op het bureau kwamen, dus veelal bleven de minste lijsten buiten de berekening. Voorts, hoe is de productie van alle andere koeien precies na te gaan? Dan I heeft men daarenboven nog te maken met het aantal jonge koeien, enz. Terwijl tenslotte Dr. De Graaff niet moet denken dat de productiekosten per Kg. melk, welke door stamboekfokkers meer zou worden verkregen, lager zouden worden, naarmate de productie van het dier hooger is. Dan moet hij de meelrekeningen eens gaan zien! Grootere productie bij het rand vee, geeft nog niet altijd lagere prroductiek osten! Denken Dr. De Graaff en zijn aanhangers heusch, dat het zoo gemakkelijk gaat om dieren met hooge productie te verkrijgen? Dat zullen honderden veehouders hun wel anders vertellen, of zijn dezen misschien niet deskundig? Op het gebied van de erfelijkheidsleer doen zich immers zooveel verrassingen en teleurstellingen voor, dat verschillende fokkers uit moedeloosheid ophouden met de fokkerij. Zeker, er kan veel verbeterd worden op het gebied der melkproductie. Maar ging de theorie van Dr. de G. op, dan moesten de beste fokkers in ons land ook de hoogst productieve dieren hebben. Dat daarvoor jarenlange fokkunst en daarbij een zeer groote dosis geluk noodig is, weet iedere practicus. En dat dat ideaal nog bijna nimmer bereikt wordt, evenzoo. Hoe weinig fokkers in ons land zijn in het bezit vaneen stal vee met gem. b.v. 5000 Kg. melk en 4 pot. vet? Men. moet ze met een lantaarntje zoeken. En zouden al de anderen die het zoover niet kunnen brengen, achterlijk zijn? Zijn er fokkers die Jaren achtereen zich steeds aan de spits kunnen handhaven? We zouden er geen kunnen noemen en toch meenen wij inde veefokkers wereld een beetje thuis te zijn. Is het dan te verwonderen, dat over veel van hetgeen Dr. De Graaff schreef, de veeboeren hun schouders ophalen en het leekenpraat noemen? Maar misschien hebben wijden geachten schrijver verkeerd begrepen en heeft hij een midflel, kan hij een injectie toepassen bij stieren, dat ze niet anders dan nakomelingen kunnen verwekken, welke later melkopbrengsten van 8000 Kg. en 41/2 pet. vet geven. Desnoods gaan wij er dan mede aecoord, dat deze dieren als tweejarige wat minder geven. Maar het kan op korten termijn! Dus ook injecties bij de tegenwoordige koeien, anders duurt het drie jaar. Wanneer deze daarenboven niet veel meer voer noodig hebben, dan Is onze veehouderij een heel eind vooruit en behoeven wij ons hoofd niet langer te breken over de vraag hoe het toch komt, dat een stier, wiens moeder meer dan 4 pet. vet gaf met ruim 5000 Kg. melk, gepaard met een koe met 6300 Kg. melk en 4 pet. vet, toch nog een nakomeling gaf van geen 3000 Kg. melk met maar even 3 pet. vet. Dat is een van de ergste uitzonderingen, maar ze komen voor inde praktijk gn onaangenaam en schadelijk zijn ze! De ruimte laat niet toe hier meer over te schrijven. Voorshands zijn wij echter nog van oordeel dat ook Dr. De Graaff de productiekosten van 6 cent. per Kg. melk de boer ontvangt dien prijs nog nimmer! ook niet kan verlagen tot 4 cent, of zelfe tot den wereldmarktprijs van ruim 2 «ent. En zoolang hij dat niet kan, is het o.i. noodig, dat verkeerde

voorstellingen als door genoemde heer gewekt, krachtig worden bestreden. Juist dat geschrijf wordt ©vergen om en en verder gedragen door hen, die tegen de tegenwoordige hulp aan den landbouw zijn en daarin schuilt een groot gevaar. Vele stedelijke bladen worden gevoed met copie over den landbouw door socialistisch getinte medewerkers en het praatje van den steun aan de „rijke boeren” vindt dan o.a. ook een gewillig oor. En tat van bladen, op het platteland nemen alles gaarne over uit de groot-stedelijke pers. Een artikel van verweer wordt dikwijls niet of half overgenomen. Meer I dan noodig is het daarom, dat het geheele platteland zich aaneensluit, om gezamenlijk gelegenheden le Scheppen, die onmiddellijk stelling nemen tegen verkeerde voorstellingen in stedelijke bladen over toestanden op het platteland. , Alvorens te eindigen zouden wij Dr. De I Graaft willen adviseeren eens „den boer op te gaan” en grondig studie te maken van de I Nederlandsche veehouderij en de toestanden in I het boerenleven. Het lijkt ons voor het prestige van Dr. De Graaff beter, dit te doen, dan 1 artikelen In Ea Statistische Berichten le schrij-1 ven over onze veehouderij, waarin hij blijk 1 geeft over dingen te schrijven waar hij geen I verstand van heeft. 1 Dergelijke artikelen sterken ons overigens 1 m <fe overtuiging, dat onze bond en ons blad ] nog een groote taak hebben te vervullen om I „economen en pont!cl den lanrfnouw oeier te I keren negnpenri „Deskundigen" als Dr. De 1 Graaff drukken anders een stempel op de Ne-I deriandsche veehouderij en op haar beoefenaare, dat onverdiend is. Wij zouden willen vragen: „In welk land staat deze tak van I volksbestaan op hooger peil?’ 1 Ruincrwold, JAC. TER HAAR.

, i ' INGEZONDEN MEDEDEELING. _ |// jQeumée’s I Ochtendvoeder „Hollandacti Hoen* N /SigN 25 kil° * 3*7°» 50 kll° * ®-es r Columbla Blermeel f 50 kilo » 9.90 * Ancona Ho«ndermael f 2>6o| 50 kilo « 4.»S S 1. Becro Ochtendvoeder # a 3S> jq kllo I 4.4» |1 ft Beumée’s Voederfabrieken N.V. n| ie V GRONINGEN.

Oud ejaarsavond mijmeringen. Het waren geen prettige gedachten, waarmede oude Wijsman zich bezighield daar inde groote woonkamer, gezeten bii eender ramen, van waaruit hij zijn blik over de naaste omgeving van het dorp kon laten gaan. De monotone eenzaamheid van het nu stille en doodsche veld waarbij de trieste en grauwe schuren inde onmiddellijke nabijheid onder de nevelige grijze wolkenlagen mede weelderden om een zwaarmoedige stemming te weeg te brengen, drukten zwaar op het gemoed van den ouden boer Bij bet verscheiden van he jaar welks laatsto dagen, als oude afgeleefde kreupele mannetjes de een na den andere verdwenen in het grauwe verleden, leefde alles m een pessimistische sfeer, waarbij nog kwam, dat bet rassche naderen vaneen nieuw jaar met wantrouwen tegemoet werd gezien. , . Nimmer had de oude Wijsman de toekomst zoo zwartgallig ingezien als nu bij het einde van 1933. Gelijk alle andere toen ren had hij het verloopen jaar gekend als een weg van duisternis vol doornen en distels. Maar in tegenstelling met 193A toen hij1 hoop had op een goeden gang van zaken, hoopte op medewerking van volk en Regeering, zich gesterkt voelde door het onkomend economisch verweer der boeren zelve, was hij' thans zwaarmoediger dan ooit. . i Het volk lachte om den nood der boeren, zoolang het zich goedkoop door het leven kon slaan. De Regeering was steeds doordrongen van den nood, maar... steine de productiekosten, die vergaard worden te laag om den nijveren boerenstand weer boven de crisis te helpen, gaf slechts spaarzaam eenige brokken, opdat een vol-1 gend jaar er nog boeren zouden zijn, die door kunnen gaan met goedkoop, al e I goedkoop volksvoedsel te produceeren. En dan, de oppositie, die oprees uit andere bevolkingslagen, tegen dit blijk van noodzakelijke genegenheid van onze Kegeering. Bovendien nog de slappe houding van sommige boeren zelve die in heil begin van het jaar toch zoo gloedvlol voor hun eigen rechten opkwamen. iWaar I was die fiere bewustheid gebleven, waarbij medeleven en offerzin van alle richtingen bewonderenswaardig was en iets schoons voor de toekomst deed hopen? I Zeker, talrijk waren ze er nog, de strijders, maar algemeen toch zeker niet. I De oude man schudde meewarig zijn hoofd en onbewust liet hij het meer voor-1 over hangen. Dat gebogen hoofd boven die langen rechten rug, geleek een vlag, die halfstok hing, als symbool der droefheid. .Wijsman’s hoofd neeg als het symbool der droefheid en berusting overeen stervend boerenvolk. Deze oude man, met zijn apostolischen kop, waarin markante trekken van overeenkomst met de beelte-1 nissen, die wij' van Dorée over de oude > profeten bezitten, geleek de Jeremias van I zijn stand. De droeve oogen, waarin eenl machtelooze bezorgdheid voor de toe-

komst van zijn geslacht, haast alle hoop en vertrouwen op den Grooten Schepper, waarmede hij toch zoo vertrouwd kon zijn, deed varen, smeekten de hulp van ieder, die mede kon helpen tot het behoud van zijn stand. Hij voelde instinctief de gevaren en zorgen, die hem en de zijnen bedreigden, al zou hij1 het niet duidelijk kunnen verklaren met woorden. Doch gelijk alle natuurvolkeren en is de landman ook geen natuurmensch? voelde hij de gevaren dreigen. Hoe lang nog zou hij zich ontworsteld kunnen Tiouden aan de greep van de vreesdij ke klauwen van het cri-1 sismonster? Hij wist het niet, doch het ' stond bij hem vast, dat onverbiddelijk, vroeg of laat, ook hij eenmaal als prooi ’ zou vallen inde vermorzelende kaken , van dat gedrocht. Hij.... en zijn geslacht, i Voor hemzelf kon het hem niet zooveel 5 schelen, want hij was oud en „der daghen 1 zat”, doch voor zijn nakomelingen inde – kracht van het leven, die nog zooveel van 1 de toekomst konden hopen en verwach-1 ten, zou hij het verschrikkelijk vinden. F.n hoe was het gegaan dit afstervend | jaar? Als Wijsman zoo door de ramen n schouwde marde schuren en woningen e om hem heen, dan wist hij, dat er wonine gen waren, die van eigenaar en bewoner *- veranderd waren. Daar voor hem uit, in >- dat huis met dat opgelapte rieten dak n en nog nieuwe staldeur, woonde met n Nieuwjaar nog Beugels. .Waar zou die thans zitten? Jarenlang had de fam. Beugels daar gewoond, ze waren toch goed

boer geweest, alleen inde j aren van de hoogconjunctuur wat te veel hooi op de vork genomen. Was dat dan zoo’n groote zonde, dat hiervoor de geheele familie moest boeten? Gejaagd uit de rijen van den boerenstand, waar ze door de traditie thuis hoorden, gejaagd naar de groote kudde van proleten en paupers, waar ze met hoon en spot werden ontvangen. Had hij er dezen winter nog niet gezellig zitten praten over koetjes en kalfjes en duizenden andere dingen? Ja, hoe lang leek dat weer voorbij en toch was hel nog maar zoo kort geleden. Er waren nog veel meer zulke huizen, die hij kon zien en die van bewoner veranderd waren. Daar, dat hooge huis met de ramen recht op hem t0e.... ja, wie had gedacht, dat die Vander Stins ook als crisisslachtoffer moest vallen? Hij ging door voor rijk aan land en geld, verbouwde nooit slecht, had zijn vee steeds uitblinkend hoven de anderen en toch onver-, wacht en onbegrepen viel hij als een dei eersten, enkel en alleen omdat hij zich voor familieleden borg had gesteld. Zoo sleurde de eenden ander inden afgrond. Nu woonde er heelemaal geen boer meer op dat huis, doch diende het de gemeente voor verschillende doeleinden en woon-1 de een gemeentewerkman in het vooreind. Een stuk historie van geslachten terug was hier vernietigd. Steeds wanneer Wijsman naar die groote donkere ramen keek, was het hem of het oogen waren, 1 die hem vroegen: „Waarom, waarom. I Daar ginder, waar juist nog de achter-1 baander te zien was vaneen bescheiden! boerderijtje, dat overigens achter een 1 grootere verdween, was vol moed en lust voor ©en vijftal jaren de zoon van ziyn broer begonnen. En waar was hij geble-1 ven? Gevallen op het economisch veld van eer, hem nog voor een bedrag van 1500 meesleepend. Toch niet de schuld van den I jongen. Hij was altijd werkzaam, zuinig I doch had te geringe middelen naar hij bedrijf had. Met bankgeld moest hij wer-1 ken en daar werd hij leeggezogen en uitgemergeld om ten slotte als onding op de I: keien geworpen te worden. Toch was de ' Regeering bekend met de nooden der I hoeren! I En de nieuwkomers? Vaak waren del nieuwelingen pachters van de hypotheek-1 houders, die zich van die hoeven meester I ] maakten. Dan kwamen er gewoonhjk een j jonge man en vrouw, die lang gewacht, het wachten moede, zich met den moed 11 van den vertwijfelde, stortten inde en- i dskolken om zich door het leven te slaan, c Hiervoor is véél moed en véél durf noo- i üg en moet men niet met verstand be-1 s zinnen te redeneeren. Maar wat doe je, j s ds je eenmaal als boer op de wereld ge-|< tomen bent? „ Wijsman mijmerde voort bij het atsier- i /en van den korten grauwen dag. _ 1 Zoo’n oudejaarsavond is gelijk een nieuwe knoop, die wij weder afgelegd hebben >p onzen weg over de levenszee. Laat \ mis hopen, de volgende knoop onder geukkiger omstandigheden^ J

Spreekbeurten van oen neer ue Lange. 29 Dec. café Kiewiet, Dedemsvaart. 2 Jan. Hotel Gemeentewapen. Oude Pekela, S Jan. café Centraal, Zevenaar. 4 „ iWieringerwaard (N.-H.). 5 „ Nieuwveen (Z.-H.). 6 „ Sloten (N.-H.). 8 „ café Lantinghe, Meedhuizen. 9 „ Noorddijk. 10 „ ’t Zandt. 11 „ Roodeschool. 12 „ Markelo. Overdenkingen. Het zijn verschillende factoren, die het geluk vaneen mensch bepalen. Vooreen (deel liggen zij in zijn persoon, voor een ander deel zijn het uitwendige omstandigheden, die in gunstigen of ongunstigen zin zijn levensgeluk kunnen beïnvloeden. Wiat de eerste betreft, is de geboorte, ik bedoel de kring, waarin men ter wereld komt, zeer beslissend. Men spreekt wel van boffen en wanboffen bij de geboorte x en heeft gewoonlijk daarmee op het oog het geldelijk bezit der ouders. Maarde geboorte brengt ons meer, kant ons tenminste meer brengen. Dingen van onschatbare waarde. Zoo zullen ouders met een gezond gestel en een krachtig lichaam met een aangeboren lust ineen matig en vooral werkzaam leven, hun kinderen veel goede din- I—n meegeven. En wanneer de inrichting i hun leven en huisgezin, in alle optiten is een voorbeeld voor de kinderen, i zullen deze, onder de noodige orde tucht opgegroeid en later inde maatlappij geplaatst, zich onder alle omndigheden er wel doorheen slaan en i goede positie veroveren. Waar de laatste ticijpdlen van jaren iral in ons land een buitengewone welart heeft geheerscht, is er een levensvatting gekomen, die niet naar den delijken kant overhelt. Men kreeg wat Amerikaan noemt den wedloop achter n dollar. Hier noemt men het wel het nsen om het gouden kalf. En dit niet i het goud te bezitten, maar om er et mee te maken en zoo een ander weer prikkelen, die het niet heeft, wat mi. twee opzichten nadeelig is. Er is een elite, zoete levensopvatting onder de enschen gekomen. Uitdrukkingen hoor: men als; een mensch moet zich kunnen lieven. Maar het zijn sterke beenen, die s weelde kunnen dragen en voor velen as deze dan ook te zwaar. De zegeninai van de groole stad zijn ook over het atteland gekomen, vooral als de stad . de nabijheid ligt. En rijwiel, motor, ito en autobus werken mee om de jon;lui er zoo vaak mogelijk te brengen en ♦ zoo lang mogelijk te houden. Nog wil ik twee factoren noemen, die >or den mensch van overwegend belang jn. Ik bedoel het land, waarin men geuren is en de plaats waar in dat land je neg heeft gestaan. Onder de landen van Europa was ons md tot nu toe het meest welvarende, in dank zij de kapitalen, door voorgelachten naar hier gebracht, hebben we n ons land een levensstandaard zóó hoog, Is in geen enkel land van Europa. Volgens de statistiek zijn wij evenwel geweliig aan het verarmen en bezig onze voor■aden te verteren. Als de reserve verdwelen is, wat heel vlug kan, dan zal het net den hoogen levensstandaard gedaan :ijn, want armoe en een hooge levensstandaard booren niet bij elkaar. Wanneer als plaats voor de wieg het platteland of de stad beschikt is, geeft iit voor den jongen mensch een groot verschil. Buiten de factoren licht en lucht, die men op het platteland volop heeft, is het leven door alle tijden heen m de steden veel gemakkelijker en interessanter geweest. Daar waren redenen voor. Zioo had men inde steden veel menschen op een kleine oppervlakte, veel gelegenheden voor onderwijs; men beoefende de winstgevende vakken van handel, scheepvaart en industrie en kreeg als gevolg daarvan een sterk geestelijk leven en veel materieele welvaart. . Naast een sterk geestelijk leven, kreeg men ook een sterk politiek leven en zoo hebben de sociale wetten van de laats e twintig a dertig jaar een mooie en onbezorgde positie gebracht aan vele mei – schen, werkzaam inde sleden en mdustrie-centra, plus de ambtenaren, die hun hoofdmacht inde steden geconcentreerd hebben. Tevens is de mogelijkheid en gelegenheid om vooruit te komen of een goede positie te verwierven inde steden altijd grooter geweest dan op het platteland. Er is een bepaalde groep in onze samenleving, die het leven inde industrie stcei s als zeer dramatisch voorstelt. Ze do dit in geschriften en in teekenmgen. ioch ziet men in afwijking daarvan b.j demenschen steeds een sterken trek naar de stad en naar de industrie. Het is overal op te merken geweest, maar landen als Engeland en Duitschland gavent*' bloeitijd van hun industrie, dit in hooge "tn Ir V ook weer redenen voor Naast een hoog loon met verhoogmg voor Overuren, nicht- en****£%& heeft de iiidüstneelc arbeider 'en Pf ten werktijd, n.l. 8 uur op het oogcnbhk, vrijen Zaterdagmiddag, vacantiedagen en,