LANDBOUW EN MAATSCHAPPIJ.

No. 22

Tweede Blad.

31 Mei 1934. 2e jaargang.

Wie speelt hoog spel? In het Kameroverzicht ineen onzetr groote bladen betreffende de debatten over het Landbouwcrisisfond* wordt te velde getrokken tegen hen, „die den boeren diets trachten te maken, dat zij een speelbal zijn der stadsbevolking en die vaneen steun van 200 millioen spreken als vaneen niemendalletje”. Zij spelen, zoo wordt gezegd, hoog spel. Over deze opmerking wenscben wij iets te zeggen, omdat wij ons rekenen te beboeren tot hen, die de bedoelde kameroverzichtschrijver op het oog heeft. Onzerzijds wordt voortdurend den boeren voor oogen gehouden, dat zij dooreen combinatie van vrijhandel en daarbij niet passende sociale politiek ten bate der stedelijke bevolking worden beroofd van ’t geen hun eerlijk toekomt en dat hun inden vorm van Steun (een woord, waartegen wij groot bezwaar hebben) een klein deel van het geroofde wordt teruggegeven. Zoodat van opofferingen, die de stedelijke bevolking zich moet getroosten, allerminst sprake mag zijn. Tot dia 200 millioen komt men door uitte gaan van den prijis op een wereldmarkt, die niet meer bestaat. Het gaat er daarom niet om, wat de boeren meer krijgen dan den wereldmarktprijs, maar wat zij te weinig krijgen cm tot een belooning van den landbouwarbeid te komen, die ineen billijke verhouding staat tot de belooning van andere groepen. En dan komt de landbouw, in plaats van 200 millioen te ontvangen, zeker nog wel 200 millioen te kort. Door de boeren hiervan dag aan dag meer te doordringen, meenen wijde rechtvaardigheid en de waarheid te dienen en dit kan nooit hoog spel zijn. Hoog spel speelt echter onze pers door bij voortduring haar lezers de ware toedracht van zaken te onthouden. Wij willen niet aannemen, dat dit geschiedt om de lezers in het gevlei te komen. Maar ais wij dit niet aannemen, meenen wij toch verplicht te zijn, aan onze pers een goeden raad te geven. N.l. deze, dat men zich eerst door ernstige studie goed op de hoogte stelt van do situatie, zooals die werkelijk is, voor men verder gaat do publieke opinie voor te lichten. Onverstand viert hoogtij. Men zal dan tot de erkenning moeten komen, dat in onze pers, waar bet den landbouw betrof, onverstand tot dusver al te zeer hoogtij beeft gevierd. Bij voorkeur schijnt men schrijvers aan het woord te laten, die ondeskundig zijn. Zelfs bladen vaneen wetenschappelijke standing als Economisch-Statistische Berichten, maken zich aan deze fout schuldig, wat des te bedenkelijker is doordien de gewone pers de artikelen in E.S.B. als de hoogste wijsheid overneemt. Reeds enkele maanden geleden heeft men zich in landbouwkringen vroolijk kunnen maken over de dwaasheden, welke op het gebied der veehouderij aan den man werden gebracht door Dr. A. de Graaff. Nog erger, zoo mogelijk, maakt het een andere vaste medewerker van genoemd weekblad, nl. Ir. A. Baars. Ineen artikel in het no. van 2 Mei van zijn hand lezen wij toch het volgende: „Er is op gewezen, dat de koeien in „ons land met melkfabrieken te vergelijken „waren, maar men dient daarbij in het „oog te houden, dat deze fabrieken niet „ononderbroken kunnen werken. Voor de „funetionneering is het noodig, dat een „koe eenmaal inde twee jaar kalft. Na „het kalven geeft de „fabriek” ruim een „jaar lang volop melk, daarna vermindert „de melkafgifte echter snel. Een drachtige koe staat droog. Zoodoen„de g eeft ongeveer de helft van „alle koeien in Nederland melk, „de andere helft niet. Dit proces „kan echter niet onbeperkt worden her„haaki. Na een zeker aantal jaren worden „de koeien minder productief, ook na het

„kalven, en 'de boer heeft te overwegen, „of een bepaalde koe nog voldoende melk „geeft cm de kosten goed te maken, haar „bijna een jaar droog te laten staan en te „voederen. Is dit niet meer het geval, dan „wordt de koe vetgemest on gaat zij den „weg naiar het slachthuis op.” Tot zoover Ir. Baars, in wiens betoog wij een enkele passage meenden te moeten onderstrepen. O.i. geeft het geheele betoog en inzonderheid de onderstreepte passage blijk, dat dé schrijver noodt aanraking met het landbouwbedrijf heeft gehad en schrijft over dingen, waarover hij misschien wel heeft gelezen, maar die hij niet beeft beleefd. En dit laatste is onmisbaar, wil men op economisch gebied anderen voorlichten. Menig veehouder zal om de aangehaalde woorden dan ook wel hartelijk lachen. Wel beschouwd bestaat er voor hem echter meer reden tot schreden. Want zoolang ineen ernstig, wetenschappelijk blad het publiek op deze wijze wordt voorgelicht, zal aan de landbouwende bevolking geen recht worden gedaan. Als wij ons dan ook geroepen achten voortdurend op te komen tegen de verkeerde opvattingen, welke beletten, dat de landbouwende bevolking recht wordt gedaan, dan spelen wij geen hoog spel, maar dit doen zij, die de publieke opinie ineen voor den landbouw en ook voor het geheele land verderfelijke richting leiden. Mogen zij het onverantwoordelijke daarvan spoedig inzien. —— Het systeem voor uitvoering der landbouwcrisispolitiek. Alsof het een afspraak gold, werd de vorige week ineen drietal landbouwbladen een aanval gedaan op het door onze beweging gepropageerde systeem voor uitvoering der landbou wcrisisp olitiek. Het doet ons natuurlijk genoegen, dat dit systeem thans zoo’n groote belangstelling geniet, al betreuren wij het, dat men het er nog niet mee eens is. De manier, waarop ineen der bladen de bestrijding werd gevoerd, kunnen we niet on-i verdeeld bewonderen. De spottende wijze,, waarop de heer Keizer, de overziohtsschrijveri in het Ov. Landbouwblad, het systeem be-; streed, gaf o.i. geen blijk van serieuze behan-> deling dezer voor de boeren zoo dringendlei aangelegenheid. Men heeft „het ei van Columbus” inderdaad laten liggen. Het kwam niet inden laats ten tijid, geachte heer Keizer, het werd voor twee jaar reeds gepropageerd door den heer Smid en gelukkig wijzen de tegenwoordige tijden er wel op, dat de heer Smid op tijd heeft gewaarschuwd, maar dat men jammer genoeg niet heeft willen luisteren. Men heeft met het thans gevolgde systeem o.i. „het paard van Troje” binnengehaald en het schijnt moeite te kosten dat in te zien. Of is de uitvoering der Crisdszuivelwet zoo ideaal en hebben de boeren den richtprijs voor hun melk reeds te pakken? Helaas, men is op de helft en de vooruitzichten wijzen niet op beterschap. Is de uitvoering der varkensafname zoo schitterend en zal de thans in uitvoering zijnde teeltbeperking voor kalveren tot het gewensch. te resultaat leiden? Wij betwijfelen het sterk. Is de héér Smid en onze beweging zoo naïef als de beer Keizer het wil doen voorkomen? Wijst daarop het „juist op tijd” gepubliceerde rapport-Addens ? Wijzen daarop ook de redevoeringen van de R.K. hoeren Ruiter inde Eerste en Van Voorst tot Voorst inde Tweede Kamer? Komen die heeren misschien ook onbeslagen op het ijs? De ruimte laat niet toe er thans meer over te schrijven. We hopen er in ons volgend nummer uitvoeriger op terug te komen. Voor dezen keer raden we al onze bestrijders ernstig aan de redevoeringen van onze sprekers op den landdag eens rustig te bestu- I

deeren en vooral ook het rapport-Addens, dat een verzameling is van waardcvolle gegevens op dit gebied. JAC. TER HAAR Ez. Landdag 1934. „Als een Zuidlaarder markt”* De Landdag is bijkans een volkomen succes geworden. Dit . door de: geweldige opkomst en het ideale weer. Massaal is tot uiting gebracht wat er in breed® lagen van den boerenstand leeft, De boer, die van zins is voor de verwezenlijking van zijn stellingen op een behoorlijke manier en met kracht te strijden. Landbouw en Maatschappij heeft zich gevestigd ais de belangrijkste tolk van wat poiitiekeconomisch op het platteland van Noord-Nederiand de harten benauwt en de geesten beroert. Uit den aard der zaak vormden de Drenthen het grootste deel der duizenden bezoekers. Want dé bodem levert per H.A. in Drenthe nu eenmaal meer bezoekers op en de Groningers zijn niet zoo ge makkelijk in beweging te krijgen. Daarbij wordt het ideale vervoermiddel voor het Landdagbezoek, de autobus, in Groningen nog onvoldoende gebezigd en dient er naar gestreefd, dat voor het vervolg elke afdeeiing minimaal één autobus afvaardig!. Toch is ook Groningen goed voor den dag gekomen, trouwens, het groote succes zal naar alle windstreken voor een volgend jaar het bezoek zeer begunstigen. ♦ * * Dien kant moet het op. Noord en Zuid, Oost en West moeten elkaar te Assen ontmoeten. Want Assen is een zeer geschikte plaats om een agrarisch evenement volop tot zijn recht te laten komen. Vee- en bouwboeren, eigen-, hypotheek- of huurboeren, neringdoenden, enz., dienen minstens eens in het jaar hun gemeenschappelijke belangen uitte dragen voor het forum van het' Nederlandsche volk. De Meimaand is aan het oegin van ’t nieuwe boekjaar daarvoor aangewezen. Banden dienen gesmeed tussehen Zoutkamp en Coevorden, tussehen Delfzijl en Heerenveen. Inden strijd voor gelijkstelling met andere groepen dienen we het sportieve element te leggen en het opvoeren van het bezoekerstal op voor dat doel belegde samenkomsten dient een sport te worden, waaraan alle afdeelingen met waren sportijver behooren mee te doen. Het bezoek aan, den jaarlijkschen Landdag te Assen moet weken tevoren worden vastgelegd, als een Zuidlaarder markt, waar ieder natuurlijk heen gaat. Met een variant op wat we dezer dagen allerwege konden hoeren, moet het volgend jaar van heinde en verre de wachtspreuk zijn: Wij gaan naar Assen! B. MEIHUIZEN. Uit en aan Friesland. Landarbeiderssfaking ? Ontevredenheid, moeilijkheden, gevolg van een totaal gemis aan aanpassingsvermogen, is alles wat men uit de kranten, zoowel op nationaal als internationaal gebied, kan concludeeren. Is het dan zoo’n wonder, dat het ook in onze naaste omgeving zoo nu en dan begint te borrelen en te koken? Vooral inde laatste weken begint het onder de landarbeiders weder té gisten. Politieke ophitsers maken op arbeldersvcrgaderingen handig gebruik van de mededeelingen inde groote bladen, dat de landbouwsteun het enorme bedrag van 200 miliioen begint te naderen en dat daarvan niet één oent inden vorm van honger loon komt inde zakken der arbeiders, integendeel de loonen moeten volgens de werkgevers worden verlaagd. De woordvoerders der arbeiders vergeten echter te zeggen, dat de geldelijke opbrengst der producten nog 15 pet. beneden het vooroorlogsche peil blijft en dat de loonen der landarbeiders daar nog 75 pet. boven staan. Zij vergeten ook mede te deelen, dat de arbeiders de benoodigdheden uit de beschutte bedrijven afkomstig, nog met 200 pet. moeten betalen, als gevolg van het trekken van beschermende muren cm hun collega’s in die bedrüven. Deze tegenstelling komt hier op het platteland ook sterk tot uitdrukking bij de lijnwerkers van tram en spoor, waar deze iaats'ten als uurloon bijna het dubbele hebben van hun collega’s op het land. Maar is het dan een wonder, dat er ontevredenheid hesrscht en dat men desnoods met gebruikmaking van staking zijn rechten wil zien verwezenlijkt? Immers neen. De boer noch zifn arbeider hebben ooit, als gevolg van ons funest werkend vrijhandelssysteem, weelde gekend, zooals over het algemeen inde steden. Zij verlangen dit ook niet, doch de landarbeider is onder de arbeiders altijd de minstbedeeide geweest. Zij gevoelen zich uitgeworpenen en zij zijn het ook. Hier verlangen zij verandering in en Inderdaad het is hun goed recht. Maar dat zij dit recht moeten zien te krijgen door staking, zooals de leiders hun willen doen geiooven, wagen wij te betwijfelen. Zou echter deze staking inde tegenwoordige omstandigheden met succes worden bekroond, dan zal dit m celen gaan ten koste der werkgevers, daar zij niet in staat zijn, het meerdere uit hun inkomsten te betalen. Laten de arbeiders in het algemeen dit goed begrijpen. Ncodzakelijk lijkt het ons, dat de landarbeiders mét de boeren strijden voor behoorlijke belooning der door hun voortgehrachte producten. En is deze belooning eenmaal tot stand gekomen, dan hebben ook de arbeiders het volste recht cm hün deel daarvan op te eischen. Zij behooren dus niet tégen, maar naast de boeren te strijden. Een staking zal echter o,i. één goed gevolg kunnen hebben, n.l. dat het èn de Regeering èn de diverse gemeentebesturen hier in het Noorden, welke laatste door woord en geschrift blijk geven totaal niets te begrijpen van den nood in hun gebied, de oogen zal openen en dat er daardoor verbetering komt. Wij hopen echter door legale werkwijze dit laatste t® bereiken. Het is arbeidersplidit ons daarbij te steunen. S, VELLINGA,

GEMAKKELLIJK TEL BEPELPKELM – MAAR VAMWAAR MUM PACHT MUM RE.MTE., MUM LOOM?

Cursus Economie te Meppel en Assen. Op 13 April vond de eindles plaats van den cursus te Meppel. De heer H. Broekhuizen te Koekange, voorz. van den 8.0.D., sprak namens allen aan het slot een kort woord, waarin hij dank bracht voor het vele, dat door den cursusleider aan de cursisten geheel belangeloos was gegeven inden vorm van nieuwe kennis. Hij liet zijn woorden vergezeld gaan van de aanbieding vaneen paar lezenswaardige boeken, welke in dank werden aanvaard. ♦ * * Te Assen vond op Zaterdag, 19 Mei de laatste les plaats. Op verzoek van vele cursisten hield de heer J. Smid op deze laatste bijeenkomst een korte causerie, waarin hij nog) eens met klem wees op de voornaamste factoren, waarmede de plattelandsbevolking rekening heeft te houden. Met groote aandacht werd deze uiteenzetting gevolgd. Den heer Weijer deed het genoegen, dat een kleine commissie uit de cursisten was aangewezen om ook voor een volgend seizoen wederom contact te houden. Namens de cursisten sprak aan het slot de heer J. Geerta te Assen. Deze bracht den cursusleider in welgekozen woorden hartelijk dank voor al de moeite en tijd, welke deze geheel belangeloos had gegeven om den cursisten de eerste beginselen der economie bij te brengen. Hij bracht hulde aan degenen, die het initiatief hadden genomen. Hij wees er op dat, hoewel hem bekend was, dat de heer Weijer het als zijn grootste loon beschouwde, dat door die cursisten de ontvangen kennis verder werd gebracht onder den boerenstand, men toch van oordeelwas, dat den cursusleider een stoffelijk blijk van belangstelling moest worden aangeboden. Spr. bood onder warme instemming der aanwezigen daarna den heer Weijer een jalouziekastje aan. De heer Oldenbanning sprak vervolgens namens den 8.0.D. en den Dr. 8.8., den heer Weijer een hartelijk woord toe. Spr. wees et. op dat deze cursussen tot nog toe eenig waren in ons land en sprak de hoop uit dat den heer Weijer het gegeven mocht zijn, nog tal van jaren zijn groote kennis te gebruiken ten bate van den Nederlandschen boerenstand. Spr. bood den heer W. vervolgens een tweetal boeken aan op economisch gebied. i De heer W. dankte in enkele woorden voor de verschillende cadeaux en sloot daarna met een opwekkend woord den cursus. )|l En zoo zijn deze cursussen teneinde. Als resultaat dezer bijeenkomsten komt straks de „bundel opstellen over Economische vraagstukken” uit en zal het mogelijk zijn dat ook anderen dan de cursisten kennis nemen van verschillende economische vragen, waarmede men dagelijks heeft te maken. i Moge de uitgave daarvan tot resultaat hebben, dat de geheele oplaag wordt verkocht en moge meer en meer het besef komen onder de jonge zoowel als onder de oudere boeren, dat zonder economische kennis het moeilijk is zich, een juist oordeel te vellen over de moeilijke vragen van dezen tijd. BERGENTHEIM. Op 25 Mei j.l. vergaderde onze afdeeling. Er was groot bezoek. En eir was reden voor. Immers als spreker trad op de heer De Lange, de propagandist onzer beweging. Met groote aandacht werd naar den boeienden spreker geluisterd, getuige ook het donderend applaus. Verschillende vragen werden uitvoerig beantwoord. Het was een mooie vergadering. Van onze adverteerders. De landbouwtentoonstelling van de Ver. „Oostermoer”, die dit jaar op 14 Juni te Zuidlaren wordt gehouden, belooft een groot succes te worden. Het aantal inzendingen is zeer groot, terwijl alle acht lokalen van de school gevuld zijn met stands op huishoudelijk en landbouwgebied, en inzendingen van huisvlijt, fraaie hand- en borduurwerken, bloemen, enz. Verschillende aanvragen van exposanten moesten worden geweigerd wegens de beperkte ruimte.

De Veeteelt- en Zuivelconsulenten in dienst van de Crisis-instellingen ? In. bet vorig no. van „Landbouw en Maatschappij werd een berichtje opgenomen, dat circuleerde Inde pers, nl. dat er onder presidium van den Secretaris-Generaal van het Departement van Economische Zaken een bijeenkomst was gehouden, waarbij alle veeteelten zuivelconsulenten waren verzocht en waar o.a. de H.H. Bückmann en De Jong, resp. regeertngscommissarts voor de steun aan de rundveehouderij en waarnemend voorzitter der rundveeeentrale, aanwezig waren. De Secretaris-Generaal wees op den groeten steun, welken de consulenten aan de teeltbeperking kunnen verkenen, door de landi bouwers dag in dag uit voor te houden, dat I het nood zakelijk is, dat de te groote zuivelproductie wordt ingekrompen. Met het daaronder door onzen redacteur gestelde onderschrift gaan we geheel accoord. We zouden er echter in 't belang der boeren en der consulenten nog iets aan willen toevoegen. En wel dit. Tctnutoe werden onze veeteelt- en zuivelconsulenten, ze mogen dan voor een groot deel rijksambtenaren zijn, beschouwd als vertrouwensmannen der boeren. Het vertrouwen dat deze consulenten genoten, konden ze ontkenen aan hun onverdacht werken ten bate van den boer en zijn bedrijf. Op dat vertrouwen baseerde zich ©sn geregeld contact, waaruit de juiste omstandigheden voortvloeiden om het consulentenwerk zoo vruchtdragend mogelijk te doen zijn. De resultaten van dat verlrouwelijk contact waren dusdanig, dat we daarvoor alle respect hebben en dusdanig, dat de boer ook deze consulenten vertrouwensposities liet innemen. Verschillende bcerenorganisaties worden mede geleid door deze consulenten. Maar nu komt er een nieuwe factor in 't geding. ’s Rijks crisisdiensten laboreeren aan contact met den boer en aan gebrek aan vertrouwen, De boer critiseert de crislsinstellingen, en met recht. Om bij den zuivel en het rundvee te blijven, staat de veeboer met z’n zuivelorganisatie op het standpunt, dat er vaneen gedwongen inkrimping, of vaneen teeltregeling bij ’t rundvee niets mag komen, alvorens ook het margarineafzetgebied geducht wordt aangepakt. Er zijn hier dus twee zeer scherp tegenover elkaar staande opvattingen, de ééne die van den heer Bückmann e.a. om de margarine te houden en de koeien in te korten, de andere om de koeien te houden en de margarine in te korten. Nu hebben we meerendeeis een keuze tusschen deze beide stelsels gedaan. Voor een boer is dat ook niet zoo moeilijk. En ook de genoemde consulenten zullen meerendeeis wel een eigen meening over deze zaak hebben, zoo goed als over zoovele andere crisismaatregelen. Nu zou vroeger die weg geweest zijn, dat men in overleg met en geadviseerd door de vertr cu wensmannen – consulenten z’n houding zou hebben bepaald om te trachten te bereiken, dat het systeem dat men funest vindt voor den boer zou worden vervangen door het eigen stelsel. Maar hoe komt nu de boer te staan tegenover den consulent, die in Den Haag consignes moet halen? Indien deze consulenten inderdaad eens gehoor gaven aan de opwekking van Mr. Dr. van Rhifn cm de maatregelen der crisisdiensten, zoowel als de inzichten bij sommige leiders van die diensten, te prcpageeren, waar zou dan het vertrouwen in deze consulenten blijven? Wil de consulent zijn werk doen te midden der boeren en z’n werk ligt vooral op technisch terrein, dan zal hij het vertrouwen der boeren moeten hebben. Dat vertrouwen zou in minder dan geen fijd verdwijnen, indien men inderdaad zich- en zijn zoo nuttige functie verlaagde tot ©en verlengstuk van één of ander© crisisinstelling. Wij meenen dat hier eens duidelijk te moeten zeggen om én genoemd© consulenten én zeker© crisisinstanties voor ©en groot© ontgoocheling te behoeden. G. J. R.