31 Mei 1934. 2e jaargang. LANDBOUW EN MAATSCHAPPIJ. No. 22 Derde BI ri

DE LANDDAG TE ASSEN. EEN OVERZICHT. Groot bezoek geestdrift éénheid.

De landdag, op 18 Mei j.l, op initiatief van de Groninger- en de Drentsche afdeeling van den Nationalen Bond Landbouw .en Maatschappij, te Assen gehouden, is buitengewoon geslaagd. Wie wil dat nog ontkennen? Een boevendag als deze, hebben we nog nimmer beleefd en is, voor zoover wijde geschiedenis kennen, in ons land nog nimmer vóórgekomen. Was bet vorig jaar de Drentsche Landdag van 8 April met z'n 3 è 4 duizend bezoekers een succes voor onze beweging, de dag van 18 Mei 1934 was zulks in nog ruimere mate. Het was overweldigend 8000 bezoekers, het dubbele van het vorig jaar! * * * Inden morgen .... Was het weer inde voorgaande dagen niet bepaald aanlokkelijk en deed ons dit ©enigszins bevreesd zijn voor onzen landdag, omdat het meerendeel der bezoekers buiten zou moeten vertoeven, inden morgen van den achttienden Mei maakte de kende' en schadelijke nachtvorst reeds vroeg plaats voor de zonnestralen, alsof des morgens de natuur ais het ware aan de bewoners der velden de kondschap wilde brengen vaneen schoenen dag.,.. Onze landdag werd gezegend door prachtig voorjaarsweer, hetgeen op het welslagen een bijzonderen invloed had. Reeds vroeg was het wakkere bestuur der afdeeling Assen inde weer cm het terrein een «enigszins feestelijk aanzien te geven. Doeken met opschriften als; „De landbouw is het fundament van vele bedrijfstakken” e.d. werden hier en daar gespannen. Boven den toegang tot tuin en restaurant was een doek gespannen met de woorden; „WELKOM, ONTWAKEND PLATTELAND!”, geflankeerd door een nationale en een groen-witt© (de landbouw-) vlag. Voorts waren van beide soorten vlaggen hier en daar op het terrein aangebracht. Vanuit alle hoeken van Drenthe en Groningen hadden de bewoners reeds vroeg tn den morgen de reis naar Assen aanvaard. En niet alleen uit deze beide provincies waren er duizenden bezoekers per tram, autobus, auto of fiets op weg. Ook collega’s uit Friesland, Overijssel, Gelderland en.... Ncord-Holland waren onderweg, Des morgens om 4 uur vertrok een autobus uit Haarlemmermeer om in Wieringerwaard 0.0. nog enkele passagiers op te nemen en dan via den afsluitdijk, dwars door Friesland, nog voor de opening, in Bellevue te arnveerenf We ontvingen, namens dit gezelschap, een hartelijk schrijven over onzen zoo geslaagden landdag. Een woord van hulde aan ouzo pioniers in Holland, maar ook in andere provincies, waar men onder moeilijke omstandigheden, dikwijls met cndergrondsche tegenwerking, niettemin met groot enthousiasme de idealen onzer beweging verkondigt, is hier zeker op zijn plaats. Ongetwijfeld zijn ook zij, evenals de duizenden in Drenthe en Groningen, gesterkt inde overtuiging, dat slechts op deze wijze het platteland is te verzamelen tot een machtige beweging, tot een aaneensluitend blok, tot het agrarische fundament van economisch en cultureel Nederland! Ter zake echter. Op dezen prachtigen Meimorgen dan, stroomde de Drentsche Hoofdstad van alle kanten . vol en geleek Assen een belegerde veste en f Bellevue de citadel. Toch waren al die mannen en ook die honderden vrouwen van het platteland niet bezield met blakende strijdlust. Hel deel waarvoor zij kwamen, lag hooger. Zij wilden, rijk en arm, oud en jong, man en vrouw, tezamen op vreedzame en waardige wijze uiting geven aan den nood, waarin het onbeschutte agrarische bedrijf verkeert. In allen leefde één wil; mede te arbeiden aan de ontwaking van het platteland. Een overzicht schrijven van dezen landdag, het valt ons moeilijk, Uitvoerig onze gedachten daaromtrent weergeven, we zouden te veel plaatsruimte vragen. Misschien behoort u, ïezér of lezeres, tot de bezoekers. En uw indruk kan wel een geheel andere zijn dan de mijne. Men beeft ineen rosé getint prutsblaadje het noodig geoordeeld er op te wijzen, dat er bij ons gegronde vrees bestond voor een mislukking. Is u, door onze opwekking in ons nummer van 18 April er toe over gegaan, toch de reis naar Assen te aanvaarden? Was u anders niet gekomen? Afnemende belangstelling, schrijft men en de wensch is hier zeker de vader der gedachte geweest. Wij zijn niet bevreesd geweest voor weinig bezoek, maar wel weten we, dat er meer boeren op het platteland wonen, dan de 8000 bezoekers op onzen landdag. Toch ben ik er van overtuigd, en daarvoor heb ik bewijzen, dat verschillende menschen, die thuis bleven, daarvan meer spijt hadden dan degenen, die den dag meemaakten. Ongetwijfeld zullen de bezoekers, ten spijt van sommige misleiders van bet platteland, in nog sterkere mate dan voorheen de ideeën van onzen bond propageeren en hun omgeving opwekken tot medestrijden. Verdachtmakingen als gedaan tegenover den beer Smid en het bestuur, zullen dat niet verhinderen. Het platteland is ohtwaal<t on laat zich geen rad meer voor de oogen draaien. We keeren echter terug naar den landdag. Tegen 11 uur waren tuin en zaal stampvol cn nog steeds stroomde het bezoekers, Ineen achtergelegen tuin was echter nog voldoende ruimte. Evenwel, het was moeilijk er te komen «n men voelde er ook niet alles voor. Liever wilde men staan of zich met een minder goede plaats tevreden stellen dan niet te midden der massa te zijn. De opening. Da voorzitter, de heer E. Z, Oldenbanhing to De Wijk, opende te ruim halftwaali

met een hartelijk welkomstwoord tot de talrijke schare. Spr. verheugde zich over de groote opkomst. Hij heette in het bijzonder welkom den heer J. Smid, de aanwezige leden van de Staten-Generaal (de Eerste Kamerleden Mr. H. Smeenge en Ir. J. M. L. Otten en de Tweede Kamerleden Weitkamp, Ebels en Louwes), de besturen van het D.L.G., den Drentschen Zuivelbond en van de Gewestelijke Crisis organisatie.

Wanneer spr, de menigte overziet, dan kan hij tot zijn groot genoegen constateeren, dat ook honderden vrouwen aan de uitnoodiging gevolg hebben gegeven. Spr. heet hen van harte welkom en wekt hen vooral op hun politieke macht vruchtbaar te maken. Spr. vervolgt 0.a.: De besturen van den Groninger en den Drentschen Boerenbond hebben, gemeend aan den drang van de leden te moeten voldoen om wederom te Assen een landdag te houden. Een landdag, waarop wij met klem willen protesfeeren tegen de voorstelling, dat op dit oogenblik de landbouwende bevolking door de andere groepen moet worden onderhouden. Als wij lezen hoe ineen onzer groote bladen het den he:3 V'/eitkamp kwalijk werd genomen dat hij betoogd had, dat de landbouw zich niet dankbaar behoefde te toonen voor de hulp, die den landbouw geboden wordt, dan meen ik toch wel, dat zulk kwalijknemen getuigt van zeer weinig inzicht inde maatschappelijke verhoudingen. De landbouw ontvangt geen steun van de andere bevolkingsgroepen, doch hem wordt slechts een deel teruggegeven van wat hem dooreen verkeerds politiek is ontnomen. Op dezen landdag willen wij getuigen van het saamhoorigheidsgevoel, dat op bet platteland begint te ontwaken. Door het tezamen zijn van rijk en arm, groote en kleine boer en landarbeider, pachter en verpachter, hypotheekgever en -nemer, van klei- en zandboer en veenkoloniaal, van akkerbouwer en veeboer, man en vrouw, wordt een band gesmeed, die niet is te verbreken. Met den wensch, dat deze landdag zal mogen beantwoorden aan het gestelde doel en het Nederiandsche volk meer het inzicht moge deelachtig worden, dat een maatschappij op den duur alleen zal kunnen bestaan, als zij een krachtigen en welvarenden boerenstand bezit, verklaart spr. den landdag voor geopend, i (Na dit openingswoord zingt de duizendkoppige menigte spontaan het eerste couplet van het Wilhelmus.) Als eerste spreker trad de heer J, Smid voor de microfoon cp den heuvel achter inden tuin, waar bestuur, genoodigden en sprekers zetelden, De herhaaldelijk met applaus onderbroken en met een warme ovatie bekrachtigde rede van den heer Smid, werd gevolgd dooreen kernachtig , pleidooi voor het bodemproduct, de natuur. boter en een uitvoerige uiteenzetting van ons systeem, door den heer G. J. Ruiter van , Knijpei, best.iid van onzen Bond in Friesland. Ook deze rede oogstte veel bijval. Voordat ! gepauzeerd werd, verkreeg Mr. Sm een ge [ de gelegenheid om een enkel woord tot de , menigte te zeggen. De heer Smeenge behoort ; de geregelde bezoekers van onze groote vergaderingen in Drenthe en als oudste ver' tegenwoordiger der Staten-Generaal bracht hij namens zijn C.H., V.D. en V.B.sche collega’s . dank voor de ontvangen uitnoodiging. Hij gaf de verzekering, dat inde kringen der vclks’ vertegenwoordigers ernstig in overweging ■ wordt genomen wat voor den boer gedaan s ban worden ©n het verheiigde hepi zeer, dat , de honderden van verleden jaar thans waren | veranderd in duizendtallen. Maar vooral viel het hem op, dal de vrouwen thans mee betoogden inderdaad de vrouw is niet meer dezelfde van vroeger, zij kreeg een plaats van beteekenis inde maatschappij, ook in het boerenleven, zij kreeg , meer vrijen tijd door de beschikking over middelen van allerlei aard, waardoor zij thans veel kan laten doen, wat zij vroeger zelf moest . aanpakken, zij heeft invloed gekregen op de 1 regeeringsvoraning en daarom is het voor spr. i verheugend, dat thans blijkt, dat ook de boe; renvrouw gevoelt haar belang bi| een organii, salie als deze. . Spr. eindigde met de hoop uitte spreken, dat de duizenden van thans zouden veranderen i in tienduizenden. Na een korte pauze was het woord aan Mevr. Diek hu is-Cle ver in g te Roodeschool, die in ©en ernstige rede de plattelands; vrouwen opwekte mede te strijden in onze ; beweging. Dan volgde een rede van den heer

F. de Leeuw te Uffelte, waarin deze een stuk werkelijk leven op het platteland teekende. De positie van den akkerbouw werd hierna geschetst door den heer J. Kno 11 em a uit Slochteren. (Het verslag der redevoeringen vindt men elders in dit blad.) De spreekster en de sprekers oogstten allen, zonder uitzondering, een welverdiend applaus! De inhoud van al het gesprokene laat aan duidelijkheid niets te wenschen. Er moge uit blijken, dat de landbouwende bevolking met de thans geveerde landbouwcrisispolitiek niet instemt en van oordeel is, dat de door onze beweging gepropageerde weg, minder voetangels en klemmen bevat en meer uitzicht inde toekomst biedt. Tot slot nam onze algemeen© propagandaleider, de heer D e Lan ge, voor de microfoon plaats en hoewel allel voorgaande redevoeringen met buitengewone instemming waren aangehoord, was het publiek één en al oor voor het woord van dezen spreker. Hij bezit de gave, den plattelander in het diepst van zijn ziel te treffen en het applaus was dan ook niet van de lucht. Ook deze rede vindt men elders terug. Nadat alten staande den Boertnstrijdzang hadden gezongen, werd onder applaus d'e volgende motH vastgesleld: „De Nationale Bond Landbouw en Maatschappij, op een ongeveer door 8000 leden bezochten landdag bijeen, verzoekt met klem herziening en verbetering van de thans gevolgde landbouwcrisispolitiek en wel inzonderheid spoedige tegemoetkoming aan den nood der kleine boeren, opdat zij niet door de beperking van den rundvee- en varkensstapel te gronde gaan”. Deze motie werd aan den minister van Ec. Zaken gezonden. De heer Van Bruggen, voorz. Groninger Boerenbond, bracht een bijzonder woord van dank aan den heer Oldenbanning voor de eminente wijze, waarop hij dezen landdag had geleid. Nadat tenslotte nog op verzoek van den heer De Lange staande was gezongen het tweede couplet van het Wilhelmus „Mijn Schild ende betrouwen”, werd de landdag met een dankwoord door den voorzitter gesloten. * * * En toen stroomden de duizenden bezoekers wederom naar hunne woonplaatsen, voldaan over het gebodene, doordrongen van de eenheid. Mogen zij allen, bezield van geestdrift verwarmd door het Pinkstervuur, het goed’ recht van onze beweging verdedigen, ieder op zijne: of op hare wijze. De thuisblijvers hebben iets gemist, waarbij ze tegenwoordig hoorden te zijn, tenzij ze tevreden zijn over de thans gevoerde politiek, en dat zijn er maar enkelen! Laten ze zich echter voornemen een volgend jaar niet te willen missen, doch met hunne vrouwen op te trekken naar Assen. Éénheid en geestdrift, deze beide, tezamen met waarheid, kunnen den .plattelander wederom de plaats Hergeven. wehte nern krachtens zijn fundamenteele beteekenis toekomt. Onze landdag heeft ongetwijfeld er toe bijgedragen, dat het noodzakelijke doel wordt benaderd. Moge deze dag óók en vooral aan onze Regeering in Den Haag wat te zeggen hebben gehad en moge men daar eindelijk beseffen, dat het platteland geen steun maar recht vraagt! Tenslotte nog dit, Zooals boven den uitgang van het landdagterrein stond geschreven; „Tot weerziens”, zoo zou ik het nogmaals aan het slot van dit overzicht willen plaatsen. Onze landdag dient telkenjare verder uitgebouwd te worden tot d e dag voer alle plattelanders van Nederland. Hun, die nog afzijdig staan, zou ik willen toeroepen: Ontwaak en sta op! Grootsch is uw roeping en heilig uw laak, Het gevaar is zoo groot, de uren zijn weinig, Ontwaak dan, Ontwaak! JAC, TER HAAR Ezn. – De Belgische en de Nederlandsche landbouwpolitiek. Het is heel moeilijk toestanden in verschillende landen te vergelijken, zonder met alle omstandigheden, die tot deze toestanden hebben geleid, rekening te houden. Dit in het oog houdende, meenen wij toch onzen lezers de volgende, door den Belgischen minister van landbouw en openbare werken, Prof. Sap, gemaakte opmerkingen over de Belgische en de Nederlandsche landbouwpolitiek niet te mogen onthouden. Van België zei hij het volgende: Ongeveer 95 pet. van de Belgische landbouwproductie wordt in het binnenland verbruikt. Slechts 5 pet. komt voor uitvoer in aanmerking. De binnenlandsche markt moet dan ook volstrekt voor onze boeren gereserveerd blijven en alle noodige maatregelen dienen getroffen te worden, om de prijzen op een bevredigend peil te houden. Dit zou niet mogelijk zijn zonder de toegepaste en in stand gehouden contingenteeringsmaatregelen en invoerconsenten, bestemd om te beletten, dat vreemde producten in al te groot© hoeveelheid en tegelijk al te lage prijzen op onze markt zouden worden gegooid. Na deze opmerkingen over België, zei Prof. Sap bet volgende over Nederland: In Nederland is de toestand van de landbouwers, niettegenstaande ongeveer 3 milliard francs directen steun, veel slechter dan in België. In „De Boer” (het weekblad van den Belgischen Boerenbond) is herhaaldelijk gewezen op de reusachtige fouten, die in Nederland in verband met de steunmaatregelen werden gemaakt. In verschillende artikelen in „De Boer” is het ingewikkelde, het bijna onmogelijke van den Nederlandschen steun aan de kaak gesteld. Niet zoo heel lang luidde de conclusie vaneen artikel, aan deze kwestie gewijd, dat de Vlaamsche boeren tevreden mogen zijn, daadwerkelijk gesteund te worden dooreen systeem, dat vrij is van de controle ©n de dwang, die de Nederlandsche boeren moeten verdragen en die in België trouwens niet zouden worden aanvaard. Tot zoover de Belgische minister, wiens oordeel over ons land o.i. niet geheel onjuist is.

Landbouwvoorlichting, Door het Overijsselscli Landbouwblad. Eender nuttigste en onontbêerlijkste zaken voor een bloeiend landbouwbedrijf was en is nóg een goede en juiste voorlichting. Die landbouwvoorlichting kan iu hoofdzaak op twee manieren plaats vinden, n.l, ter vergadering en inde pers, de vakpers dan natuurlijk. Vooral inden huldigen tijd, nu het den gewonen boer vaak duizelt van de vele en velerlei crisismaatregelen, waarbij hij door de verschillende organisaties, waarvan hij dee uitmaakt, is betrokken, is een overzichtelijk en vooral een objectieve voorlichting nootzakelijk. Die objectieve voorlichting nu door de lanc • bcuwvakpers over te nemen of reeds genome crisismaatregelen der Rogeering kan b.v. i t gedrang komen als de redacteur van ee zoodanig blad een bepaald persoonlijk ide of een idee van zijn omgeving naar voren wi brengen en verdedigen. Ingeval de betrekke organisatie zich nu duidelijk heeft uitgespro ken over die richtlijn en haar wenscht t propageeren, is er tegen dergelijk subjectie geschrijf weinig bezwaar. Men verdedigt da de opvatting der betrokken organisatie, zonde méér. lets anders wordt dat echter, als een be paaide redacteur een bepaald idee, coute qu ooute (het koste wat het wil) wenscht te pro pageeren, zónder dat hij daarbij steunt op d mtening van de leden van zijn organisatie welke meening dan dient te zijn gevormd na rijpelijk© overweging en volledige en onbe vooroordeelde toelichting op alle punten. Eei dergelijk – streven zal de eenheid inde betref fende organisatie in groot gevaar kunnen bren gen. En in geval het een organisatie betreft die in hooger verband is gecentraliseerd, za zulks al spoedig in strijd kunnen komen me mogelijke bedoelingen van die centrale ver een i ging. Het geval nu, waarbij deze beide genoemde bezwaren hand aan hand gaan, doet zich voor bij het O ver ijs seis ch Landbouwblad van 10 Mei j.1., waarin de heer K., dien we nu toch wel met den naam van redacteur mogen bestempelen, ineen fèl artikel zijn persoonlijke meening plaatst tegenover wat hi meent te mogen beschouwen als het standpum van den Frieschen Boud van Zuivelfabrieken Z.Ed. tracht in eerste instantie eendoor genoemden Bond aangenomen motie belachelijk te maken inde oogen van zijn lezers, die zich helaas als buitenstaanders uitsluitend een oordeel in deze kwestie kunnen vormen naar aanleiding van dit geschrijf, waarschuwt daarna zijn boeren om bet verderfelijke Friesche pad niet in te slaan en geeft ten slotte nog een opstopper inde richting van den F.N.Z., de vereeniging, waarvan waarschijnlijk ’s heeren Keizers lezers ook moei cndcels lid zijn. Nu willen we hier op de materie niet al te diep ingaan, omdat dat te veel ruimte zou vragen. Als ingewijde wil ik echter tegenover den buitenstaander, den heer Keizer, vastleggeu, dat hot standpunt van den Frieschen Boud ineen drukbezochte ledenvergadering, bezocht door vrijwel alle vooraanstaande boeren en zuivelmenschen in Friesland, is vastgelegd, met op de door den heer K. bestreden punten alge meen e stemmen, waardoor dat standpunt mag gelden als „het Friesche" standpunt. Daarnaast wil ik ccnstatcercn. dat de uitleg van den heer K. van de aangenomen motie er vierkant naast is en zelfs op een zoodanige manier is gesteld, dat men z’n hart vasthoudt. Tenslotte moet het ons van 't hart, dat een dergelijk optreden de bestaand© goede verstandhouding tusschen de Overiisselsche Landbouw-Maatschappij ©n de zuivelcrganisaties onnoedig in gevaar brengt. De heer K. moet zich daarbij wél rekenschap geven van ’t feit, dat de zuivelorganisatie vaak door haar contact via de fabrieken de meening van de boeren beter vertolkt, dan dat een landbouwmaatschappij kan doen. We meenen een en ander hier te moeten neerschrijven, opdat de vele lezers van „Landbouw en Maatschappij” in Overijssel maar niet alles zulten slikken wat hun aldus wordt voorgezet. En we komen er daarom in „Landbouw en Maatschappij” op, omdat juist het standpunt van den Frieschen Boud basis kan worden vaneen eensgezind boerenfront, om daardoor tof werkelijke steunmaatregelen voor den boer in ’t algemeen te komen. Die maatregelen moeten dan uitvloeisel zijn van ©en principieel© aanvaarding van het stelsel, dat de heer Smid al zoolangel jaren heeft gepropageerd, n.l, de opheffing van bouwboer en veeboer door hoog© graanrechten enz., waarvan een toeslag op melkprijs en export den veehouder tot een loonend bedrijf voert en waardoor direct de prijzen der bouwproducten zoodanig zouden .stijgen, dat de bouw daarmee reeds zou ren deer en. Nu' neemt de Friesche Bond tot onze groote vreugde maar niet zonder meer genoegen met den melkprijs, welke het gevolg zal zijn van afschaffing van het funeste menggebod en herplaatsing van de boter op de éérste plaats, néén, zij wil dien melkprijs zoo nóódig aanvullen met andere middelen, In eerste instantie herstelt men dus de boter in haar rechtmatige positie door bet menggebod en de vast- en veiligstelling van het margarinedebiet af te schaffen, in tweede instantie is men bereid, om zoo nóódig daarnaast andere middelen op te sporen om een loonende melkprijs te verzekeren. Bóven de 4 a 4V2 cent (exclusief afvalproducten) komt dan reeds de 0.3 cent voor delging van het nadeel der koekencontingsnteering en van de heffing voor het graanmonopolie. En daarom vraógt de F.N.Z. immers al! Hoe dicht staat men nu niet bij elkaar om dein boterprijs, die het gevolg zal zijn van het sanceren der boterpositie op do binnenlandsche markt, bij behoud van voldoenden export, op te voeren, door die contingenteering van koeken en dat lage graanrecht te vervangen dooreen hoog recht, om uit dót recht zóóveel toeslag op melkprijs én export te geven als zal noodig zijn om tot een rendeerend bedrijf tè komen? Daar zit dus perspectief! In het onjuiste, gevaarlijke en. afbrekende

deil heer Keizer mijmer, den wil om het b o er en b e 1 a n g zuiver te steilen, G, J. R. Wat Minister Colijn antwoordde. Een teleurstellende rede. In aansluiting op onzen slotzin van de vorige week dient direct geconstateerd, dat over ’t geheel genomen Minister Colijn’s antwoord ons moet teleurstellen,. En wel omdat de rede eensdeels pertinent afwijzend was, anderdeels vaa** en zonder pit. “ Om met het voornaamste te beginnen, valt volgens de Regeering aan verhoogina van „s teu n” niet te denken, terwijl toch erkend wordt en geïllustreerd met cijfers, dat het niveau nog ligt beneden dat van 1913- voor de veehouderij ontbreekt daaraan volgens Dr. Colijn nog zeer veel. Dus do rekening, sluit niet, terwijl oud-minister Verschuur beweerde van wel en zelfs vond, dat de landbouw geen kwijnend bestaan meer leidt. Inzake den ombouw inde richting van akkerbouw, durft de Minister de noodzakelijkheid daarvan niet met zekerheid aannamen, hoewel Z.E. in. 1921 al gewaagde van op, komst zijnde structureel© veranderingen in ’t maatschappelijk bestel, speciaal van West-Europa. Zoo durft Z.E. ook niet voor eenige jaien loon en de graanprijzen in uitzicht stellen en wordt dus het scheuren niet bevorderd. Aan den anderen kant wil de Regeering do margarineproductie niet verminderen en blijft het alles als zoo vaak en reeds zoo lang een hinken op twee gedachten met als ovsrheerschend richtsnoer de hoop op herleving van den export. * Bij een vorige gelegenheid heeft Dr. Colijn het verschil in belooning tusschen de beschuttat, en onbeschutte bedrijven duidelijk in ’t licht gesteld; in deze rede hebben we daarop tevergeefs gewacht. Zoo zal alles bij het oude blijven; geen loonende prijzen ondanks de lage loonen die door boer en arbeider worden berekend, dus geien inschakeling van meer werkkrachten s eerst de margarine, dan de boter; dure medicijnen, geen genezing. Op welke manier wil de Regeering dan toch het bedrijfsleven gaande houden en de rekening werkelijk doen sluiten? Door de pachtwaarde beneden die van 1913 te fixeeren. Daarbij werden geen cijfers genoemd, maar als in 1913 de grondrente f 120 per H.A. eerste kwaliteit land bedroeg, dart dienen we daar dus beneden te blijven, laten we zeggen f 100 per H.A. Wanneer de Regeering deze basis, die correspondeert met eert waarde- van f 2000 (a 4 pet. met lasten), werkelijk eens aannam en daarenboven een loonbedrag calculeerde, dat het licht mag zien, dan zou op die manier werkelijk tot saneeiing zijn te geraken. Maar niet zooals Dr. Colijn het wil overlaten aan den georganiseerden boerenstand cm vooral niet meer te bieden. Met den heer Vander Sluis achten we dit ónmogelijk en all ee n wette 1 ij k kan ook hier het vrij e spel van veel vraag en minder aanbed aan banden w or« den gelegd. Wanneer dan volgens de doelstellingen der Regeering de waarde van den grond zoo belangrijk gedrukt zal worden, wat volgens Dr. Colijn zelf, ~onnoemelijk zwaar voor velen zai zijn”, dan dient de boer ook beschermd legert speculatieve, te hooge, prijzen en huren, ©« dan mag het hypotheekkapi'faal zich ook tevreden achten met maximaal 4 pet, We hebben steeds yastgehouden aan loerende prijzen, zoedat aan redelijke verplichtingen kan worden voldaan. Wil men lagere prijzen, dan dienen ook de verplichtingen redelijk gemaakt te worden door maxima van huren et| rente vast te stellen. Het behoeft geen betoogl, dat we aan het eerste vasthouden, omdat het tweede onbillijkheden schept, maar één vani beide is beter dan hinken op twee gedachten, wat de boerenstand van Dr, Colijn allerminst gewend is. Inlusschen werd de pachtwet in ’t vooruitzicht gesteld en is het te hopen, dat de indiening daarvan zoo spoedig mogelijk geschiedt, om na te gaan welke grondgedachten daarin zijn verwerkt. * * * Dit is in groote lijnen hef commentaar dat ons omtrent deze belangrijke en belangwekkende rede uit de pen vloeide en waaruit duidelijk blijkt, dat we nog lang niet zijn, waar we toch moeten en zullen komen. Als interessante details halen we nog aan, dat volgens Dr, Colijn de margarineproductie reeds tot de helft is teruggebracht, waarom! niet tot verdere inkrimping mag worden overgegaan. En het menggebod dient ter willa van de boter(!) gehandhaafd! Het eerste baconcontract is volgens Z.E, werkelijk voor de baconindustrie te voordeelig geweest. Inzake de suiker zal gezocht worden naar een nieuw afzetgebied (spiritus). Dit lijkt ons, afgezien van de financieele gevolgtrekkingen, nu juist weer een sterk staaltje van autarkie. Van suiker naar spiritus lijkt ons een veel greoter stap dan van boter en kaas naar voedergraan. Het stopzetten van de koeienafslachting was het gevolg van verminderd aanbod der dieren en verminderde afname der blikken. De teelt» regeling zal in dezen tijd van overgang voor» hands een groote rol spélen. Een Directeur-Generaal van Landbouw kart ook Dr. Colijn niet vinden!? j De Minister liet nog dóórschemeren, dat halfe Juni de nieuwe Minister van Economische Zaken daar zal zijn. En de nieuwe minister zal in samenwerking met de anderen een beslissing moeten nemen, op welke manier en; in hoeverre de omzetting van grasland irt' bouwland zal worden bewerkstelligd. Op deze, manier wordt de belangrijkste beslissing der landbouwcrisispolitiek telkens uitgesteld. Als intusschen het Rapport-Addens voldoenda is doorgewerkt, kan die beslissing niet twijfelachtig zijn, g, MBIöUOTr

E. Z. OLDENBANNJNG.