direct geen voordeel aan den boer worden gebracht, er wordt door bereikt dat geen groote inkrimping van den veestapel., geen ver doorgevosrde teeltregeiing, geen beperking van den melksteum en geen geforceerde export voor 40 cent per kilo naar de Engelsche markt, inde toekomst noodig zal zijn. En dit is zeer zeker voor den veeboer een groot voordeel, hoewel dit Hiet in cijfers zal zijn uitte drukken, Spr. was het verder met de commissie eens, dat de hoterafzet door rose-kleuring van de margarine sterk zou worden bevorderd. Men kan dan zien in welke café’s, banketbakkerijen, enz., margarine wordt gebruikt. Nu wordt in vele hotels ongemerkt margarine geslikt. Laten we met kracht aandringen op deze herkenningsteebens bij de margarine.

Conclusies. Samenvattende kwam spr. tot de volgende conclusies: 1. Het huidige systeem van steunverleening aan de melkveehouderij met die aanvullende maatregelen heeft geen loonenden melkprijs of richtprijs gebracht. Dit experiment is mislukt. Was deze richtprijs echter wel bereikt, dan zou met de huidige lage voerprijzen uitbreiding van de melkproductie sterk inde hand worden gewerkt. Ook inde toekomst is, ondanks de verder te nemen maatregelen, met het huidige systeem geen loonenden melkprijs te krijgen. 2. Het systeem van de Boerenbonden met die hoogere invoerrechten dient grondig te worden bestudeerd. Blijkt d!it systeem inderdaad de grondslagen voor een betere positie van de veehouderij te bevatten, dan moet door den geheelen georganiseerden landbouw krachtig op invoering van dit systeem worden aangedrongen. 3. Bij de vetvoorziening van het binnenland moet de boter, het nationale product, de eerste plaats innemen. Hiervoor moet worden aanr gedrongen op opheffing van het menggebod en beperking en rose-kleuring van de margarine. De veehouder kan er zich niet mee vereenigen dat de beperkingen enkel en alleen worden opgelegd op de veehouderij en dat de margarine vrij uitgaat. Dooreen grondige propaganda moet het gebruik van melk en zuivelproducten worden vergroot, waarbij te hooge prijzen moeten worden vermeden. 4. Het verschil tusschen den prijs dien die industriemellker en dien, welken de consumptiemelker voor zijn melk krijgt, moet worden weggenomen. Het verheugde het bestuur van dan Drentschen Zuavelbond ten zeerste dat in deze korte inleiding in deze gecombineerde vergadering de meening van den veeboer kenbaar kan worden gemaakt. Hier is thans de Drentsche landbouw bijeen. Laat dit aan den eenen kant een teeken zijn, dat de nood op zijn hoogst is, aan den anderen kant komt hierdoor toch de sterke wil van den Drentschen boer tot uiting, de sterke wil om eendrachtelijk naast elkaar te trachten verbetering in den toestand te krijgen. Laten we alle verdeeldheid verre van ons gooien en hand in hand te toekomst tegemoet gaan. Ais dit bet gevolg van deze vergadering is en als dit tuide naar buiten ook wordt uitgedragen, dan zal succes niet udtblijven. (Daverend applaus). De heer Holt uit Schoonloo wees op de sociale lasten, welke den landbouwer worden opgelegd. Hij bepleitte de invoering van de wettelijke verplichting van het bakken van meikbrood. De boer had daar z.i. recht op. Kleine boer, wat nu? Bovenstaande regel is een variant op den titel van het bekende bock: Kleine man, wat nu? van den Duitschen schrijver Hans Fallad'a. Den kleinen boer werd veel ontnomen. Z’n Vee,, z’n varkens, z’n kippen moest bij voor een flink deel afschaffen. Zijn inkomsten daalden snel door die geringe prijzen, die hij maakte voor de producten van zijn overblijlvend1 beslag en van zijn akker. Armoede klopte er aan de deur De taal van dezulken sprak de heer Joh. van der Haar te Nieuwer oord’t Was jammer, dat zijn stem te zwak was cm zich in deze vergadering verstaanbaar te maken. De propagandist, de heer J. de Lange, die met luid applaus werd1 begroet, droeg de rede voor. Spr. merkte op, het niet noodig te oordeelen een uiteenzetting te geven, hoe men van landarbeider tot kleinen boer worstelt met veel geluk en hard werken van man en vrouw. Het was weliswaar een sober bestaan, maar het ging. Snel zijn thans velen, door de crisisslagen getroffen, den weg teruggegaan. Van kleinen boer werden zij weer landarbeider. Velen zijn nog steeds in naam kleine boer; in wezen zijn zij er nog minder aan toe dan een landarbeider die inde werkverschaffing geholpen wordt. Energie en levenskracht wordt den kleinen boer ontnomen. De positie van deze groep is hachelijk. Er heerscht groot e nood. Het verheugde hem dat minister Steenberghe zich persoonlijk op de hoogte heeft gesteld. Spr. hoopte dat betere maatregelen er het gevolg van mochten zijn. Het is onmogelijk door te gaan met te produceeren beneden kostprijs. En de maatregelen die er genomen worden, zijn geschikt om er geregeld kippevel van te krijgen. Spr. ging na welke nadeelen de kleine boeren, doch ook de boeren in het algemeen, hebben van de kalverbeperking. Vooral in streken met veel kleine boeren zijn velen gedupeerd door het ontvangen van te weinig schetsen. Vroeger werden door boeren met bijv. B koeien 2 kalveren opgefokt. Thans hebben deze mensdien slechts één kalf, terwijl er velen zijn met minder dan 4 koeien, die heelemaal geen kalf mogen houden. Deze maatregel is zeer nadeelig voor den kleinen boer. Hij vroeg zich af, of er geen regeling valt te treffen, welke meer bedrijfsvrijheid laat. De afname van vee, die thans verplichtend is gesteld, werd vervolgens door spr. oritisch bekeken. Er waren reeds velen, die vóór November, wegens te betalen rente of pacht, hun vee hadden verkocht. Toch moeten zij thans het hun aangewezen aantal dieren leveren. Zij moeten daartoe geld betalen of nog meer dieren weg doen. Oude melkkoeien blijven er over, terwijl de jongveestapel kleiner wordt. Toch is dit geen beperking van de melkproductie. Hij ging na de onuitvoerbaarheid van de voorgestelde inkrimping dezer productie. Het zal er voor een kleinen boer van 5 koeien op neer komen, dat hij 20 procent moet beperken. Wat moet hij dan met zijn land, dat niet altijd geschikt is voor

scheuren? Bovendien geeft hem dit weinig zekerheid. Het gevo'.g der maatregelen zal zijn een ontwrichting van ieder bedrijf. Meer dan op de melkveehouderij, rust het bestaan van den kleinen boer op de varkenshouderij. De telling 1932 als basis voor de verdeeling der biggenmerken aan te nemen, is funest geweest. De kleine bedrijven kregen veel te weinig merken. Hij wilde de biggenmenken zooveel mogelijk toegewezen zien aan het kleine bedrijf en de mestregeling dloen vervallen. De weinige afname van zouters brengt den kleinen boer voorts in finanoiëele moeilijkheden. Hij heeft geen geld de varkens door te mesten en moet ze voor een lagen prijs verkoopen aan den slager. Spr. klaagde ernstig over de ontactische manier waarop de crisisopsporingsdienst werkt en de tuchtrechtspraak de menschen beboet. Er wordt een hardvochtige dictatuur uitgeoefend, welke alle perken te buiten gaat. Spr. wees er daarbij op dat thans vele mensohen worden beboet omdat bun duurgekochte zeug, die in December nog biggen moest werpen teneinde de voorhanden zijnde merken op te kunnen gebruiken, niet voor 1 Januari 1935 de biggen ter wereld bracht, terwijl zij zulks wel op de kaart aan den plaatselijken secretaris hadden opgegeven. Hoewel dit niet mocht, kon spr. zich deze gevallen, waarbij niemand benadeeld werd, levendig indenken en riep hij de clementie in van degenen die hierover moesten beslissen. De verzachtende omstandigheden zouden aanleiding kunnen zijn, dat ze worden schuldig verklaard zonder oplegging van straf. Spr. had vernomen dat de betrokkenen het voor f5O konden afkoopen, welk bedrag door velen zeker niet betaald zou kunnen worden. De kleinste overtreding, aldus spr., wordt dikwijls vrij zwaar beboet. Spr. was het eens met de woonden vam het Iste Kamerlid Ruyter, die zeide, dat de ontstemming der boeren zeen groot is en dat dergelijke maatregelen in het pnactische bedrijfsleven aandoen als een onrechtvaardige bestraffing. Er moeten absoluut andere maatregelen genomen worden. De prijzen dier melk en varkens moeten in elk geval omhoog. Spr. kwam daarna tot de nieuwe regeling voor de consumptie-aardappels. Hij noemde het een verbetering, dart in plaats van 5 are thans 10 are vrij is van betaling der heffing. Toch zal dit voor groote gezinnen te weinig zijn. Ook leek het eerst dat men f3O per bunder moest betalen aan heffing, voordat men de aardappels inden grond had. Het lijkt er naar dat we dat nu inden herfst kunnen verrekenen, aldus spr. Het bezwaar blijft evenwel, dat we wèl weten wat te moeten betalen aan heffing, maar niet hoe hoog de denaturatievergoeding zal zijn. Zullen we dan mef de eene hand moeten betalen, hetgeen we met de andere ontvangen? Hij hoopte dat er nog andere maatregelen worden genomen, waardoor deze geheele regeling zal komen te vervallen, niettegenstaande zij boter is dan de regeling van het vorige jaar met alle controle. Blijft ze bestaan, dan zou spr. willen aandringen op vroege denatunatie inden herfst. Voor bet kleine bedrijf is de kippenhouderl] een bron van inkomsten. Spr. was van oordeel dat die plüimveecentralê meer hoeft gedacht aan verhooging van de kwaliteit dier kippen dan aan verhooging van den prijs dér eieren. De aanschaffingskosten der jonge hennen werden verhoogd, terwijl de eierprijs niet voldoende werd gesteund. Thans legt men, aldus spr., op den uitroer naar Duitsühliandi een heffing, terwijl men den extra-last van het graanmonopolie niet terug betaalt. Op de kleine boerderij kunnen de kippen het voordéeligst worden gebonden en moet de piuimveestapei inkrimpen, dan moet dat geschieden op de massabedrijiven. De kleine boer Is veehouder, varkenshouder en Mppenhouder en betaalt zoodoende tegenwoordig aan den steun voor den akkerbouw. Wij vechten evenwel niet tegen den akkerbouw, maar wij willen ook voor onze producten de productiekosten. Vele kleine boeren zijn reeds gedwongen om plaatsing inde werkverschaffing te verzoeken. Zij worden %oms afgewezen, omdat ze nog te veel vee hebben. Men rekent, naar spr. meent f 2 winst per week voor iedere koe. Was het maar waar! Dat zouden alleen de koeien van Dr. De Graaf kunnen doen, maar onze staan een tijd droog. Vele kleine boeren hebben het minder dan landarbeiders die nooit bun best hebben gedaan zich op te werken en thans Inde werkverschaffing kunnen gaan. Hij onderschreef hetgeen ineen adres van den Nat. Bond Landbouw en Maatschappij aan den Ministerraad is gemeld hieromtrent volkomen. Moge, zoo besloot hij, deze vergadering er toe bijdragen dat men in Den Haag begrijpt, dal de landbouw nog niet te veel vraagt en dat de kleine boeren zonder ander ingrijpen nooit uit de misère zijn te redden. (Applaus). De heer Snijders (Wezeperbrug) wilde de rede van den heer v.d. Haar in het kort aanvullen. Spr. prees zich gelukkig de „hooge heeren uit Den Haag” op deze vergadering aanwezig te zien. Op heftige wijze beschreef lij den noodtoestand, waarin de boerenstand verkeert, hoe de boer met stoeren arbeid en noeste vlijt tenslotte zijn belooning vindt inde werkverschaffing. Hier dreigt hij vergiftigd te worden met communistische ideeën (daverend applaus). De weg uit den chaos. De heer Smid aan het woord. De adviseur der Boerenbonden, de heer J. Smid, met langdurig gejuich begroet, dankte allereerst voor de enorme belangstelling ui alle oorden van Nederland ondervonden bi de viering van zijn zeventigsten verjaardag Men had spr. verteld, dat het postkantoor te Voorburg een plaats van 23.000 inwoners het nog nooit zoo druk bad gehad, als op spr.’s verjaardag. Zelfs kreeg hij een gelukstelegram, bestemd voor een dame uit Den Haag. De post wist niet anders, dan dat er maar één jarig was, hij, Smid. (Vroolijkheid). Het Is mijn bedoeling, aldus ving spr. zijn rede aan, enkele punten naar voren te brengen, waar het inde landbouwpolitiek inde eerste plaats om gaat. De vooruitzichten voor ons land zijn buitengewoon ongunstig, de export is gaan kwijnen, de beleggingen in het buitenland leveren minder op, het koloniaal inkomen is gedaald. Teneinde te verhinderen, dat de daling van ftót volksinkomen voor ons volk niet noodlottiger wordt dan noodzakelijk is, moeten twee dingen

geschieden. Inde eerste plaats een zoo rechtvaardig mogelijke verdeeiing van dat inkomen over de verschillende bevolkingsgroepen, speciaal tusschen stad en land en ten tweede een zoo intensief mogelijke exploitatie van eigenbodem, teneinde zooveel mogelijk te kunnen voorzien inde behoeften van ons volk. Het loon- en prijspeil. De eerste maatregel is noodig wegens bet groote verschil in belooning tusschen den landbouwer en den stedeling. Dooreen 12 jaren lang gevoerde, verkeerde politiek, wordt de stad boven het platteland bevoordeeld. Men is er op uit voor den stedeling zooveel mogelijk deze voordeelen- te behouden; men wil zoo weinig mogelijk inkrimpen en de landbouwende bevolking desnoods voor niets laten werken. Dat gaat niet. Om te ontkomen aan verlaging van den levensstandaard voor den stedeling wil men den boer in zijn benarde positie laten. Uit den treure hebben wij al gewezen op de cijfers 80 en 175. De landbouwer levert zijn producten voor 80 pet. van den voor-oorlogschen prijs, de stad geniet een beloondng van 175 pet., terwijl de kosten van het leven staan op 140 pet. De regeeringsmaatregelen zijn onvoldoende geweest om die wanverhouding weg te nemen. Zij besteedt er meer aandacht aan om dat cijfer, zijnde de levensstandaard voor den boer, naar beneden te brengen, dan dat zij genegen is de 175 te verlagen. Slechts op die wijze wil men aanpassen. Dat is eenvoudig een schande. Dat strijdt tegen ieders gezond verstand en hoont elk begrip van sociale rechtvaardigheid. De akkerbouw verkeert nog Inden meest gunstigen toestand. Dat Is in hoofdzaak te danken aan de abnormale groote oogsten der Laatste jaren Aan rogge werd per h.a. 10 a 15 h.l. meer opgebracht, dan normaal, wat in geld uitgedrukt f 50 tot f75 meer is. Bij normale oogsten is bij de thans geldende prijzen ook dit bedrijf echter alleen loonend bij een zeer lage arbeidsbelooning en bij zeer lage landprijzen. De toestand van de veehouderij en van de kleine bedrijven is nog veel ongunstiger, döch hierbij is door de vorige sprekers reeds uitvoerig stilgestaan. In het algemeen vallen er twee dingen te constateeren, eerstens, dat den boer geen behoorlijk bestaan gewaarborgd is, terwijl zijn bedrijfsvrijheid zoodanig beperkt is, dat hij niet meerde verantwoordelijkheid voor zijn bedrijf kan dragen. Als die beperking nu nog leidde tot een redelijk bestaan, dan zou men daarmee nog vrede kunnen hebben. Maar dat is ook het geval niet. Daarom is de tegenwoordige bedrijfsbeperking door niemand goed te praten. Inde tweede plaats valt de aandacht op den groeten nood, waarin die kleine boer verkeert. Door zijn afkomst kent spr. de groote moeilijkheden voor den bezitloozen arbeider om het tot kleinen boer te kunnen brengen. Mijn geheele leven bijna, aldus die heer Smid, heb ik de sociale vraagstukken bestudeerd en het is mijn heilige overtuiging, dat de regeering op een andere wijze dan de tot nu toe gevolgde, moet trachten te komen tot een betere verdeeiing van het maatschappelijk inkomen. Het moet een ieders streven zijn, door arbeid, zuinigheid en vlijt, tot welvaart te komen. De sociale politiek moet er op gericht zijn, dit streven te steunen. Dat is zij juist niet. Onze politiek schijnt het er op aan te leggen, de menschen streng te straffen voor arbeidzaamheid. lemand, die nooit moeite deed voor verwerving van bezit, wordt onmiddellijk geholpen, terwijl men hem, die na veel zwoegens eenig bezit wist te verkrijgen, thans ten onder laat gaan. lemand, die_ bezitloos is, krijgt pensioen en hij, die zich met veel moeite uit den arbeidersstand heeft opgewerkt, mag op zijn ouden dag naar het armbestuur gaan. (Applaus). Gewezen werd hierbij tevens op den werklopzensteun. Zedelijke verwildering. Men wordt de dupe van ambtenaren, die, welke prestaties zij ook mogen verrichten, nimmer over de sociale problemen hebben nagedacht Zedelijke verwildering vloeit uit dit stelsel voort, op het platteland, maar vooral in de steden. De tweede maatregel, een zoo intensief mogelijke exploitatie van eigen bodem, is noodig door het wegvallen van de buitenlandsche hulpbronnen. Men dient te zorgen, dat zooveel mogelijk menschen direct en indirect van onzen bodem kunnen leven. Spr. wees hierbij op de dwaze inzichten, welke blijken te heerschen In industriëele en wetenschappelijke kringen, waar men geheel uit het oog verloren beeft de oude waarheid, dat de landbouw is het fundament van de maatschappij. Vooral de Rotterdamsche K. v. K. blijkt al heel ver te zijn afgedwaald, immens zij wilde het platteland maar braak laten liggen. Juist nu de haven van Rotterdam minder rendeert, is het voor haar wenschelijk, dat de bodem meer opbrengt. Ook vele economische theoretici begrijpen niet die oude waarheid. Met allerlei drogredenen wordt zij ontkend, ook door mej. Dr. van Dorp, met wie spr. een pennestrijd voert. Is ook inden oorlog niet voldoende duidelijk geworden, dat men den landbouw noodig is. Dergelijke dingen zijnde groote hoeren alweer vergeten. Het oude Bijbelwoord: er zijn dingen die den wijzen onbekend blijven, doch diie dien kinderkens geopenbaard worden, blijkt ook in ons land in hooge mate van toepassing te zijn. Wanneer men begrijpt, nat de landbouw de grondslag Js van het economisch leven, dan gaat ook de „steun” aan den landbouw niet ten koste van de industrie en de andere bedrijven. Immers, dat is dan ook eigenlijk steun aan industrie en middenstand. Als alle boeren besloten niet meer te produceeren dan zij zelf noodig hebben, dan zouden de anderen begrijpen, dat zij met al hun werken niet eens inleven zouden kunnen blijven (applaus). De maatschappij is voor te stellen dooreen boom, waarvan de takken en de bladeren gevormd worden door industrie en handel en de stam door den landbouw. Als takken en bladeren dreigen te verdorren, moet aan den stam water worden toegevoegd. Het huidige systeem In gebreke. Aan de wanverhouding tusschen het stedelijke loon en prijspeil en de belooning van den plattelanders moet een einde worden gemaakt. De cijfers 80 en 175 dienen nader tot elkaar te worden gebracht. Kan het huidige systeem

dat bewerkstelligen? De regeering zei indertijd alles te zullen brengen op het voor-oorlogsche peil, doch de stedelijke loonen staan nog altijd op 175. We hebben het groote conflict gezien bij de verlaging van den werkloozensteun. Ontegenzeggelijk hebben de werkloozen het heel hard, doch indien die wanverhouding niet wordt hersteld, krijgen zij nooit weer werk en zullen zij tenslotte geen steun meer kunnen ontvangen. Nu gaat er één kreet door het land: de boeren worden vetgemest, want „80 is toch meer dan 175”, Daar komt de dwaze redeneering op neer. Kan men de 175 niet spoedig tot 80 doen dalen, dan zal men de prijzen der landbouwproducten belangrijk moeten doen stijgen. Om hiertoe te komen moet het tegenwoordig gevolgde systeem, waarmee men zeer zeker vastloopt, herzien, zóó, dat de belooning van stad en land ineen behoorlijke verhouding tot elkaar komt. Aan het vasfloopen van het huidige stelsel, daaraan heeft onze regeering groot© schuld. Veertien è vijftien jaar geleden heeft spr. reeds voorspeld, dat men in moeilijkheden zou geraken. Dat is uitgekomen. Toen de crisis kwam, was men de zaak niet meester. Men kwam te staan voor vraagstukken, waarover men nimmer had nagedacht. Het „regeeren is vooruit zien” heeft men niet begrepen. De groote problemen, welke achter de crisis zaten, heeft men niet doorzien. Onze vrijhandel past in het geheel niet bij de gevolgd© sociale politiek. Wil men vrijhandel, best, maar dan over de geheele lijn. Men dacht, dat de crisis van voorbijgaanden aard was en kwam daardoor tot allerlei regelingen voor ieder product afzonderlijk en men begreep niet, dat het landbouwbedrijf een organisch geheel is. Zoo is men gekomen tot het geweldige apparaat, dat elke bediljfsvrijheid wegneemt. Alles heeft bet karakter gekregen van „steun”. Daar moet spr.’tegen op komen. De boeren behoeven niet gesteund te worden. Grondige herziening. Waar de tegenwoordige sodale politiek een aanpassen van het loon- en prijspeil belemmert, daar moeten we thans een geheel ander systeem van prijsvorming krijgen, waardoor geen steun meer noodig is. Het systeem van L. en M. dient te worden doorgevoerd (men noemt dat wel het systeeml-Smid, doch dat gaat eigenlijk nog verder). Het binnenlandsch prijsipeil moet op voldoend© hoogte worden gebracht door tolmuren aan de grens, doch in het binnenland dient het bedrijf zooveel mogeilijk te worden vrijgelaten. Door hooge invoerrechten aan de grenzen op alle landbouwproducten worden de prijzen der producten, waarvan een tekort is, automatisch op het gewenschte peil gebracht, terwijl de opbrengst van de invoerrechten gebruikt kan worden om de prijzen der producten, waarvan een teveel is, te steunen. Deze gedachte is het ei van Columbus, zoo heeft men gezegd. Maar daarom juist twijfelt men aan de waarheid. Men heeft een mentaliteit geschapen, welke twijfelt aan al wat eenvoudig is. Men moet nu eerst weer ieeren ingewikkelde vraagstukken te herleiden tot hun kern. Ook als men economische problemen wil oplassen, moet men ze eerst weer tot hun grondslag herleiden. Het door L. en M. voorgestane systeem biedt twee voordeeten. Door de Intensieve bodemexplodtati© zullen vele menschen een bestaan daarin kunnen vinden. Toch zal ras land niet zooveel kunnen voortbrengen, dat daarmee de geheele bevolking zal kunnen worden gevoed. Hiervoor is Nederland te dicht bevolkt Wanneer bijv. de wereldoorlog nog een jaar langer had geduurd, dan zou de hongerdood velen hebben bedreigd. Ook zal meer bedrijfsvrijheid kunnen worden genoten dan thans. Nu heeft men de tolmuren aan de grens zoo veel mogelijk willen voorkomen, waardoor in het binnenland zelf allerlei belemmeringen werden opgerieht. Tegen het systeem, dat door L. en M. wordt voorgestaan worden van verschillende zijden bezwaren naar voren gebracht. Zoo ook van de zijde der consumenten. Zij zeggen de hooge prijzen voor de landbouwproducten niet te kunnen betalen. En dat terwijl de prijzen der landbouwproducten slechts 80 pet. van het vooroorlogsche peil bedragen en het stedelijke looni- en prijspeil 175 is. Met die 175 zeggen ze nu die 80 niet te kunnen betalen. Waardoor valt hun dat moeilijk? Door het steeds grooter wordend aantal werkloozen, dat toch door hen onderhouden moet worden. Dat is de oorzaak, dat ze geen geld meer hebben om de goedkoops landbouwproducten, te betalen. En als alen werkloos zuilen zijn, kunnen de consumenten alleen de prijzen der landbouwproducten betalen, indlien deze tot nul dalen. Noodzakelijk is daarom een normale loon- en prijsverhouding. Ook van landbouwerszode worden bezwaren aangevoerd. Men meent dlat die opbrengst van de invoerrechten niet voldoende zal zijn om de veehouderij te steunen. Zij, die dat denken, vatten ons stelsel verkeerd op, want niet alleen op voederproducten, doch op alle landbouwproducten wil L. en M. invoerrechten heffen. Ook in sommige veehouderskringen wordt nog tegenstand ontmoet, vooral rondom Gouda. Zij noemen de hooge voederprijzen een ramp voor de veehouderij. Deze veehouders begrijpen hun positie al heel slecht. Zij vergeten, dat ze met hun goedkoop aangekochte voer den prijs van de melk, die zij met hun eigen gras produceeren, bederven. De heer Van Houten, secretaris van den Bond van Landpachters, bestreed ons systeem aan de hand vaneen verkeerde becijfering, welke ontleend zal zijn aan ©en regeeringsbureau. Hij kwam tot de conclusie, dat bij hooge invoerrechten de veehouders 20 millioen gulden schade zouden lijden door stijging van den prijs voor krachtvoer. Wanneer men evenwel in aanmerking neemt, dat de veehouder thans de heffing van f 1.50 betaalt, dan blijkt, dat het systeem van L. en M. integendeel 20 millioen gulden voordeel oplevert. Het belangrijkste is echter en dat vooral is door den heer Van Houten voorbij gezien dat door de waardestijging van het krachtvoer ook de waarde van het zelfverbouwde gras stijgt. Dit zou, naar spr. heeft uitgerekend, 100 millioen opleveren, volgens een andere berekening 65 millioen gulden. Door bodemexploitatie kan ook de kleine boer worden geholpen. In alle bedrijven, vindt men tegenwoordig varkens en pluimvee. Daaraan moet ©en einde worden gemaakt, deze dienen weer te worden beperkt tot het kleinbedrijf. Spr. deelde mede, dat U. en M. de laatste maanden met verschillende personen uit lel-

dende besprekingen heeft gehouden. Hierbij heeft hij nooit een argument ontmoet, dat hem aan de juistheid van zijn standpunt deed twijfelen. Telkens bleek weer dat men ons systeem niet voldoende begreep. Dit vloeide soms voort uit onwil, misverstand of onvoldoende studie van het systeem. Politieke machtsvorming. Wat wij evenwel willen is, dat ons systeem ernstig wordt bestudeerd, teneinde zóó te komen tot een goed resultaat. Het moet in regeeringskringen niet onderzocht worden, teneinde er bezwaren tegen te kunnen op werpen en bet af te maken; zoolang dat voorzit. blijft het vechten tegen de bierkaai. Er is één ding, dat de regeering kan dwingen ernst met de zaak te maken, dat is een beschikken over grooter politieken invloed door den georganiseerden landbouw. De regeering kan alleen hem helpen, die zich zelf helpt, alleen hem, die geleerd heeft, achter zich te stellen de macht van de organisatie. In het andere geval wordt hij onder den voet geloopen. Onze politici luisteren naar hen, die het hardst schreeuwen. Het is nu eenmaal zoo, dat niets mogelijk is, als niet de kracht van de organisatie achter de geuite wenschen staat. Als één man .... De tijd is gekomen, dat de landbouw zich als één man moet scharen achter den wenseh, dat de prijs der landbouwproducten ineen behoorlijke verhouding komt te staan tot de stedelijke loonen en prijzen. Langs welken weg de regeering dat tot stand wil brengen, moet zij zelf weten. Wjj hangen niet aan ons systeem! Wat we moeien hebben is een krachtige actie, welke de regeering dwingt ernst te maken met de zaak en niet slechts den boer met wat steun naar huis te sturen. Spr. hoopte, dat deze bijeenkomst het uitgangspunt mag zijn vaneen krachtige actie, waaraan alle landbouworganisaties en -bedrijven deelnemen en waarbij er als één man naar gestreefd wordt dat de regeering haast maakt met het onderzoek naar een systeem, dat de landbouw een behoorlijk bestaan met zoo weinig mogelijk beperking van bedrijfsvrijheid verzekert. Thans wordt het bedrijf ineen keurslijf gedrongen. Het tegenwoordige systeem kan nimmer worden aanvaard. Spr. uitte tenslotte den wenseh, dat ook de plattelandsarbeider, de stedelijke industrie en middenstand, zich achter de landbouwende bevolking mogen scharen, teneinde alzoo gezamenlijk eendrachtig te streven naar een betere loon- en prijspeilverhouding tussehen de bevolkingsgroepen. Op de rede volgde een krachtig en langdurig applaus. De voorz. sprak de hoop uit, dat de wenseh van den heer Smid moge worden verwezenlijkt en de boer eens weer loonend zal kunnen produceeren. Adres aan de Koningin? De heer K. Nieuwen huis (Ruinerwold) betoogde, dat het tegenwoordige systeem leidt tot chaos en verwildering. De ondergang van het platteland dreigt. Op wien kan de boerenstand thans nog bouwen? Is het op de mannen, die ons inden tegenwoordigen toestand gebracht hebben? Neen ,dat kunnen wij niet meer. We kunnen thans nog slechts bouwen op Oranje en den heer Smid. (Applaus). Gelukkig is het platteland ontwakend, het ontroert de eenheid van de boerenbevolking te zien, Spr. stelde tenslotte voor een adres aan H. M. de Koningin te zenden met den volgenden inhoud: De gansche Drentsche boerenstand, met duizenden in vergadering bijeen te Assen, onder leiding van die besturen van den Drentschen Boerenbond, het Drentsch Landbouwgenootschap en den Drentschen Zulvelbond, constateerende den zorgvollen toestand van de boerenbedrijven, inzonderheid de hopelooze positie van de veehouderij, gehoord de uitlatingen van den minister van Economische Zaken om indien mogelijk, den steun aan den landbouw te verlagen, gezien het fiasco der genomen maatregelen door dictatoriaal optreden zonder de betrokken organisaties te hooren en het laten voortbestaan vaneen totaal gemis aan inzicht in agrarische problemen, verzoekt eerbiedig, om te bewerkstelligen, dat de boerenbevolking wordt verlost van den betrokken minister en zijn adviseurs, de regeeringscommissarissen Louwes, Bückraan en Zwanenberg, en het door Landbouw en Maatschappij voorgestane systeem tot herstel vaneen loonende bodemcultuur en tot aanpassing aan de verouderde wereldconstructie f® doen uitvoeren, als zijnde de eenig mogelijke weg tot behoud van den Nederlandschen boerenstand in het belang van het Nederlandsöhe volk. Een onderhoud met de leiding van ge* noemde vereenigingen, vertegenwoordigende de Drentsche landbouw en veehouderij, wordt in Uwe clementie aanbevolen. Het voorgestelde adres werd daverend toegejuicht. De adviseur, de heer Smid, was van qpr' deel, dat men met dit adres te bard van stapel zou loopen. Spr. waarschuwde de vergadering om voorzichtig te zijn. In het voorgestelde adres komen enkele uitdrukkingen voor, welk® beter weggelaten kunnen worden. Vooral moeten er niet bepaalde personen in betrokken worden. Spr. achtte het beter, dat het bestuur aan de hand van de gehouden besprekingen een motie opstelt, We dienen niet al te scherp tegen de regeering op te treden en voor parlementair te blijven. De heer Jongbloed (Odoorn) hield pleidooi voor het gebruik van natuurbot®; Het margairinekapitaal, daar moeten wij zwichten, daar staat de boer machteloos teg over. Vroeger werd ook de boter niet n Engeland uitgavoerd, waarom nu , Wel? noemde de S.D.A.P. een groot s