toelichten, zal volgens mij, aldus de min., neerkomen op 42 millioen. •> Mijnheer de Voorzitter! Ik motiveer deze 42 milLioen op de volgende wijze. Ik neem allereerst de boter. Men behoeft geen groote held op het gebied van den internationalen handel met de internationale verhoudingen en de clearing te zijn om te zeggen, dat, zacht gesproken, eenige millioenen k.g. boter minder naar Duitschiand zullen gaan dan verleden jaar, als wij althans willen zorgen, dat wat wij zenden ook betaald wordt. Ik neem echter een voor den bond Landbouw en Maatschappij buitengewoon gunstige basis, n.l. de 15 millioen k.g., d'ie wij verleden jaar naar Duitschiand hebben gezonden. Dit Is van belang voor degenen, dile het misschien niet direct gevoelen. Naarmate er minder naar Duitschiand uitgevoerd zal worden, moet in het systeem ook meer naar andere markten worden gestuurd, waarbij de toeslag, die aan d'en binnenlandschen producent gegeven wordt, veel hooger is dan bij den Duitschen export, omdat de laatste op het oogenblik veel loonender is.” Hetzelfde moet gezegd worden van het huidige systeem. Evenwel zal dit bezwaar des te erger zijn naarmate de melkproductie hooger is, en dus naarmate de huidige lage voerprijzen en de te geringe omlegging van veehouderij naar akkerbouw, d'ie melkproductie zullen opvoeren. „Bij dien export van 15 millioen naar Duitschiand moet er voor den export naar Duitschiand dus 10.5 millioen bij. Dan geeft Landbouw en Maatschappij aan, dat er in Nederland geplaatst zou moeten worden 65 millioen k.g. è f 1,30 groothandelsprijs, d.i. f1.50 a f 1.55 kleinhandelsprijs. Het Vetrapport, waarvan zeer betwijfeld wordt, zooals ik ook inde Memorie van Antwoord heb duidelijk gemaakt, of de daarin gegeven cijfers niet sterk overdreven zijn, geeft slechts een mogelijkheid van 58 millioen k.g., hetgeen nog zeer twijfelachtig is. Ik durf beslist zeggen, dat ik aan den uitersten kant ben, wanneer Ik aanneem, dat maximaal 56 millioen k.g. voor een dergelijken prijs in het binnenland zouden zijn te plaatsen. Ik geloof, dat ik dan nog onvoldoende rekening houd met bet feit, van de verminderde koopkracht. Voor die 55 millioen k.g. zal de toeslag zijn f 16.500.000. Er is een restant van 18 millioen k.g., waarvoor de toeslag is f1.20 per k.g. ,d.i. f21.600.000. Het totale bedrag aan toeslag voor de boter bedraagt dus f48.600.000. Bij ons systeem wordt het geheele prijspeil der consuraptie-artikelen verhoogd. De verhouding van den boterprijs tot die andere consumptie-artikelen zal dus niet alleen gunstiger worden door verlaging van den boterprijs, doch tevens door de verhooging van den .prijs dier andere producten, waardoor de boterafzet sterk zal worden bevorderd1. De boterprijs die door ons is genoemd, is nog belangrijk beneden dien van voor den oorlog. Voorts vergeet de minister hier, dat wijde productie van margarine willen beperken, Waardoor de boterconsumptie zal toenemen. Bij de afzetmogelijkheden in ons systeem en bij de daarin vastgelegde productiebeperking der margarine-industrie, meenen wede genoemde 65 millioen a f1.30 zeker te kunnen handhaven. Tenslotte is de boter, die in het jnelkbrood verwerkt wordt, buiten beschouwing gelaten. „Wat de kaas betreft, werd bij de inwerkingtreding van de Crisiszuivelwet in 1932 gesteld, dat van onze kaas Vs voor het binnenland zou dienen en s/s voor export. Thans zijnde verhoudingen zoodanig, dat het binnenlandsch verbruik en de export vrijwel even groot zijin, In 1933 bedroeg de totale kaasproductie rond 121 millioen k.g.; het binnenlandsch verbruik 59 millioen k.g. en da export 62 millioen k.g. In het afgeloopen jaar was de export 61 millioen ton bruto. Aangenomen kan worden, dat dein het binnenland verbruikte kaas 13.000 ton melkvet bevat en het exportgedeelt® ruim 12.000 ton. De veronderstelling, dat het mogelijk zou zijn op het melkvet der in het binnenland verbruikte kaas een heffing te leggen, overeenkomende met de helft van de huidfge heffing op het melkvet in boter, is onjuist. Het melkvet in kaas is thans met Vs van het laatstgenoemd bedrag belast en dit is volgens alle deskundigen wel het maximum, dat er op gelegd kan worden, Wil men het verbruik niet aanmerkelijk doen dalen. Het is dank zij de verlaagde heffing op de kaas voor binnenlandsch verbruik, dat de consumptie zoo is toegenomen en alleen hierdoor is het mogelijk gebleken de totale kaasproductie af te zetten. Zou de consumptie niet zoo zijn toegenomen, dan had het overschot geëxporteerd moeten worden, waartoe geen gelegenheid bestond, en dus zouden de prijzen op de markten totaal in elkaar zijn gezakt. Verhooging der heffing voor het binnenlandsch verbruik is dus alleen mogelijk, als de productie wordt ingekrompen. Dit maakt het noodzakelijk een deel der kaasproductie om te zetten in boterproductie i en bijgevolg export vaneen grooter hoeveelheid, die een toesla, van f1.20 noo- , dig heeft, zoodat dus het door mij aan- ; genomen bedrag voor den toeslag op boter ad f48.600.000 nog belangrijk grooter zou worden. Het is bekend, dlat de huidige omvang van den kaasexport alleen mogelijk is geweest doordat in strijd met de theorie, dat de heffing op melkvet in kaas drukken zou op de geheele productie en niet gerestitueerd zou worden, toch restitutie is verleend naar de niet gecontiingenteerde landen. Indien wij nu, om de zaak niet te ingewikkeld te maken, uitgaan van den tegenwoord gen toestand (dit is de groote kaasproductie en die groote consumptie op het huidige prijspeil), dan kom ik, mij baseerende op de cijfers van : Landbouw en Maatschappij, tot een nood- , zakelijken toeslag van 111 miritioen op de kaas.” Hier wordt eveneens over het hoofd gezien, flat een verhoogd prijspeil van de geheele ; agrarische productie ook een hongeren kaasprijs mogelijk zal maken. Eieren, vleesch, koek, 1 lam, zijn b.v. dergelijke concurrente artikelen. He door ons genoemde heffing ia daarmee’!

veilig gesteld. Een verlaging van de kaasconsumptie zal dan ook geen grooten omvang gaan aannemen. Voorts wordt geenerlei aandacht besteed aan dé beide belangrijke factoren, dlie wij inlasschen, nJ. de verplichte melkbroodbereiding, die de kaasposiiie buitengewoon zal verlichten en vooral het scheppen van de mogelijkheid van de bereiding van magere melkpoeder voor veevoer, welke door het invoerrecht zelve mogelijk zal worden. Tenslotte dient bij dit punt nog een zeer belangrijk feit in achtte worden genomen. Bij hoogere voederprijzen zal de veehouder meer ondermelk terugvragen op zijn boerderij voor de voedering van jongvee, varkens en soms van ouder vee. Bij lage voederprijzen bestaat daaraan minder behoefte. De saneering van de kaasproductie zal daardoor worden bevorderd. Wat de gecondenseerde melk betreft, merk ik op, dat in verband met de sterk toegenomen productie en de moeilijkheden, die de afzet van dit artikel in het binnenland ondervindt, de heffing op het melkvet In dit artikel thans verlaagd is en losgemaakt van de heffing op het melkvet in boter. Gecondenseerde melk is grootendeels exportartikel. Toegenomen productie daarvan, noch moeilijkheden bij den afzet in het binnenland kunnen hier van belang worden geacht. Bij den dalenden export zal de toeslag daarop kunnen worden verminderd, zoodat het geraamde bedrag zeker nog aan den hoogen kant zal zijn. Belanghebbenden zijn zelfs van meerling, dat het wenschelijik zal zijnde melkpoeder zonder heffing binnenslands verkrijgbaar te stellen. Het zal in elk geval voorzichtig zijn, om den benoodigden toeslag voor dit product ter bereiking van den genoemden melkprijs zeker niet laiger te stellen dan op 2.4 millioen. In totaal krijg ik dus voor de zuivel: een toeslag voor boter van 48.6 millioen, voor de kaas van 11.5 millioen, voor de condensmelk 3.5 millioen, voor de melkpoeder 2.4 millioen, in totaal 66 millioen. Bij ons stelsel achten we het niet meer dan redelijk, dat inde melkpoeder voor de binnenlandsche consumptie de prijs wordt vercalculeerd van melk è 6 oent, de door ons aangenomen productiekosten. Van verlaging der heffing zal dus geen sprake behoeven te zijn. Het tegendeel is het geval. „Hierbij komen nog de uitvoeringskosten, die zeker nog aanmerkelijk hooger komen dan door Landbouw en Maatschappij aangegeven. Hiervan moeten afgetrokken worden de heffingen, bedoeld door Landbouw en Maatschappij, n.l. 50 cent voor margarine, 30 oent voor vetten en oliën; blijft overeen nadeelig saldo voor de zuivel van 42 millioen, zonder uitvoeringskosten.” Het verheugt ons, dat de minister hier een heffing van 50 cent op de margarine als juist aanvaardt. Bij de opsomming van de zuivel wordt dus ten onrechte een méé rexp o r t van boter naar de wereldmarkt aangenomen van 13 mill. k.g. Voor het gedeelte, bestemd voor het melkbrood maakt dat ©en verschil uit vani 3 mill. k.g. a f 1,20= f3.600.000. Voor de andere 10 mill. k.g. a f0.90 meer toeslag wordt dat f9.000.000. Samen is dus f 1 2.6 0 0.0 00 te veel toeslag berekend. Bij de kaas is de gedachtengang van den minister onjuist, zoodat we ons, zonder aian de eigen cijfers strikt te willen vasthouden, gerechtigd achten op een verhoogden toeslag uit hoofd© van deze redeneering niet in te gaan. De cijfers voor condens ©n melkpoeder neemt de minister over, zoodat we dus het in onze uitwerking van het systeem gegeven voorbeeld van uitvoering gevoegelijk kunnen handhaven, alhoewel de steeds veranderende afzetmogelijkheden op de oorspronkelijke cijfers natuurlijk correctie noodig zullen maken, hetgeen evenwel bij elk systeem, óók bij ’t huidige het geval zal zijn. Waarom zou het systeem van L. en M. hier nu belangrijk hooger komen dan het tegenwoordige systeem? Alleen reeds de opheffing der consumptiemelkregeling wijst ai ineen andere richting. „Na de zuivel vinden wij bij de noodzakelijke uitgaven in het stelsel van Landbouw ©n Maatschappij den toeslag voor de varkens. Aan de hand van de cijfers van dit jaar zouden bij een varkensstapel als in 1934 meer dan 25 millioen noodig zijn, bij de aanzienlijk hoogere prijzen, die volgens het systeem van Landbouw en Maatschappij aan de landbouwers zouden moeten worden betaald. Bij een export van 40.000 ton varkensvleesch, dus ongeveer 50.000 ton levend gewicht, bedraagt dit 14 cent per k.g. meer dan nu of in totaal 7 millioen meer. Met het oog op de noodzakelijke inkrimping zullen voor het uit de markt nemen aanzienlijke bedragen noodig zijn. De begroeting wijst dit jaar op een heffing van ongeveer 10 millioen. Hierbij opgeteld bovenbedoelde 7 millioen en nog 8 millioen voor de saneering van de markt geeft reeds 25 millioen.” Wij noemen geen bedrag voor de varkenshouderij. De productie kan en moet hier aangepast worden aan de consumptie bij kostprijs van het varken plus de export, gesteund dooreen exporttoeslag gelijk aan dein de varkensvleeschprijs vercaiculeerde verhoogde voerkosten. Bij een invoerrecht van f5 en een omzetverhouding van graan tot vleesch van 1 : 4, is dus die exporttoeslag te stellen op 20 cent per k.g. Bij export van f 50.000 ton levend gewicht wordt die exporttoeslag dus 10 millioen gulden. De berekende f7 millioen méér is dus niet juist. Voorts komt ons een bedrag van f8 millioen ter saneering van de markt absoluut ongemotiveerd voor. De varkensmarkt is nu eindelijk toch zoo ongeveer gesaneerd geworden. Biggen- en varkensprijzen stijgen en gaan inde richting van den kostprijs. En in geval die saneering van de markt toch nog offers zou vragen, zou men die hier toch niet mogen stellen op rekening van ons systeem, omdat ze slechts een éénmalige uitgave zouden betreffen. Het genoemde bedrag van f25 millioen is zeer overdreven. Men kan dat het best aanvoelen door het gein. gewicht van het varken eens te «tellen op 100 pond. Bij een prijs van 25 oent per pond kost zoo’n varken dus f25. Met genoemd bedrag zou men dus nota

bene een millioen varkens uit de markt kunnen nemen, zonder dat daar één enkele bate van opbrengst tegenover zou staan. Als men dan weet, dat de varkensstapel In November 1934 13,4 millioen stuks bedroeg, dan zou men dus met de veronderstelde 25 millioen meer dan de helft van den gèheelen varkensstapel kunnen opkoopen en vernietigen! Hoewel we dus ook nu nog geen cijfers willen geven, achten we op deze gronden de raming van den minister tenminste 15 millioen gulden te hoog. „Wat de eieren betreft, is het zeer de vraag of bij het systeem de prijis der eieren door export op peil zal kunnen worden gehouden, terwijl wij zeker zullen moeten rekenen met een belangrijke restitutie voor de binnenlandsche markt. Op het oogenblïk wordt, zooals oak inde Kamer al is gebleken, van alle kanten aandrang uitgeoefend om van de heffing van f 1.50 een restitutie te geven voor de eierproducenten, ook voor de binnenlandsohe markt. Dat heeft de Regearing thans geweigerd, omdat het niet mogelijk bleek; dat zal echter absoluut noodig zijn, wanneer die heffing in plaats van f1.50 f5 zou bedragen, dus driemaal zooveel. Ik reken hier voorzichtig voor 12 mflioen, voor de kosten van uitvoering 7 millioen.” Ook hier de foutieve redeneering, dat de binnenlandsche consument de productiekosten van het ei niet zou kunnen en mogen betalen. Ons stelsel gaat daarvan juist uit. Restitutie voor de binnenlandsche markt is overbodig. Het verhoogde prijspeil voor kaas-koek-vleesch, zal ook bij hoogere prijzen een redelijke elerconsumptie mogelijk maken. De productie van eieren zal moeten worden aangepast aan die consumptie naast den export die mogelijk is bij een restitutie, die den verhoogden voerprijs vergoedt. Dat de minister de kosten van uitvoering hier stelt op 7 milioan, is öf een vergissing, die we niet kunnen controieeren, öf een bewijs dat het huidige systeem bier absoluut tekort schiet. „Dan komt daarbij nog ten aanzien van den steun aan de aardappelen, dat voor het denatureeren en het uit de markt nemen zeker 3 millioen noodig is, voor den vlasverbouw, die Landbouw en Maatschappij maar rustig op Sociale Zaken heeft gezet, waarvoor geen enkele reden is, 2 millioen en ten slotte voor de cichorei, griend, riet, visscherij, tegemoetkoming Indische producten bij import, enz., zeker minstens 5 millioen, zoodat wij komen tot een totaal bedrag van 132 millioen, wat dus een gat zou geven van 17 millioen. Maar met dat gat van 17 millioen zijn wij er nog niet, want hier hebben wij nu alles behoudens de restituties, die ook in dit stelsel ongetwijfeld aan de industrie zullen moeten worden gegeven.” Denatureeren en uit de markt nemen van aardappelen is in ons systeem onnoodig. De verhoogde voerwaarde van de aardappels werkt als minimumprijs. Steun aan een h.a, vlas is alleen voor jaren gemotiveerd uit het L.C.F., als die steun een bedrag van den steun aan een h.a. graanbouw I niet overschrijdt. De rest zal door Sociale | Zaken moeten worden gedragen. Dit voor zoover vlasbouw noodig, zou zijn ter bestrijding der werkloosheid. Overigens zal de vlasbouw kunnen worden ingekrompen ten behoeve van meerderen graanbouw. Tegemoetkoming bij import van Indische producten achten we principieel onjuist, In hoever het goed zal zijn om bij een overschot in het fonds van invoerrechten, bedragen ter beschikking te stellen van dezen import, de visscherij, enz., laten we buiten beschouwing, omdat die vraag slechts in het geding komt, nadat de opzet van het systeem in hoofdzaak in orde is gebracht. „Onder het huidige systeem, bij een heffing dus van f1.50 per 100 k.g., wordt aan de industrie aan heffing verleend ongeveer 41/4 millioen. Dat zal dus in het nieuwe systeem worden 13 millioen, die bij het tekort van 17 millioen zullen moeten worden opgeteld, zoodat ik ipeen hier te hebben aangetoond, dat dit systeem op het oogenbtik zal beginnen met een aanwijsbaar tekort aan te geven van 80 millioen.” Restituties aan de industrie zijn slechts Juist voor zoover het producten betreft, die geëxporteerd worden. Ons staan geen gegevens ter beschikking aangaande de verhouding binnenlandsch verbruik—export. Eerstgenoemde lijkt ons verreweg het belangrijkst, waardoor de becijfering van de fl3 millioen restitutie aan de industrie als onjuist moet worden aangemerkt. In plaats vaneen aanwijsbaar tekort van f3O millioen, komen we dus alreeds op een belangrijk overschot, dat we niet verder in onderdeden zullen ontleden, „Mijnheer de Voorzitter! Dit is de door de Kamer gevraagde financieele visie, die ik op het stelsel heb. Maar er is nog meer. Wanneer wij aan de financieele zijde dit tekort hebben van 30 millioen, moeiten wij eens gaan kijken hoe het systeem werkt voor den landbouw. De rogge en de andere graanproducten, behoudens de tarwe en de haver, worden niet meer loonend, want bij ©en heffing van f 5 zullen zij precies op den richtprijs komen, die op het ©ogenblik ook wordt uitbetaald. De haver zal daarin f 2 omhoog gaan, maar het is zeer de vraag, of de haver zelfs den huldigen prijs zal kunnen halen, omdat het gebruik aan haver afnemende is en een dergelijke verhooging eventueel van den prijs van de haver ©norm stimuleerend zou werken op den verbouw van haver, temeer waar de haver heel gemakkelijk kan worden geteeld op gescheurd grasland en ook op de lichter© gronden. Wat de andere graanproducten betreft, zal het, zooals ik al heb aangegeven, zeker geen stimulans tot uitbreiding zijn, doch dit gevaar is zeker ten opzichte van de haver niet denkbeeldig en de tarwe zou zelfs bij den gewraakten verlaagden richtprijis van flO jn dat systeem f 2 per 100 k.g. naar beneden gaan, aangezien met die heffing van f5 de prijs op f8 per 100 k.g. zou komen, terwijl hij op het ©ogenblik flO is. Wat dus den akkerbouw betreft, geeft dit alleen voor de tarwe een verschil aan Inkomsten voor den boer van

9.5 miilioem. Bij rogge, gerst e.d. is geen verbetering, bij de haver is een twijfelachtige verbetering en bij de tarwe is een teruggang.” Deze foutieve voorstelling is reeds eerder weerlegd. We hebben toen aangetoond dat bij ons systeem voor alle granen een loonende prijs kan worden vastgesteld. Ook de opmerkingen ta.v. de haver, die er op neerkomen, dat men den prijs niet mag verhoogen, uit vrees voor prijsverlaging, hebben we reeds vroeger weerlegd. Omtrent de tarwe verwijzen we naar hetgeen we inden aanvang hebben opgemerkt. „Het lijkt mij dan ook volkomen onjuist om te verwachten, dat nu, doordat die graanbouw heelemaal niet loonend wordt, wij vanzelf zouden komen tot een verdere inkrimping van het aardappelareaal, van de suikerbieten en van tal van andere artikelen. Neen, Mijnheer de voorzitter, integendeel, die drang zal nog grooter worden en wat dus als een van de groote verlokkingen van dit stelsel naar voren is gebracht, n.l. dat tal van administratieve en vrijheidbeperkende maatregelen zouden kunnen worden opgeheven, zal blijken geenszins het geval te zijn, omdat de teeltbeperking, de productiebeperking e.d.. evengoed noodig zullen blijven in dit systeem als in het andere. Ik behoef ook wel niet te zeggen, dat mijn bestrijding van het stelsel van Landbouw en Maatschappij en de visie, die Ik op het oogenblik daarop geef, bewijzen, in tegenstelling met hetgeen de geachte afgevaardigde, de heer Van. Voorst tot Voorst heeft opgemerkt, dat ik niet een speciale liefhebberij heb voor ingewikkelde regelingen boven eenvoudige. Wij zullen die automatische inkrimping noch bij de varkenshouderij, noch bij de pluimveehouderij krijgen. Wij houden dus gedwongen regelingen, zooals wij ook gedwongen administraties houden. Voor de boerenbevolking zie ik dus geen lichtpunt, terwijl ik voor de andere groepen van de bevolking een zeer donker punt zie, n.l. dat het kan leiden tot verhooging van de kosten van levensonderhoud. Op het oogenblik wordt b.v. de duurdere inlandsche tarwe inden broodprijs gedeeltelijk gecompenseerd met de goedkoopere Importtarwe ©n zoodoende heeft men een zekeren middenprijs, die ongetwijfeld verhoogd zal worden, wanneer een totaal moet worden bekostigd met tarwe, die f6 hooger ligt.” Bi} ons systeem zal de grondstof voer de broodbereiding wel iets hooger worden, maar mag dat een bezwaar zijn, zoolang de distributiekosten en de verwerking inde broodbereiding nog zooveel boven het vooroorlogsche peil liggen? Wij zeggen neen! De conclusie van den minister.... „Zooals ik al gezegd heb, zullen de restituties grooter worden en zal het apparaat om die te geven, ook grooter worden .terwijl ik bij mijn financieele beschouwingen er zelfs geen rekening mee heb gehouden, dat er op het oogenblik tal van gevallen zijn, vooral bij de Industrieels productie, dat met bepaalde restituties niet toepast, omdat het aandeel inde productiekosten zoo klein is, dat men geen restitutie behoeft te geven. Als die heffing hooger wordt, driemaal zoo hoog, dan zal inderdaad een restitutie moeten worden gegeven. Het apparaat zal dus, zooals ik op het oogenblik tegen het systeem aankijk, èn door het feit, dat de teeltregeling zal blijven bestaan, èn door het feit van de uitbreiding van de restitutie, èn door het feit van de productiebeperking minstens even goed blijven. De conclusie, waartoe ik kom, Is van viererlei aard. Inde eerste plaats komt het stelsel financieel niet uit. Inde tweede plaats geeft het aan de boeren minder. In de derde plaats geeft het niet minder administratie. Inde vierde en niet de laatste plaats geeft het een verhooging van de kosten van het levensonderhoud voor de geheele Nederlandsche bevolking. Ik zie dus op dit oogenblik nog geen reden om van het huidige systeem af te stappen naar dit systeem. Dat beteekent niet, dat ik dit systeem en elk, Ik zou zeggen, subamendement op dit systeem per sé naast mij zal neerleggen.” En wat wij daarop antwoorden. Mede verwijzend naar hetgeen w© inden aanvang van dit artikel daarover opmerkten, zijn we van oordeel, dat drie punten inde conclusie van Z.E. alle grondig weerlegd kunnen worden. Inde eerste plaats komt naar onze meening het stelsel financieel wel uit; inde tweede plaats geeft het aan de boeren niet minder; noch aan de akkerbouwers, noch aan d© veehouders. Ja, deze laatsten hebben ook bij het door Z.E. veronderstelde tekort van 80 mill. nog een voordeel van f37.5 mül, Inde derde plaats zal de administratie inden akkerbouw vrijwel geheel kunnen verdwijnen, terwijl dit inde veehouderij zeer kan worden vereenvoudigd. Immers worden bij ons systeem prijsverhoudingen geschapen, welke autogatisch leiden tot omzetting van grasland in bouwland, terwijl deze zelfde prijsverhoudingen vermindering der melkproductie in zich houden, waardoor kalverbeperking, raelksteunfoeperklng e.d. vrijwel geheel zullen kunnen vervallen. Dat zou een zeer groot voordeel zijn, omdat wij

INGEZONDEN MEDEDEEUNG. VOORJAAR 1933. WIJ hebben; Een keur collectie STOFFEN voor Kleeding naar Maat. TT nRFMTH WINSCHOTEN XXX " Langstraat 16 – Tel. 450 Groofe keuze in Regenkleeding, Mode-Artikelen, Hoeden, Petten. Ook Maat-Conlectie. Vraagt eens onze Stalen.

1 de uitvoerbaarheid dezer regelingen, zooals ze thans worden gedecreteerd, ten eenenmale i ontkennen! Inde vierde plaats zal inder. daad een verhooging van de kos: ten van levensonderhoud plaats vinden, , ten z ij bereikt kan worden, dat de kosten op , den weg van producent tot consument lager . worden. Immers die zijn oorzaak, dat de kos, ten voor levensonderhoud nog op 140 staan. , Men moet naar onze overtuiging die 140 tot 80 verlagen, óf de 80 tot 140 opvoeren óf en dit zal het verkieselijks! zijn beide naar elkaar toe moeten brengen. Ten slotte willen wij er ten overvloede nog de aandacht op vestigen, dat, zooals wij reeds eerder opmerkten, geen ingewikkelde becijferingen noodig zijn om de juistheid van ons systeem te bewijzen en dat men die onjuistheid ook niet door dergelijke becijferingen kan aantoonen. Het afdoende bewijs van de juistheid is het feit, dat wij meer landbouwproducten noodig hebben, dan wij zelf kunnen vóórtbrengen. Zoodoende kan men als men wil, door het heffen van invoerrechten de prijzen van alle landbouwproducten op loonende basis brengen. Het verheugt ons ,dat Z.E. het door ons gepropageerde systeem nog niet naast zich zal neerleggen. We zullen het thans hierbij laten. Het artikel is lang geworden. We meenden echter dat we tegenover de door den minister geuite bezwaren ons wederwoord moesten doen hooren. We zullen het thans voorloopig hierbij laten. Het artikel is lang geworden. We meenden echter dat we tegenover de door den minister geuite bezwaren ons wederwoord moesten doen hoeren. INGEZONDEN MEDEDEELING. J. Fröling Tandheelkundige WINSCHOTEN Houdt lederen Dinsdag van 10—11 spreekuur in ’t Café BOELE GEERTS, Groningerstraat, ASSJEJV Vol gebit met garantie f 50.-~ Kliniek gebit f35.-- Haagsche geluiden. Wanneer beide wettenfabrieken in Den Haag tegelijk in werking zijn, dan vangt men zóóveel geluiden op, dat het niet wel mogelijk is, ze alle weer te geven, ook al beperken we ons tot hetgeen voor ons van rechtstreeksch belang is. We willen ook wel eerlijk bekennen, dat de wijze, waarop we aldaar de zaken hebben zien behandelen, onze interesse niet heeft verhoogd. Dat kan natuurlijk geen aanleiding zijn om er totaal geen notitie van te nemen. Het tegendeel is juist. Wat heeft Landbouw en Maatschappij een belangstelling gehad bij de behandeling der begroeting van het landbouwcrisisfonds! En wat zou die belangstelling n. o. m, nog oneindig grooter zijn geweest, als in plaats van 20.000, daarachter 200.000 boeren zouden hebben gestaan. In feite is dit wel zoo, doch die anderen hebben zich nog niet uitgesproken en die anderen hebben ook nog niet op het gewicht van het stembiljet gewezen. Dat laatste vooral lijkt ons een gevoelige plek, gevoeliger naarmate ons getal grooter wordt. We moeten dit wapen met voorzichtigheid, maar met durf hanteerem Het zal blijken het middel te zijn om ons te brengen, waar we wezen willen. Dat de begrooting van het landbouwcrisisfonds aangenomen is met slechts enkele stemmen tegen, was voor ons geen verrassing. Toch hadden we op meerdere tegeö' stemmers gerekend. De wijze, waarop onS systeem door den Minister, via zijn adviseurs, is afgemaakt, wettigde n. o. m. stemmen van protest door onze medestanders» want deze zullen toch moeten willen inzlem dat wij ons ten slotte niet uitsluitend met wóórden, hoe sympathiek ook, tevreden kunnen stellen. Volgens de redactie van het Nederlandse!1 Landbouwweekblad de redactie, let wel1' alleen belast met het technische gedeelt® van het blad! valt nu deze conclusie te trekken: men kan dus aannemen, dat de steun aan den landbouw In dezen conse' quent zal worden voortgezet, zij het dan oo> op een voor tarwe verlaagde prijsbasis. Wij willen hieraan toevoegen: totdat de zaa* hopeloos vastloopt! f Met genoegen hebben we gezien, dat voO de hypotheekboeren althans iets zal w°t' den gedaan. We hopen tevens, dat ö plaatsjes, op grond der landarbeidersW® ’ eveneens onder de getroffen bepalingen len vallen. INGEZONDEN MEDEDEELING. L. I. FLIER BEHANGERIj – STOFFEERD^j COMPLETE WONING-INRICHTb^ EMMP Tel. No. 165 —Wilhelminastraat 11. Vakkundig. Betrouwbaar adf4