No. 45 3e Jaarg. 1935

Donderdag 13 Juni

Maakf regeering en volksvertegenwoordiging I Uw nooden kenbaar ?

OmCIEEL ORGAAN VAN DE NATIONALE BOND LANDBOUW EN MAATSCHAPPIJ — Weekblad onder redactie van het Dageljjkseh Bestuur. I Alle stukken voor de redactie, alle abonnementen, enz. te zenden aan BUREAU LANDBOUW EN MAATSCHAPPIJ – Tel. 17 – Ruinerwold (Dr.) flllz ad'/zrtenties aan Drukkerij J fl. Boom & Zn. te Meppel – Abonnementsprijs voor leden f 1.50 p. (aar. Niet-leden f 2.50

Leer!* economen en poli Heijden landbouw beter begrijpen'—

LANDBOUW EN MAATSCHAPPIJ

IMu de vrijhandel In alle andere bedrlltetakke- Is ullgeschakeld, moeten de prijzen der landbouwproducten worden vastte. legd op een peil dat voor producent en consument rechtvaardig is. – ,

Dit nummer bestaat uit acht bladzijden. EERSTE BLAD. Officieels mededeelingen. Openluchtspel Mededeeling aan de spelers en speelsters. De ruim 500 dames en heeren, die zich hebben opgegeven als speler of speelster in het openluchtspel, worden verzocht Zaterdag 15 dezer, des avonds te half zeven in het Sportpark te willen komen voor de eerste repetitie. Het is wenschelijk, dat de deelnemers in iedere tafdeeling iemand aanwijzen, die namens olim optreedt. Bij alle repetities heeft Mr. Kamp zelf de leiding, waaraan ieder zich heeft te onderwerpen. DE SE CR» De groote Demonstratie-Vergadering te Groningen. Saamhoorigheid ontstaan uit den nood der tijden. Reeds in ons vorig nummer maakten we melding van het feit, dat de vies1 grootste organisaties op landbouwgebied In Groningen elkaar gevonden hebben m samen een groote demonstratie-vergadering hebben uitgeschreven op Dinsdag 18 Juni in De Harmonie te Groningen. De aanvang dezer bijeenkomst is bepaald op ’s middags 12 uur. Uit de circulaire, welke aan de leden van deze organisaties door de gezamenr lijke besturen werd gezonden, blijkt over duidelijk de ernstige wil tot gezamenlijk pp trekken. i Daarvan kan wederom naar buiten, vooral in provincies waar de samenwerking nog te wenschen overlaat, iets goeds uitgaan. Maar bovenal wordt op deze wijze aan het Nederlandsche volk geloond, diat de boerenstand geen ouderlingen strijd wil, maar zich eensgezind gaat verzetten tegen het feit, dat men op zijn schouders den crlsislast wil afwentelen. De beer H. D. Louw es, voorz. van den Gron. Mij. van Landbouw zal spreken over: De Nederlandsche boer en het Nederlandsche volk in c r Is is t ij d. De heer J. E. Eerkes, voorz. van den Veenkol. Boerenbond over: De akkerbouw onder den invloed van crisismaatregelen. De heer R. Visser, bestuurslid van den Gron. Zuivelbond over: De veehouderij en crisismaatregelen En tenslotte de heer J. Smid, adviseur van den Nat. Bond Landbouw en Maatschappij over; Sluit de gelederen. Zoowel de sprekers als de onderwerpen getuigen er van, dat de dag van 1:8 Juni een bijzondere dag zal worden voor de provincie Groningen ©n inde annalen zal worden opgeteekend als een dag van de steeds groeiende eenheid onder den Nederlandscbeu boerenstand. Daarom is het noodzakelijk, dat de Groninger plattelanders bij honderden, neen bij duizenden optrekken naar De Harmonie om getuigenis af te leggen van het feit, dat zij onderstrepen de eensgezinde actie hunner bestoren, dat ze één van wil en één van ziel den strijd tegen het groote onrecht, dat den landbouw in den ruimsten zin wordt aangedaan, willen aanbinden. Geen onderlinge strijd. Saamhoorigheid is ontstaan door den nood der tijden. Het platteland o utwaakt en vraagt om erkenning van zijn waarde voor de gemeenschap. Groninger boer, Groninger plattelander in het algemeen, wie blijft nog thuis op 18 JuniV Friesche Agrarische Sond, Deelneming aan den landdag op Dinsdag 16 Juli a.s. te Assen kan worden opgegeven aan onderstaande leden, die tevens bij ge-Zie vervolg op pag. 2.

Naar aanleiding van de rede van den Voorzitter van het N.V.V. ** *• Het Ned. Verbond van Vakverenigingen hield dezer dagen te Amsterdam zijn driejaarlijksche algemeene vergadering. In zijn openingsrede bracht de voorzitter, de heer E. Kapers, enkele zeer ao tueele punten naar voren, waaromtrent wij het een en ander moeten zeggen. Inde eerste plaats betreft dit de verhouding tusschen landbouw en industrie. De heer Kapers wees er op, dat hel groote aantal arbeiders, die er in ons land jaarlijks bij komen, geen bestaan kan vinden inden landbouw, doch aangewezen is op industrie. Zeer juist. Maar vergeten wordt daarbij, dat de menschen van Industrie alleen kunnen leven, indien zij in het binnen- of buitenland een landbouwende bevolking vinden, met wie zij industrieele producten kunnen ruilen tegen landbouwproducten. De arbeider ineen schoenenfabriek kan schoenen vóórtbrengen voor den textielarbeider, den kleermaker en den bakker. De textielarbeider en de kleermaker kunnen kleeren fabriceeren voor den arbeider inde schoenenfabriek en linde bakkerij. En deze laatste kan brood bakken voor den arbeider inde schoenenindustrie, inde textielnijverheid en voor den kleermaker. Dit alles is echter alleen mogelijk, wanneer er landbouwers zijn, die in plaats van zooals oudtijds hun grondstoffen zelf te verwerken, hun gereedschappen en hun huizen zelf te vervaardigen, bereid zijn een deel der industrieele producten af te nemen in ruil voor huiden, wol, vlas, katoen eu graan. Of met andere woorden: elke industrieele bevolking moet steunen op een landbouwfundament. En dit landbouwfundaraent gaat ons juist ontbreken. Door de wijziging in de wereldstructuur en de te hooge loonen in onze industrie, zijn buitenlandsche landbouwers niet langer in dezelfde mate ais vroeger tot ruilen bereid. Onze industrie is dus veel meer dan vroeger op den binnenlandscben .afzei aangewezen, die bepaald wordt door den omvang van onzen landbouw. Deze is echter zeer beperkt door de beperktheid van onzen bodem en hij wordt nog meer beperkt door de verbroken loon- en prijsverhoudingen, welke voor een groot deel een gevolg zijn van de sociaaldemocratische actie en die onze bodemcultuur in extensieve richting drijven. De heer Kupers richt zich verder tegen de regeering-Colijn, die alleen maar heil ziet in het voeren van een aanpassingspolitiek, welke den toestand in ons land gaandeweg slechter maakt. Het wil ons voorkomen, dat bet wel allerminst het N.V.V. past, dit verwijt tot de regeering-Colijn te richten. Bij haar optreden gaf deze regeering te kennen, alles weer te willen brengen op ongeveer het peil van 1913. Dit was o.i. zeer juist gezien. En als zij daarin was geslaagd, zouden tal van moeilijkheden, waarvoor wij thans staan, zonder al te groot bezwaar een oplossing kunnen vinden. Ongelukkig echter heeft de regeering-Colijn het gestekte doel niet kunnen bereiken, zooals wel blijkt uit het feit, dat de prijzen der iandbouwpro)- ducteu nog' slechts op pl.ra. 70 pet. en de stedelijke en industrieele loonen op 175 k 200 pet. van het peil van voor den oorlog staan. En wie is nu de schuld, dat die aanpassing' achterwege blijft? Hoofdzakelijk de arbeidersbeweging en wel inzonderheid het N.V.V,

Wie altijd op de gaven Hem niet geschonken ziet. Geniet ook van de gaven Hem wèl gegeven niet. – Inde derde plaats beklaagt de heer Kupers er zich over, dat terwijl de aanpassing vooral gezocht wordt In verlaging van loonen, de vaste kapitaalslasten vrijwel onaangetast blijven en de daling der rente is tot staan gekomen. Hieromtrent zouden wij twee opmerkingen willen maken. De eerste is deze, dat de kapitaalrente tot beneden het peil van 1913 is gedaald', terwijl de loonen er nog 75 5' 100 pet. boven staan. Eerst als de loonen tot het peil van 1913 zijn gedaald, bestaat er 0.1. een gerechtvaardigde aanleiding, de vaste kapitaalslasten aan te tasten. En onze tweede opmerking betreft het feit, dat het obligatiekapitaal voor een zeer groot deel het bezit vormt van loonen salaristrekkende groepen, De ondernemers toch hebben hun bezit inden regel vastgelegd in hun bedrijf. .Wie dit in het oog handt, komt tot de conclusie, dat de strijd, dien het N.V.V. voert tegen de vaste kapitaalslasten, voor een groot deel een strijd is tegen eigen leden. Deze zouden zeker vreemd op zien, indien het N.V.V. er in slaagde, een streep te halen dooreen deel der vorderingen van spaarbanken, levensverzekeringmaatschappijen, pensioenfondsen, hypotheekbanken, enz. j Do heer Kupers zingt in het verdere deel van zijn rede den lof der vakbeweging. Het leed der arbeidersklasse in Nederland zon niet te overzien zijn geweest, zegt hij, als de vakbeweging in deze crisisjaren niet haar krachtig bolwerk was geweest. Het komt ons voor, dat de heer Kupers hier wel een toontje lager had mogen zingen. Hij overschat in hooge mate den invloed, dien die vakbeweging kan uitoefenen op het loon en vergeet daarbij al te zeer, dat het loon vast zit aan den prijs. Nu hebben wij vanaf de opkomst der vakbeweging tot aan het eind van den wereldoorlog' geleefd ineen periode van stijgende wereldmarktprijzen. Onder die omstandigheid was het voor de opkomende vakbeweging gemakkelijk, de loonen te doen stijgen, temeer nog, daar te gelijkertijd door den vooruitgang der techniek de productiviteit van den arbeid steeg. De aanpassing van de loonen aan de betere financieele uitkomsten van bet bedrijf, die anders ook zou zijn gekomen, maar iets langzamer, werd door de vakbeweging bevorderd en dit is ongetwijfeld een verdienste geweest der vakbeweging. Daardoor zijn echter haar leiders blijkbaar overmoedigl geworden. Toen na den oorlog de prijzen weer daalden, verkeerden zij inde waan, de daling der loonen te kunnen tegenhouden. En tot zekere hoogte konden zij dit ook. Doch er gebeurde nu iets anders. De verhouding tusschen loonen en prijzen werd1 door de actie der vakbeweging verbroken. Met het gevolg: voortdurend toenemende werkloosheid 'en voortdurend verdergaande ontreddering van het economisch leven. En als de heer Kupers meent, dat de vakbeweging na den oorlog voor ide arbeidersklasse een zegen is geweest, dan willen wij daar tegenover de meening stellen, dat de vakbeweging voor een belangrijk doel oorzaak is van de ontredde»-

ring van het economisch leven en van de daaruit voortvloeiende werkloosheid. Tijdelijk kan men de gevolgen van die werkloosheid voor de arbeiders door werkloozensteun verzachten. Men kan daarmede echter niet doorgaan. En hoe langer men er mee doorgaat, hoe droeviger inde toekomst de toestand der bevolking zal worden. Het laatste punt, waaromtrent wij iets willen zeggen, is het pleidooi voor verkorting van den werktijd, dat de heer Kupers houdt. Wij staan hier zeker wel voor eender grootste dwalingen van de vakbeweging, n.I. de meening, dat de werkloosheid kan worden bestreden door verkorting van den arbeidsduur. Indien, wat natuurlijk de bedoeling is, de verkorting van den arbeidsduur gepaard gaat met behoud van hetzelfde dagloon, zal de wanverhouding tusschen

Het klinkt lover de velden.... Op het veld, buiten schuur en stallen, vinden wij, boeren, thans ons werk. Als muziek klinkt ons daar inde ooren het nieuwe, groote plan: stichting vaneen eigen persbedrijf. Wjj hooren de machines in dat eigen bedrijf reeds zingen het hooglied van den arbeid. Den arbeid, die vóór alles gewyd zal zyn aan onze belangen en daardoor aan het belang van staat en maatschappy. Omdat de boer verzorgt de primaire productie, zonder welké elke andere vorm van productie onmogelyk is. Wy boeren voelen het: een eigen, nationale plattelandspers, is eender machtigste middelen om ons een betere plaats onder de zon te verschaffen. De zon kan zoo heerlyk koesterend zijn, maar ook verzengen;gi|? de stralen uitzenden. Andere bedrijven zochten en vonden hiertegen beschutting. Den boer liet men midden op een kale vlakte vrywel geheel ontkleed nog wel! staan. Prijsgegeven aan weer en wind. H Langen tijd heeft de boer dit geduld. ... , Hy vond het zelfs nog niet eens zoo gek. k Brandende zon, striemende regenvlagen, gierende winden, ; i hadden hem zóó gehard, dat hij den ruwen elementen weer■f-4 stand wist te bieden. Hj Zij het soms met knarsende tanden. Thans knarsen andermaal zyn tanden. Zijn oogen sperren zich open. Met grimmigen blik overschouwt hij het wereldtooneel. „Het groot-stedelijk kapitaal heeft zijn eigen pers. Dan ik W ook myn eigen pers” denkt thans de boer. „Het eigen persbedryf, daar zetten wij 20.000 boeren van Landbouw en Maafschappij ■ onze schouders onder. Dan rust het op een hecht fundament. Dan is het geen eendagsvlieg, maar een bedrijf, dat den storm der eeuwen zal trotseeren!”

loonen en prijzen er nog door worden vergroot en de werkloosheid bevorderd. De verkeerde kijk, dien de leiders der vakbeweging op dit vraagstuk hebben, is een gevolg van het feit, dat zij uitsluitend oog hebben voor stedelijke en lndustrieele verhoudingen en daardoor het groote probleem, waarom het bij de crisis vooral gaat, uit het oog verliezen. Dat groote probleem is de wanverhouding tusschen de belooning van stedclijken en industrieel en arbeid aan den eenen en die van landbouwarbeid aan den anderen kant. De grondslag van het ruilverkeer in onze maatschappij wordt gevormd door den ruil tusschen stad en land. Het land levert aan de stad de levensmiddelen en grondstoffen. Die stad aan bet land allerlei industrieele producten en stedelijke diensten. Zal de maatschappelijke machine behoorlijk loopen, dan is een zekere