19 Maart 1936. 4e jaargang. LANDBOUW EN MAATSCHAPPIJ. No. 34. Derde Blad.

De Drentsche Leden in Jaarvergadering bijeen te Assen. Bijna 1200 bezoekers.

Zaterdag stonden Assen en.Bellevue weder-otö in het teeken van Landbouw en Maatschappij. Auto en autobus volgden elkander kgen 10 uur op, zoodat spoedig de groote Jaal geheel gevuld was met bezoekers. Tegen * üur, toen de actievergadering zou aanvangen, was de kleine zaal gevuld, terwijl luidsprekers het gesproken woord goed overdachten. De vergadering werd bijgewoon.d door den der J. Smid, terwijl ook enkele bestuursleden van zusterafdeelingen uit Groningen en Friestend aanwezig waren. De voorzitter, de heer E. Z. Oldenbanteng, constateerde in zijn openingsrede, nat L. en M. aan het einde van de wint-er-J-ampagne tevreden kan zijn over den uitbouw van haar organisatie. Zoowel op politiek als economisch gebied maakt de scholing van het platteland groote vorderingen. Op het platteland voltrekt zich een proces; dat binnen zeer korten tijd zijn stempel zal Roeten drukken op het algemeen regeerimgsbeleid. Ook ten aanzien van de bewustwording vam de plattelandsjeugd kunnen we tevreden zijn. Daarnaast constateert spr., dat bij de politieke partijen zich een juist beeld gaat ontwikkelen ten opzichte van den landbouw, al kan dat niet van alle politieke paruien m dezelfde mate worden gezegd en komen ook daar de tegenstellingen om den boek kijken. Spr. zette dit nader uiteen aan de «and van uitlatingen van verschillende Kameraden bij de behandeling van de begroeting van bot Landbouwcrisisfonds, waarbij hij o.a. criteek uitoefende op den a.r. heer v.d. Heuvel. “O heer Weitkamp noemde den heer v.d. heuvel inde eerste plaats politicus en daarna boereboer. Laat deze uitlating, waar toch zeboe een diepe ondergrond in ligt, de rechtsche boeren tot nadenken stemmen. De leden van C.8.T.8. weten nu, dat zij zich volgens den heer v.d. Heuvel hebben te schikken baar de gewoonten van den Nederlandschen c°nsument en dat zij alles maar bij het oude teoeten laten. Spr. uitte zich waardeeren-d over de houding vap de heeren Louwes, Weitkamp, Van Voorst tet Voorst, Ebels en Westerman, terwijl hij Oritiek uitoefende op de heeren Van Kempen, Schijthuis en de s.d. afgevaardigden. Al kunnen wij constateeren, aldus spr., dat vanuit het Parlement een krachtig geluid zich heeft laten Wren ten behoeve van ©en verhoogden landbouwsteun, de minister van Landbouw heeft daarop in zeer vage termen geantwoord- De kardinale punten werden handig op gehangen dan de Commissiè-Van Loon, terwijl hij zich dog geen meening kon vormen in welke dichting onze agrarische structuur moest. Ik ben daarentegen van oordeel, aldus spr., dat Wij vrij zeker kunnen aannemen, dat het internationaal verkeer ineen lang© reeks van laren een ander beeld zal geven dan voorbeen en dat wij doelbewust zullen moeten dansturen op een productie, die zich meer aansluit bij het binnenlandsch gebruik. We aullen toch niet kunnen blijven doorgaan om de helft van onze boter uitte voeren voor lijzen, die correspondeeren met een melkprijs van 1 a 2 cent. AI mag men in zuivelbftngen academisch kunnen uitrekenen, dat dit nationaal-economisch voordeelig is voor de groep, die de ©er heeft, dit experiment dit te voeren, het zal m.i. een ramp worden, tenzij men fondsen kan vormen, hetzij door directe of indirecte belastingen of heffingen Waaruit men dezen verliesgevenden export kan financieren. In dit kader kan dan ook worden bezien het systeem van hooge Invoerrechten. FEUILLETON. Onvervulde Hoop Door HATé. ▲ 29. »Inden nacht, Lammie. Ben jij niet bang?”, Vroeg hij. „Waarom bang? Als het moet, dan moet bet. Kom vooruit, probeert u nu naar uw bam-er te komen”, stelde zij voor. Werkeüjk bereikte zij met hem zijn kamer, teaar het leek haar, alsof ze hem meer moest dragen dan dat bij Mep. Ze hielp hem met bijn bovenkleeren; vooral zijn jachtschoenen "'as voor haar een heele toer om die van jdj® beenen te krijgen. Zoo goed en zoo fwaad als het ging, schikte hij zich In zijn tedikant, „Is er nog iets? Anders ga ik nu naar den dokter”, Zei Lammie. «Wat wil jij dien dan zeggen, Lammie?”, hij, „Nou, nog al natuurlijk. U is immers van 6 trap gevallen”, zei zij met verwondering. „Meer niet?” Er lag een smeeking in- zijn Vraag. jammie voelde, wat hij meende en niet ten durfde. „Neen, meer niet”, zei ze kort. "Dank je Lammie. Ga dan maar”. I t > jammie ging zich kleeden ,deed een war- *0 n mantel aan en stapte de deur uit, die zij achter zich sloot. Het was donker, niet koud. In haar overspannen toekende Lammie geen vrees. Ze liep dow lanSs den weg naar het huis van den bot ’ d‘e niet zoo heel ver af woonde. In eomB°rp begonnen hanen te kraaien, een teinv sloeg aan en verscheurde met zijn bil „■ £eblaf de stilte, toen Lammie daar voor-J ging.

Dit neemt niet weg, dat men op dit ©ogenblik algemeen tot de overtuiging is gekomen, dat het met het tegenwoordige systeem hoe langer hoe meer vastloopt, niet alleen door de weinig bevredigende resultaten, maar ook door den doolhof van crisismaatregelen. Wanneer men in ons land, waar men van eigen bodem ons volk niet kan voeden, graant-eeit loonend maakt, komt alles in orde, omdat er een natuurlijke verhouding bestaat en zal blijven bestaan tusschen de prijzen van granen en voedermiddel-en aan de eene zijde en van dierlijke producten aan de andere zijde. Gaat men echter over tot bet systeem van hoogere heffingen, laat men dan bedenken, dat men dit gaat doen bij het begin van het. wei-deseizoen. Men zal dan ook voor zijm rundveestapel die maatregelen kunnen nemen, die men noodig heeft voor verhoogde voederprijzen gedurende dé komende stalp-eriode, n.I. het in evenredigheid brengen van het eigenverbouwde voer met den omvang van zijn veestapel. Dat in dit geval gedurende de maand Mei de gelegenheid moet worden geboden het overtollige vee uit de markt te nemen, spreekt vanzelf. Ik geloof echter niet, aldus spr., dat onze regeering zoo spoedig dien kant zal uitgaam, zoodat wij voorloopig zullen moeten blijven leven onder de cijfers 70 140 175. Wij zullen dan maar één uitweg kunnen vinden om ons zooveel mogeüjk aan de gevolgen er van te onttrekken en dat is: zoo weinig mogelijk gebruik maken van de diensten, die te hoog betaald moeten worden. Als wij niet ontvangen, dan kunnen wij niet uitgeven ©n wij zullen noodgedwongen moeten toepassen de zelfvoorziening. Wanneer de boer terugkruipt in zijn natuurhuishouding, dan zal hem dat niet zoo aangenaam zijn, doch hij zal zich staande houden. Maar o wee dan de groepen, die indirect van den landbouw leven. Dit gebeurt niet om hen onwelgevallig te zijn, doch alleen uit zelfbehoud. Maar wanneer het dien kant zal uitgaan, dan zal het leiden tot groote spanning in onze samenleving. Laat onze regeering beseffen, dat de spanningen met den dag toenemen. Laten de politieke partijen beseffen-, dat het platteland meer verwacht dan holle woorden. Wanneer men zoo bij den ©envoudigen landman zijn oor te luisteren legt, voelt men, dat het er gist. Men wil zich niet langer het pariabestaaa laten welgevallen, omdat men zijn positie is gaan begrijpen. Deze rede werd met krachtig applaus beloond. Na het lezen der notulen, welke onveranderd werden vastgesteld, deed de voorzitter mededeeling van het feit, dat pogingen in het werk worden gesteld door het bestuur van den Nat. Bond om te komen tot een eigen landdagterrein, in Drenthe te vestigen en via een verloting daarvoor gelden te verkrijgen. Voorts werd medegedeeld, dat de aftredende hoofdbestuursleden Roelofs, v.d. Hof, Hamming, v.d. Veen en de voorzitter, inde betreffende kringen allen werden herkozen. Hierna bracht de secr. zijn jaarverslag uit, waarvan weden inhoud ineen volgend nummer hopen weer te geven. De penningmeester, de heer G. Davids te Norg, gaf een vrij uitvoerig overzicht van de ontvangsten en uitgaven, waaruit bleek, dat met het saldo van het vorig jaar inbegrepen, het batig saldo op 1 Jan. ’36 bedroeg f 415.68. Door de commissie tot nazien der boeken, bestaande uit de heeren G. Bussemaker te Bij het huis van den dokter aarzelde ze. Ze moest even me't zidh zelf overleggen wat ze zou zeggen. Dan beide ze aan en wachtte. Ze schrok va-n haar bellen, dat schel door het huis in ruste klonk. Na een oogenblik deden zich voetstappen hooren. Er werd een Luikje in die deur geopend en de stem van dien dokter herkennende, gaf Lammie hem bescheid. „Ik kom dadelijk, juffrouw Grasmeier. Wilt u even wachten, dan gaan we samen”, stelde de dokter voor. Lammie Mep liever alleen, bang voor de vele vragen van den dokter onderweg. „Neen dokter, beter is dat ik direct weer terug g-a. Er kon eens hulp noodig zijm ’, zei ze. „Goed, dan kom ik zoo spoedig mogelijk.” Ze hoorde hem al niet meer en maakte, dat ze weer naar haar woning kwam. Ze was werkelijk zeer bezorgd over Van Hagen. Wellicht had hij haar hulp noodig. Misschien lag hij in koorts, wamt hij had erge pijn. Misscbien deed hij in koorts onder die omstandigheid wei rare dingen, die zijm toestand nog verergerden. Zij liep bijna op een drafje, om maar bij hem te zijn, want in baar diepste wezen hoorde ze steeds de zachte stem van het zelfverwijt, die haar grootendeels de schuld van dit geval oplegde. Hieraan kon zij zich maar niet onttrekken en daarom hoopte ze vurig, dat alles zonder gevaar mocht verloopen. Thuis lag Van Hagen in zijm bed en kreunde zacht van de pijn. Ze was blij hem daar te zien liggen, want in haar verbeelding had ze hem overal reeds zien rondhinken. Ze vertelde hem, dat de dokter terstond zou komen en dat hij zich rustig moest houden. Eenige oogeniblikken later stond de dokter inde deur. „Wat nu Van Hagen? Begaat u midden in den nacht ongelukken? Dat is toch onzin, ’s Nachts moet men zijn rost nemen. Maar laat eens zien, wat het geeft.” De dokter sprak in zich zelf voort om de kalmte er maar in te houden. Hij ontdeed zich van zijm jas en ging bij Van Hagen op den rand van het ledikant zitten. „Waar hebt u pijn. Van- Hagen?”, vroeg

Sleen, E. Beuker te Dalen en J. Brinkman te Wachtum, werd bij monde van laatstgenoemde medegedeeld, dat boeken en bescheiden inde beste orde waren bevonden en voorgesteld om den penningmeester te , déchargeeren voor zijn gehouden accuraat ; beheer. Onder applaus der vergadering ' bracht de voorz. den heer Davids dank voor zijn belangeloos verrichte werkzaamheden. i Rondvraag. , Bij de hierna aangevangen en in den middag voortgezettë rondvraag werd allereerst door sommige sprekers, t.w. de heeren Wolthuis, Oranjedorp, Lier, Meppel, ernstig bezwaar gemaakt tegen het vergunning verleenen aan den heer Udema uit Dalen tot het voeren van dp initialen L. & M.. op tabak, sigaren, koffie en thee door het bestuur van den Nat. Bond. Zij zien daarin een benadeeling van den middenstand, hetgeen ze zouden betreuren. Ook de heer Jongbloed, Odoorn, verklaart zich tegen dezen maatregel, evenals de heer Schneider, Wezuperbrug, die van oordeel is, dat 80 pet. der aanwezigen tegen deze daad van het hoofdbestuur zullen zijn. De heer Schuring, Wijster, deelt mede, dat in zijn afdeeüng geen enkel bezwaar gemaakt is, ook niet door de middenstanders. Eenzelfde geluid laat de heer Lambers, Coevorden, hooren. Er zal vanzelf blijken of de verkoop dezer artikelen levensvatbaarheid heeft. De heer Udema, ter vergadering aanwezig, zet uiteen, dat deze maatregel kan leiden tot een betere verhouding tusschen middenstand en landbouw. De winkeliers genieten dezelfde winstmarges als bij andere artikelen. Het verschilt niets van het normale handelssysteem. De voorz. antwoordt de sprekers en wijst er op, dat de bond 5 pet. van de revenuen krijgt, zooals met den heer Udema is overeengekomen. Reeds hebben enkele andere . middenstanders zonder toestemming van het hoofdbestuur de initialen Landbouw en Maatschappij gebruikt, waartegen niet voldoende is te doen. Toen de heer Udema een aanvrage deed met het vorengenoemde voorstel, heeft het bestuur dit gaccepteerd, temeer, omdat de heer U. secr. is van de middenstandsorganisatie in Drenthe. De bond zou uit deze overeenkomst niet onaanzienlijke financieele resultaten plukken. Uit de vergadering werd de opmerking gemaakt, dat, heeft de bond meer irfkomsten noodig, de contributie beter verhoogd zou kunnen worden. Tenslotte sloot de voorz. de discussies en deelde medé, dat deze kwestie nader met de middenstandsorganisatie zal worden besproken, waarmee de vergadering accoord ging. De heer Braams, Zuid-Barge, opperde bezwaren tegen het dansen na afloop van de propaganda-avonden. Spr. pleitte tevens voor een drankvrije zaal en is verheugd over de instelling vaneen jeugdcommissie, zoodat een leidraad voor de jeugd zal worden samengesteld. Spr. deelde voorts mede, dat In zijn afdeeüng bezwaren waren naar voren gebracht tegen de blue-band-advertenties in het plaatselijk blad, welk bezwaar wellicht zal leiden tot verdwijning van deze advertenties. De voorz. merkte naar aanleiding daarvan op, dat de Agrarische Pers haar licht reeds vooruit schijnt te werpen! De heer De Lange vergeleek sommige jeugdafdeelingen met een jong paard, dat „spoorwijs” gemaakt moet worden. Het Is met sommige jeugdafdeelingen nog niet in orde, doch het bestuur houdt de oogen open. Inde middagvergadering sprak allereerst de heer Jac. Welleman uit Krabbendijke, over: „Moet het roer om?” Deze gedegen rede, uitgesproken met volle overtuiging, had de volle instemming der aanwezigen, getuige het krachtige applaus. (We hopen er in het volgend nummer op terug te komen.) Daarna zou de heer Barendregt uit Gr. IJpolder gesproken hebben over „Als het boerenhart spreekt....”. Helaas was genoemde heer door huiselijke omstandigheden verhinderd, zijn belofte gestand te doen. hij, de dekens opslaande. „Aan mijn linkerbeen dokter”, zei Van Hagen. De dokter onderzocht Van Hagen’s been en constateerde beenbreuk. Hij begon maatregelen te nemen om een verband te leggen. „Hoe kwam het eigenlijk, dat u van de trap viel?”, vroeg de dokter. Van Hagen fantaseerde een verhaal. „Hé”, zei de dokter, „u bloedt ook aan uw gelaat. Laat mij dat eens even zien.” Hij bette het bloed weg en zag duidelijk nagelindrukken in Van Hagen’s wangen. Even keek de dokter van Van Hagen naar Lammie, doch zei geen woord. Lammie voelde zich rood worden tot in haar nek, wat den ouden dokter niet ontgaan was. „En wat wilt u nu?”, vroeg de dokter Van Hagen. „Hier behandeld worden- of in het ziekenhuis?” „O, hier natuurlijk.” „Dat dacht ik wel. Maar ik vind het beter, dat u in het ziekenhuis wordt ppgenomen.” „Waarom?” „Omdat u daar beter uw behandeling zult hebben,” „Maar dat kan Mer ook wel. Mijn. huishoudster ” „Onzin. Ik zeg, u moei naar het ziekenhuis, dan behoeft u hier niemand tot last te zijn. Ik zal de zaak wel regelen en dan vertrekt u nog dezen morgen,” „Maar juffrouw Grasmeier wil misschien...” stamelde Van Hagen tegen. „Geen sprake van. Ik wil u hier niet houden,” Aan den gebiedenden toon van den dokter viel wel op te merken dat aan diens wil niets te veranderen viel en- Lammie vond dit ook de beste oplossing. Wat zou zij ook met een invaliden Van Hagen moeten aanvan-gen, De dokter vertrok, doch bij wenkt© Lami mie nog- even apart. „Was hij dronken-?”, vroeg bij haar. „Ik geloof wel een beetje”, zed ze, niet wetende wat hij wilde. „Dacht het wel”, knikte de dokter. „En ! daarom maakte bij het u lastig. Anders staat hij mij daarboven, verheven,” „Hoe komt u daarbij?”, vroeg Lammie, ( doende alsof ze verwonderd was.

De heer Ruiter als invaller. ( Op voortreffelijke wijze werd zijn plaats * ingenomen door den heer O. J. Ruiter uit Knijpe, die met zijn voor de vuist uitgesproken rede de harten van onze Dremtsche leden ! stormenderhand heeft veroverd. Men voelde 1 dat hier een ter zake kundig persoon aan het woord was, vooral toen hij de huidige ! crisismaatregelen onder de loup nam. Spr. zette eerst uiteen, dat aan de vrij- ‘ handelsgedachte niet kon worden vastge- ! houden en dat de bodemcultuur moet ' worden gemaakt tot basis van onze 1 volkswelvaart. Wanneer men tegenwoordig de 1 groote kranten leest, dan krijgt men zoo den : indruk, dat het niet mogelijk zou zijn den 1 boer een beiooninig toe te kennen, die staat 1 ineen redelijke verhouding tot die van andere volksgroepen. Het is echter zoo klaar als een klontje, dat het wel mogelijk is. We kennen , allen de cijfers 70 170, die we niet willen , aanvaarden en die we niet behoeven te aan- , vaarden. Het is zeer wel mogelijk, dat die , cijfers naar elkaar toe gebracht worden. Maar niet op de wijze als door de regeering ge- , beurd is. Van het vrije boerenbedrijf, dat ieder van ons zoo liefheeft, heeft men een zet- ( boerderij gemaakt, waar de groote boer in ( Den Haag adn de touwtjes trekt. De maat- , regelen voor de veehouderij zijn volkomen mislukt, en alleen het feit, dat thans meer margarine wordt gebruikt dan voor die maatregelen, wijst er reeds op, dat die zuivelpolitiek volkomen heeft gefaald. Het marga- . rinedebiet is met minstens de helft gestegen , en de margarinefabrieken hebben 10 millioen ■ gulden extra winst gemaakt. Dat is een schain- i daal. Een schandaal is ook, dat ineen advertentie kon worden beweerd, dat roomboter slechter is dan een product uit cocosolie en walvischtraan. Als de regeering voortgaat mét deze landbouwcrisispolitiek, dan zal zij het vertrouwen van den boerenstand onherroepelijk verliezen. Het kaasvraagstuk is bijna ' onoplosbaar en aangezien ook in 1936 nog rundvee voor afbraakprijzen moest worden verkocht, kan men constateeren, dat ook in dat opzicht de regeeringspolitiek heeft gefaald. De teeltregeiing is lek, omdat die den jongeren rundveestapel uitdunt, waardoor de koeien met de grootste melkproductie overblijven. Het varkensdrama, of eigenlijk is het een blijspel, waarvan de acteur is Ir. Louwes, die aan een diner te Parijs verklaarde, dat in Nederland de kwestie van de varkens was opgelost, heeft ook geen verbetering gebracht. Spr. becijfert, dat de verlaging van den richtprijs den Nederlandschen boerenstand 14 millioen gulden gekost heeft. Er is maar één mogelijkheid om de zaak weer gezond te maken: de nationale markt moet weer beschikbaar worden gesteld voor den nationalen producent. Gebeurt dat niet, dan zal dat leiden tot verpaupering van den Nederl-andsohen boerenstand en dat zal op den duur leiden tot den ondergang van het geheel® NederlandsOhe volk. Het is dwaasheid, den een te beschermen met verschillende maatregelen en voor den ander vast te houden aan het vrijhandelssysteem. De heer Smid spreekt. Als verrassing voor de aanwezigen, kondigde de voorzitter daarna aan, dat de heer Smid nog een kort woord zou spreken, hetgeen een daverend applaus ten gevolge had. De heer Smid begon met op te merkeA dat, toen hij ruim vier jaar geleden meehielp den Drentschen Boerenbond te stichten, hij dit deed, omdat hij niet langer kon aanzien het misbruik der vrijhandelsgedachte, waarvan de landbouwende bevolking de dupe is geworden. Spr. meende toen, dat bet hem niet moeilijk zou vallen, zijn medeburgers van dit misbruik te overtuigen, indien maar een voldoende actie ontstond, die dwong naar ons te luisteren. Die actie is ontstaan en zij heeft ongetwijfeld in landbouwkringen en ook in andere kringen velen de oogen geopend. Toch zijn er ook nog maar al te velen, die, inplaats van de eenvoudige waarheid van L. en M. te aanvaarden, haar met allerlei drogredenen gaan bestrijden, „Lief kind; hou je niet van den domme.” Hij pakte een hand van haar. „Zie eens, waar heb je diie nagels dan in geplant? En waarom waren er lange blonde haren aan zijn jas, terwijL hij zelf toch zwart is? Maar ik begrijp het en weet te zwijgen.” Hij ging haar voorbij en zij beantwoordde zijn groet zwijgend. XVII. De winter had zijn intrede gedaan en nog altijd stond het groote heerenhuis van Van Hagen leeg. Eén- è tweemaal per week ging Lammie er eens heen om de post te halen, het stof in die kamers af te nemen' en ©en enkelen keer de kachels inde vertrekken eens stoken, opdat de kamers niet te vochtig zouden worden. Overigens was Lammie bij haar ouders thuis. Het was als een loopend vuurtje door het dorp gegaan, dat Van Hagen van de trap gevallen was en een been had gebroken. Hoe of het gekomen was, kon niemand zeggen: het was gebeurd en elkeen beklaagde hem. Niemand zag er dan ook iets bijzonders in, dat Lammie weer bij haar ouders thuis was. Wanneer Van Hagen eerst maar weer terug was, zou Lammie haar in-trek ook wel weer in het deftige buis nemen. Lammie dacht vaak terug aan dien emotievollen nacht. Ze had Van Hagen eenige malen bezocht in het ziekenhuis en ze had aan hem gezien, dat hij berouw had van zijn daad, zoodat ze hem alles vergaf, toen bij haar daar naar vroeg. Hij had haar verteld dat bij werkelijk niet normaal geweest was, dat hij te veel cognac had gedronken met zijn jachtvrienden. Het was er zoo gezellig geweest en zoodoende had hij meer gedronken dan goed voor hem was en daarin lag de geheele oorzaak. Zij had hem begrepen en wist dat hij leed onder het voorgevallene, doch ze had zich heilig voorgenomen, niet weer hij hem in dienstbetrekking te gaan. Zij zou dat niet meer kunnen, want in zijn huis zou ze voortaan geen oog dicht durven doen. Een paar weken voor Kerstmis wachtte haar een nieuwe verrassing. De post bezorgde haar een brief van Jan uit Canada, waarin deze haar kort en laconiek schreef, dat

omdat zij de waarheid niet onder de oogen durven zien. De zaak staat thans zoo, dat, terwijl de landbouwende bevolking voor de andere bevolkingsgroepen moet werken tegen een belooning, die in vele gevallen de helft is van die, welke ze zou moeten zijn, gaat men door met de publieke opinie te vergiftigen door het te doen Voorkomen alsof de landbouwende bevolking te veel ontvangt en de andere bevolkingsgroepen te weinig ontvangen. Het ergste is wel, dat de economische wetenschap aan deze vergiftiging der publieke opinie meedoet. In dit verband wees spr. op éen becijfering in het Economisch Statistisch Maandbericht, waarover in ons vorig nummer ineen hoofdartikel is geschreven. We volstaan er mee daarnaar te verwijzen. Voortzetting der rondvraag. De heer v.d. Hof (H.B.lid, Zuidwolde) constateerde, dat minister Deckers is gegaan van de marine naar de margarine. Ten aanzien van de uitlating van den heer Louwes te Parijs, zeide spr., dat de geschiedenis van Noach reeds leert, dat iemand rare dingen kan uithalen, als hij zoete wijn heeft gedronken; De zoete wijn is in Parijs goedkoop en in dat verband moet misschien de uitlating van den heer Louwes worden beschouwd .(Groote vroolijkheid). De voorz. verzocht den heer v.d. Hof niet op deze wijze voort te gaan. De heer Lier (M-eppel) zeide, te willen protesteeren tegen de woorden van den heer v.d. Hof, dié z.i. de beweging eerder verscheuren, dan opbouwend werken. We hebben hier den geheeten dag inde grootste eendracht vergaderd, doch als dergelijke uitlatingen worden gebezigd, dan komt er voor de eendracht tweedracht inde plaats. De afgevaardigde van de afdeeüng Borger vroeg, of er geen mogelijkheid bestaat om lederen landbouwer te verplichten uitsluitend melkbrood te gebruiken. Dezelfde spreker wees er op, dat geen één boer voor den aanleg vaneen provinciale waterleiding zal zijn (applaus). Gewezen werd op Rolde, waar de burgemeester de bakkers gedwongen heeft, geen waterbrood meer in hun kar te hebben. Gewezen werd verder op de vergadering van den C.8.T.8. te Hoogeveen, waar Ds. Bos Landbouw en Maatschappij in één adem heeft genoemd met de N.S.B. In zijn antwoord aan verschillende sprekers zeide de heer Ruiter, dat de leden van L. en M. niet moedeloos moeten worden en geen gekke dingen moeten doen. Spr. heeft daarom geen sympathie voor de opmerking van den heer v.d. Hof en hij kan die opmerking absoluut niet onderschrijven. Spr. zeide verder, geen bewondering te hebben voor de wijze, waarop thans de melkbrood-actie wordt gevoerd. Die actie wordt gefinancierd met f 1.000.000 uit den zuivelpot, die bestaat uit medegelden, die de boeren toekomen. Spr. wenscht te protesteeren tegen de wijze, waarop in zuivelrévue’s enz. de propaganda wordt gevoerd en waar de boer ©enigszins belachelijk wordt voorgesteld. Die wijze van propaganda is een slag in het aangezicht van de boerenbevolking. Daar zijn onze boerencenten. \é goed voor. Spr. wil het belang van het meerder gebruik van melkbrood niet onderschatten, doch men dient te bedenken, dat die beweging slechts heel klein is in verhouding tot het groote doel van L. en M. Er bestaat eigenlijk maar één mogelijkheid: een wettelijke verplichting om uitsluitend melkbrood te bakken. Wanneer er in Nederland ooit is gelogen, aldus spr., dan is er wei gelogen, toen gezegd werd, dat L. en M. politiek gelijk te stellen zou zijn met de N.S.B.’ Er is in geen enkel opzicht wat van aan, dat L. en M. tegenover de N.S.B. anders zou staan dan tegenover de andere politieke partijen. We zijn ons beginselprogram nog nooit ontrouw geweest en we zullen dat nooit worden. In zijn slotwoord zeide de voorz., ernstig bezwaar te moeten maken tegen de verdachtmaking van den heer v.d. Hof ten aanzien van den heer Louwes. De beier Louwes is geen vriend van L. on M., doch men dient zich te hoeden voor verdachtmakingen. Hierna sluiting. hij onderweg was met belangrijk nieuws en voor de Kerst nog over zou zijn in Holland. Meer stond er niet in zijn brief, maar het was voor Lammie genoeg om te popelen van vreugde. Na jarenlange afwezigheid zou zij hem, die geen dag uit haar gedachten was geweest, weer terugzien.. Hij bracht belangrijk nieuws mee! Ze dacht er wel eens even over na, wat voor belangrijk nieuws het zijn kon, doch ze wilde zich er geen voorstelling van maken en wachten totdat ze het van Jan’s eigen lippen hoorde. In stilte telde ze de dagen, die haar nog van Kerstmis scheidden. Doch voordat het weer zoover was, had ze een nieuwe verrassing: Van Hagen kwam terug en bij verzocht haar de kamers in gereedheid te brengen. Ze begreep: er zat niets anders op dan dat te doen, want zij had er nog nooit met hem of wie ook over gesproken, dat zij niet weer onder het dak van het heerenhuis wilde slapen. Ze ging als gewoon de kamers in orde maken, zorgde er voor, dat de vertrekken goed verwarmd waren en bleef wachten op de komst van Van Hagen. Het weerzien was hartelijk, vooral Van Hagen toonde een groote opgewektheid. Van het verleden werd niet gerept, doch beiden voelden dat er toch een kloof tusschen hen was. ’s Avonds, nadat de bezigheden beëindigd waren, vroeg Lammie Van Hagen of bij nog iets wenschte, anders wilde zé nu wel naar huis. Ze verwachtte van Van Hagen, dat deze groote oogen. zou opzetten, maar deze zag enkel even van zijn papieren op en zei; „Neen, ik zou niet weten, wat ik nog noodig heb. Je moogt gerust gaan Lammie.” Zoo ging het een paar dagen voort. Door sneeuw en koude ging Lammie ’s morgens als liet nog duister was, naar het deftige huis en kwam ’s avonds, wanneer alles al weer in duisternis verscholen lag, terug. „Zoo gaat het ook niet”, zei Van Hagen op een avond, haar uitleidende tot aan de stoep. „Om dezen tijd van het jaar met die koude en duisternis gaat het te bezwaarlijk. Daar moeten we iets anders op vinden.” (Slot volgt)