Nederlands Instituut van Landbouwkundig Ingenieurs

Verbond van wetenschappelijke onderzoekers. De opbouw vaneen organisatie, zonder enig ander materiaal dan een aantal idealen en plannen, die hun vuurvastheid nog moeten bewijzen, vergt inde eerste periode, wanneer weinigen ëen helpende hand bieden en velen nog afwachtend terzijde staan, veel van de standvastigheid der bouwers en van de dualiteit van de idealen. . . .. Het bestuur en de commissies van het Verbond van Wetenschappelijke Onderzoekers hebben dit inde eerste acht maanden na de oprichting sterk ondervonden. Er is gedurende deze maanden veel en hard gewerkt, doch zoals een laboratorium gebouwd e|j ingencht moet zijn voor men er in kan arbeiden, zo moest het Verbond worden georganiseerd en geëncadreerd, voor het door activiteit naar buiten kon doen blijken van de plannen en idealen, die zijn bestaansoorzaak vormen. Dat deze arbeid niet tot de dankbaarste behoort welke in het verenigingsleven kan worden verricht behoeft geen betoog en het is dan ook voor allen, die medewerken een grote voldoening te kunnen constateren, dat de beginperiode grotendeels achter ons ligt en dat het Verbond in het stadium is gekomen, waarin het met zijn plannen voor het voetlicht kan treden. : Van het uit 15 onderwerpen bestaande en in eerste uitwerking vrijwel voltooide werkprogramma, zal inde eerstkomende maanden aan een drietal de meeste aandacht worden besteed. Een commissie werd geïnstalleerd welke als opdracht heeft het bestuderen van de beroepsstaat van de Nederlandse onderzoeker. In samenwerking met de plaatselijke kringen van het V.W.O. en door middel van enquêtes e.d. werden gegevens verzameld over aanvangssalariëring, sociale omstandigheden, beschikbare hulp en hulpmiddelen en aard van het werk. Elet statistisch resultaat van dit onderzoek zal met de conclusies in ruimen kring worden gepubliceerd. De commissie zal dan overgaan ineen permanent ~Bureau voor de beroepsstaat”. Beschikkend over uitgebreide gegevens zal dit bureau, door het verstrekken van individuele en collectieve adviezen, door bemiddeling bij conflicten, door publicaties, door voorstellen aan het V.W.0.-bestuur en door het vaststellen van normen voor salariëring een bijdrage kunnen leveren tot het wetenschappelijk leven in dit land en tot versteviging van de maatschappelijke positie van de Nederlandse onderzoeker. Getracht zal worden fondsen te vormen waaruit leden eventueel kunnen worden gesteund. Ook salariëring en opleiding van hulppersoneel hebben de‘aandacht van het Verbond. Een tweede werkcommissie behandelt de problemen, samenhangend met de bijdrage welke de wetenschap kan leveren tot het behoud van de wereldvrede. Een ruim opgezette lezingenactie door het gehele land ter voorlichting van het publiek over de gevaren van het misbruik van wetenschappelijke resultaten, in het bizonder van de atoomenergie voor oorlogsdoeleinden, is in voorbereiding. Deze voordrachten, welke gehouden zullen worden door leden van het Verbond, worden waar mogelijk georganiseerd in samenwerking met bestaande organisaties als Volksuniversiteiten, instituten voor arbeidersontwikkeling e.d., verder met behulp van plaatselijke kringen. Tot versteviging van de internationale gemeenschapszin der onderzoekers zal worden bijgedragen door het stimuleren van vriendschappelijke betrekkingen tussen Nederlandse en buitenlandse onderzoekers. Hiertoe wordt een bureau in het leven geroepen, dat zijn bemiddeling verleent voor uitwisseling, congresbezoek, verblijf in gezinsverband van Nederlanders in het buitenland en omgekeerd, correspondentie, enz. In het bizonder zal het scheppen van contacten met meer geïsoleerde landen de aandacht eisen. Vanzelfsprekend vormen deze beide activiteiten slechts een begin in dit veelomvattende gebied. Stimulering en organisatie van het wetenschappelijk onderzoek in Nederland is het derde onderwerp, dat aangeval wordt. De leidende gedachte is hier, dit probleem te belichten van de zijde der onderzoekers van

271