De Zuivel in Engeland in 1949 Melkproductie en -bestemming

HET aantal koeien bleef in het vorige jaar in Engeland nog toenemen. Bij de telling in Septemberwas dit aantal 4,6 millioen. Dit is 2 % meer dan in 1948 en 4 % meer dan in 1947. De melkproductie bedroeg in 1949 7,816 milliard liter. Hier was niet alleen het toegenomen aantal stuks melkvee, doch vooral de toegenomen productie per koe van belang. De totale hoeveelheid gemolken melk was, ondanks de droge zomer, heel wat groter dan in 1948, toen deze productie 7,281 milliard liter bedroeg. Deze stijging van de melkproductie werd grotendeels opgevangen dooreen groter verbruik van consumptiemelk. Op 27 Maart 1949 werd de melkdistributie opgeheven, doch ze moest weer worden ingesteld op 10 Juli van dat jaar. Als drinkmelk werd verkocht 6,817 milliard liter tegen 6,376 milliard in 1948 en 3,883 milliard in 1939. De hoeveelheid melk tot producten verwerkt, bedroeg 0,999 milliard in 1949, 0,902 milliard in 1948 en 1,962 milliard in 1939; deze hoeveelheid is dus, vergeleken met 1939 met de helft verminderd. De meerdere hoeveelheid industrieel verwerkte melk ging grotendeels naar de kaasmakerij; van melkpoeder was de aanmaak juist minder. De hoeveelheid verkaasde melk was, vergeleken met 1939, iets groter, maarde hoeveelheid melk bestemd voor de botermakerij was slechts de helft van de vooroorlogse hoeveelheid. Vergeleken met 1948 werd er 29 % meer kaas gemaakt en 24 % meer boter. Invoer van boter De import van boter nam in 1949 verder toe, en was 17 % groter dan in het jaar te voren (323.596 ton in 1949 tegen 276.946 ton in 1948; tonnen van 1.000 kg). Dit was in 1949 nog slechts 67 % van de vooroorlogse hoeveelheid. Nieuw-Zeeland, Australië en Dene-

marken leverden samen 95 % van de totale invoer. Nieuw-Zeeland zond 136.073 ton, Australië 73.050 ton en Denemarken 96.164 ton. Na deze drie landen was Nederland de belangrijkste leverancier; kleine hoeveelheden kwamen uit Noorwegen en uit de lerse Republiek. Kaas De invoer van kaas in Engeland nam in 1949, vergeleken met 1948, met niet minder dan 35 % toe. Deze import was in 1949 46 % groter dan in 1938.

VOOR de afdeling ’s-Gravenhage van het Nederlands Instituut voor Efficiency hield Drs J. H. Ruijsch van Dugteren, directeur van het Nederlands Instituut voor Personeelsleiding te Driebergen, enige tijd geleden een inleiding over: „Training en vorming van het kader”. Training en vorming van het kader zijn, hoewel tijdens de He wereldoorlog tot ontwikkeling gekomen, geen specifieke oorlogsverschijnselen. Reeds inde jaren 1930 —1940 waren b.v. de principes der Bedrijfskadertraining bekend. Bedrijfskadertraining (hier in Nederland afgekort tot 8.K.T.) is de neerslag van vooroorlogse ervaringen, doorstudies en practijkonderzoekingen opgedaan. Waarom staat kadertraining in het middelpunt van de belangstelling? Wie tot het kader zijn gaan behoren, hebben hiermede bepaalde verantwoordelijkheden op zich genomen. Deze verantwoordelijkheden kunnen betreffen productie in het algemeen, alsmede de behandeling van technische, organisatorische, administratieve, comptabele aangelegenheden, enz. in het bijzonder.

De belangrijkste leverancier was hier Nieuw-Zeeland met 95.585 ton. Dit land zond 44 % van de totale import van kaas, en wel 13 % meer dan in 1948. Ook Australië (19.796 ton) en Canada (22.301 ton) leverden veel meer dan in 1948. Nederland was de voornaamste Europese importeur. Italië bracht 5.623 ton, een hoeveelheid meer dan vijfmaal zo groot dan in 1948. De invoer uit Frankrijk (4.648 ton) en Denemarken (4.724 ton) nam eveneens sterk toe. Zwitserland bleef met zijn import (574 ton) op dezelfde hoogte. De Verenigde Staten van Amerika leverden 42.215 ton of 66 % meer dan in 1948.

Training en vorming van het kader

Zij dienen echter te beseffen, dat ook behoort het leiding geven aan en het toezicht houden op de tot deze verantwoordelijkheden werkzaamheden van anderen. Het is een typisch feit, dat het kader zich meestal pas laat zijn verantwoordelijkheid inzake het leiding geven bewust wordt. Men hechtte tot nu toe te veel waarde aan vakbekwaamheid, organisatorisch vermogen en technisch inzicht, doch men besteedde vaak te weinig aandacht aan de geschiktheid om leiding te geven. Het is wenselijk en door middel van training en vorming ook mogelijk gebleken het kader voor het leidinggevende deel van zijn taak meer te bekwamen. De tegenwoordige leiding wordt voor de meest uiteenlopende problemen geplaatst. Het is niet mogelijk voor al deze moeilijkheden een soort standaardoplossing te geven. Wél kan men de vaardigheid, in het aanpakken en behandelen er van, oefenen. De door het Nederlands Instituut voor Personeelsleiding beoogde training nu heeft tot doel, reeds aanwezige kwaliteiten tot hogere ontwikkeling te brengen door stelselmatig en gedisciplineerd oefenen van bepaalde vaardigheden. Vanzelfsprekend wordt

489