ver gehanteerde z.g. sperregeling. Hiertoe dient U zich te wenden tot het Hoofd van de afdeling Zwolle van het Bedrijfschap voor Zuivel en aldaar kantoor houdende. In hoeverre tegen het al dan niet verlenen van zodanige ontheffing bezwaar bestaat kunnen wij niet beoordelen. Hieraan zij toegevoegd, dat er op dit ogenblik voor Uw plaats (en ook tal van andere plaatsen in ons land – n.l. voorzover liggende buiten het consumptiemelkgebied in het Westen van ons land —) nog geen vestigingseisen voor de consumptiemelkhandel bestaan. Wij zeggen „nog geen”, omdat, naar verluidt, overwogen wordt om zodanige eisen binnen afzienbare tijd wel in te voeren. Inde tweede plaats wijzen wij er op dat in Uw plaats, als horende tot de gemeente Ede, wellicht de melkdistributie, zoals dat genoemd wordt: gesaneerd is. Dit betekent, dat de plaatselijke organisatie van de melkhandel is overgegaan tot sector-indeling,

waarbij de bepaalde bezorggebieden zijn gecreëerd. Mogelijk is deze sanering door het Bedrijfschap voor Zuivel gesactionneerd, in welk laatste geval stichting van een nieuwe zaak allerlei moeilijkheden kan opleveren. Echter ook bij het ontbreken vaneen sanctie als vorenbedoeld moet U o.i. rekening houden met het feit der sanering, omdat U anders onderscheidene moeilijkheden door de organisatie van de gevestigde melkhandel inde weg gelegd zouden kunnen worden, practisch hierop neerkomende, dat U zich vele uitgaven zou hebben getroost om naderhand (en dan te laat) tot de teleurstellende ontdekking te komen dat deze uitgaven vrijwel nutteloos waren. Wat de grossiershandel aangaat dient U zich, evenals voor de kleinhandel geldt, te verstaan met de Kamer van Koophandel. In antwoord op Uw vraag met betrekking tot het bezit van de door U genoemde diploma’s delen wij U mede, dat deze van zeer grote betekenis worden, zodra het gaat om een vestiging als consumptiemelkhandelaar vanaf het ogenblik dat voor zodanige vestiging de eerder bedoelde eisen werkelijkheid zijn geworden.

Exploitatie zuivelwinkel

Vraag 94: Welke eisen stelt men of gaat men inde toekomst mogelijk stellen aan iemand, die, hetzij door overname, hetzij door nieuwe vestiging, een zuivelwinkel wil gaan exploiteren ? En welke als hieraan tevens een grossiershandel verbonden wordt? Heeft iemand met verschillende F.N.Z.- diploma’s, waaronder dat van „assistent-directeur”, bepaalde vrijstellingen? Geeft het bezit van het practijkdiploma boekhouden der Ned. Ass. v. Practijkexamens een bepaalde vrijstelling? Antwoord 94: 1. Wanneer U onder „zuivelwinkel” verstaat een zaak, waaruit boter, kaas en aanverwante artikelen worden verkocht, doch geen melk, dan dient U zich te verstaan met de Kamer van Koophandel tot welk ressort Uw plaats behoort, zulks in verband met de bestaande bepalingen t.a.v. het kleinbedrijf. 2. Wanneer het in Uw bedoeling ligt ook melk te verkopen, dienen twee mogelijkheden te worden onderscheiden, t.w.: a. er wordt een bestaande zaak overgenomen; b. er wordt een nieuwe zaak gesticht. ad. a. Bij overname vaneen bestaande zaak is het nodig, dat U zich er van overtuigt in hoeverre dit bij de betrokken Kamer van Koophandel wijziging in het Handelsregister noodzakelijk maakt. Andere formaliteiten zijn er in Uw geval niet in achtte nemen, met dien verstande alleen, dat van de overname mededeling moet worden gedaan aan het hieronder vermelde adres te Zwolle. ad. b. Wenst U een nieuwe zaak met o.a. melkverkoop të stichten, dan krijgt het geval een heel ander aanzien. Inde eerste plaats behoeft U alsdan ontheffing van de door het Bedrijfschap voor Zuivel tot dus-

BIJ het in 1949 verrichte onderzoek van het Z.K.B. bleek opnieuw, dat verstuivingspoeder „vatbaarder” is voor ’t ouderdomsgebrek „talkig” dan walsenpoeder, terwijl dit gebrek vaker aan het vetrijke product dan aan het vetarme werd waargenomen. Opvallend is verder het feit, dat de ene fabriek te dezer zake veel meer moeilijkheden ondervindt dan de andere. Aangezien alle monsters op dezelfde wijze zijn bewaard, betekent dit, dat het melkpoeder van enkele bedrijven neiging heeft „uiteraard”, m.a.w. afgezien van de wijze van bewaring, „talkig” te worden. Voor deze fabrieken is kwaliteitsverbetering ten zeerste aan te raden. Het Z.K.B. heeft in dit verband aan het Nederlands Instituut voor Zuivelonderzoek (N.1.Z.0.) verzocht, aan enkele

Duurzaamheid van melkpoeder

bedrijven, welke verstuivingspoedei' bereiden, oriënterende proefnemingen, omtrent de toevoeging van anti-oxydanten aan te verpoederen melk te verrichten. Een aantal monsters verstuivingspoeder en niet-magere walsenpoeder werden op kopergehalte onderzocht. Vergelijkt men de verkregen gegevens over 1949 met die van 1948, dan blijkt het gemiddelde kopergehalte van verstuivingspoeder lager geworden te zijn. Een conclusie te dezer zake dient uiteraard met de nodige voorzichtigheid te worden getrokken, omdat van alle bedrijven niet evenveel monsters zijn onderzocht, en het melkpoeder van het ene bedrijf gemiddeld een veel hoger kopergehalte heeft dan dat vaneen ander.

509