'°erenr actoren DIE MELK- EN ZUIVELPRODUCTIE BEÏNVLOEDEN

De vervaardiging van zuivelproducten is zeker eender oudste ondernemingen van de mens en toch dateert het besef van de werkelijke waarde van melk en de daaruit vervaardigde producten in het menselijke dieet eerst uit deze eeuw. Hier in Z.-Afrika zien we bemoeiing van de Staat om schoolkinderen en ondervoede en minder gegoede burgers van melk- en zuivelproducten te voorzien. Verder blijkt, dat ongeveer Vs van het budget vaneen normale huishouding door zuivelproducten wordt ingenomen. Is onze melktoevoer toereikend? Nu de wetenschap zich ten gunste vaneen vermeerdering in het verbruik van zuivelproducten heeft gesteld en het verbruik ook werkelijk sterk is toegenomen, rijst de vraag of de zuivelindustrie bij machte is om de groeiende bevolking bij een verwachte industrialisatie van ons land op bevredigende wijze te voeden. Enkele gegevens zullen helpen om deze vraag te beantwoorden: 1. De getalsterkte van melkvee in de Unie beloopt ongeveer 2.000.000 koeien. 2. De huidige berekende melkopbrengst is tussen 350 en 400 millioen gallon. 3. Onze werkelijke vraag overtreft

de productie thans met ongeveer 50 millioen gallon. 4. Volgens een redelijke schatting zal de productie van 2 millioen koeien 1 milliard gallon moeten zijn. Indien we moeten oordelen naar de getalsterkte van onze kudden en hun mogelijke opbrengst, dan moeten we ervan overtuigd zijn, dat de industrie haar plicht kan vervullen, zelfs ten aanzien van een veel grotere bevolking. Toch is dit niet het geval en wel om de volgende redenen. Factoren, die de productie beperken Er zijn een groot aantal oorzaken voor een ontoereikende zuivelproductie. Met de bespreking van deze beperkende factoren zal het raadzaam zijn deze te beschouwen in het licht vaneen onderzoek en niet om de fouten op te sporen. Onze zuivelnijverheid is immers nog maar betrekkelijk jong en haar problemen zijn meer het! gevolg vaneen snelle ontwikkeling dan van iets anders. De aard van die problemen zijn typisch Z.-Afrikaans en derhalve kunnen we maar weinig leren uit de ervaring van andere landen. De voornaamste beperkende factoren kunnen als volgt worden samengevat.

(1) Ondoeltreffende arbeid. De arbeid is een basisfactor in bijna alle zuivelproblemen. De veearts zegt, dat de verspreiding van mastitis verergerd wordt dooreen onvakkundige behandeling van het vee; de gezondheidsbeambte redeneert, dat de aanwezigheid van vuil en pathogene organismen te wijten is aan onkundigheid van de arbeiders; fabrieksbestuurders zeggen, dat de enorme verspilling in de nijverheid het gevolg is van onbekwame arbeid en de boer beweert, dat hij het voeren en de behandeling van zijn vee van hoog gehalte niet aan de Bantoe- of kleurlingwerker durft over te laten. Gevolg is, dat verbetering maar langzaam gaat. * * * Veel boeren schieten ook te kort in onze verwachting, maarde eisen, aan hen gesteld, zijn ook zeer hoog. Van hen wordt verwacht kennis te hebben van akkerbouw, veeteelt, gezondheids- en voedingsleer en de behandeling van melk. Verder moeten ze bereid zijn om stipt volgens de klok te werken. Elke dag van de week, geeneen, uitgezonderd, moeten de dieren precies op tijd worden gevoerd en gemolken. Dit alles kan door inspanning verkregen worden, maar vooral is nodig liefde voor dieren en een gevoel voor zindelijkheid. Deze vereisten zijn doorslaggevend, zowel bij de boer als bij zijn werker. Ze zijn overerfelijk en worden niet aangeleerd. Wel is het mogelijk door middel van langdurige inspanning en routine deze vereisten te benaderen, maar toch is dat niet het

Deze Z. Afr. Friesland-koe vestigde een record met 26.605 pond melk in 300 dagen bij een van de ergste droogteperioden.

Is onze arbeid ongeschikt voor de zuivelboerderij ?