Exploitatie zuivelwinkel Naar aanleiding van het in ons blad No 25 van 20 Juni j.l. inde rubriek „Goede raad bij Uw moeilijkheden” voorkomend antwoord op de vraag betreffende de eisen voor overname of vestiging van een zuivelwinkel, worden van 8.Z.- zijde de volgende opmerkingen gemaakt : „Het onder punt 2 gegeven antwoord is ons inziens niet geheel juist. Ingeval namelijk iemand een winkel voor verkoop van zuivelartikelen wil vestigen zal hij, ook wanneer hij melk wil verkopen, een vergunning van het B.A.V.K. (Besluit Algemeen Vestigingsverbod 1941) nodig hebben, welke vergunning bij de Kamer van Koophandel moet worden aange(Vervolg van pag. 591) tempo, vooral inde kaasmakerij. Natuurlijk zouden de arbeidsinspectie en de arbeiders zelf hieraan wel iets kunnen doen, maar een feit is het, dat het plaats heeft. Dit zijn m.i. de oorzaken dat een gewone arbeider liever elders werk zoekt, en dat een vakarbeider (iemand die zich een diploma wil en kan verwerven) het bij voorkeur niet inde kaasmakerij zoekt. Men heeft de kaasmarkt bedorven door te hoge pasteurisatie, waarvan men nu teruggekomen is. Men heeft ook de arbeidsmarkt ten behoeve van de kaasmakerij bedorven door slechte arbeidsvoorwaarden. Laat men daar ook zeer spoedig van terugkomen, voordat het' te laat is, en men geen vakbekwame kaasmakers meer kan krijgen. Want een feit is het, dat men in Friesland, waar toch nog de meeste kaasmakers wonen, en waar uitstekende opleidingscursussen zijn, bijna geen 2e kaasmakers kan krijgen, en ook al zeer moeilijk goede Iste kaasmakers. E. 2

vraagd. Bovendien zal hij, wanneer hij melk en/of melkproducten wil verkopen, in het bezit moeten zijn vaneen vergunning, bedoeld in lid 3 van artikel 29 van het Melkbesluit, uitgereikt door de Directeur van de Keuringsdienst van Waren in het betrokken ressort. Dit laatste geldt zowel bij vestiging als bij overname vaneen melkzaak. Ten aanzien van de door U genoemde ontheffing van de zogenaamde „sperregeling”, delen wij U mede, dat deze niet aan de melkhandelaar, doch aan diens leverancier, een zuivelfabriek en/of standaardisatiebedrijf, ten behoeve van de melkhandelaar wordt verleend. Zonder deze ontheffing is het namelijk een zuivelfabriek en/of standaardisatiebedrijf verboden melk en/of melkproducten aan een niet gevestigde melkhandelaar af te leveren”. Wij danken de betrokken afdeling van het B.Z. ten zeerste voor de gegeven rectificatie en verduidelijking. Berekening capaciteit vaneen koeler Vraag 98: Hoeveel melk van 30 °C kan men koelen tot 12 °C met een faconbuizenkoeler van 2 m lengte met 20 buizen? Het nortonwater heeft een temperatuur van 11 °C. Antwoord 98: Om Uw vraag te kunnen beantwoorden dienen we het afkoelend oppervlak van Uw koeler te kennen. Dit oppervlak kunt U bepalen door de buitenomtrek der buizen voor zover die met de te koelen melk in aanraking komen te meten. Laten we, voor het geven vaneen berekeningsvsorbeeld aannemen, dat deze buisomtrek 15 cm bedraagt. Dan is het totale afkoelend oppervlak (O) van Uw koeler 0,15 X 2 X 20 = 6 m2.

Voor deze buizenkoelers is de warmteafvoer-coëfficiënt (k) ± 1000 kcal/m2:/h/°C. Dat wil zeggen, dat wanneer er gemiddeld 1 °C verschil bestaat tussen de temp. van de melk en de temp. van het koelwater, dan gaan er in één uur tijd, door 1 m2 van het koeleroppervlak, 1000 kcal warmte uit de melk op het koelwater over. De begintemperatuur der melk is 30 °C; de gewenste eindtemp. is 12 °C (dit zal vooral als de koeler wat gaat vervuilen wel een graad of anderhalf hoger worden). De temperatuur van het nortonwater is 11 °C en laten we aannemen, dat de eindtemperatuur van het koelwater 20 °C wordt. Bij benadering kunnen we dan op de volgende eenvoudige manier de warmteafvoer berekenen. Het gemiddelde temperatuursverschil tussen melk en koelwater is 30 + 12 20 + 11 tm = = 2 2 sy2 °c. De afgevoerde warmte Q k X tm X O = 1000 X 51/2 X 6 = 33000 kcal. Stellen wede s.w. der melk op 1. 33000 Dan kan er dus = ± 18 1830 1 melk per uur met deze koeler gekoeld worden, en hiervoor 33000 is nodig = ± 3660 1 koel-9 water. 'Jcr- OtterdcrvkUuj Er zijn talrijke boekerij die veel meer weten, dah zij, die ze geschreven hebben. * * * Kortheid is een sieraad der welsprekendheid. * * * Twee procederende advokaten zijn als de delen vaneen schaar; elkander doen ze niets, doch wat er tussenkomt, wordt stuk gesneden. * * Wie zijn werk en studietijd niet met onnut gepraat verbeuzelt, bezit.... innerlijke zelfstandigheid.

593