kan meegeven om het aan de fabriek te laten uitstomen. Natuurlijk heeft dit bij hangende apparaten weinig zin, omdat daarbij de slangen uiterst kort zijn en de klauwen ontbreken. Maar bij het staande? Het heeft in ieder geval vóór, dat de boer telkens een volkomen steriel melkapparaat kan gebruiken. Tóch overtreffen de nadelen dl voordelen in grote mate. Inde eerste plaats is deze reinigingsmethode duur, voor boer en fabriek beide. Voor de fabriek, omdat het uitstomen vaneen groot aantal slangen (tijdens de melkontvangst!) slecht zal passen vanwege de tijd. Voor de boer, omdat stoom, ook natte stoom van even 100 °C, slecht is voor het rubber en hij deze onderdelen zeer spoedig door nieuwe zal moeten vervangen. Inde tweede plaats is dit systeem „funest” voor de boer, omdat hij ontheven wordt vaneen verantwoordelijkheid, die logischerwijze bij zijn bedrijfsvoering behoort. Het werkt slordigheid inde hand. Men moet goed bedenken, dat in zo’n geval de resultaten tóch nog tegen zullen vallen, wanneer de boer niet het juiste gebruik van chloorbleekloog en soda kent, wanneer hij zijn emmers en bussen niet weet te reinigen en te ontsmetten, wanneer hij zijn vacuumleiding niet schoon houdt, enz. Ten slotte is het reinigen ener melkmachine, óók van het staande type, niet zulk een ingewikkelde kwestie, dat een gemiddelde veehouder die niet in één dag volkomen onder de knie kan hebben. Dit moet gerust aan hem kunnen worden overgelaten. Alleen in het allerergste geval zou uitstomen aan de fabriek kunnen worden toegepast, en dan nog alleen als liefst tijdelijke noodmaatregel. Degenen, die thans nog machineonderdelen aannemen om te reinigen, dienen te bedenken, dat dit moeilijk vol te houden zal zijn, wanneer grotere aantallen machines in gebruik komen, hetgeen zeer waarschijnlijk is. Beter is het dus na te gaan, of voldoende voorlichting gegeven

Landbouwparagraaf Beneluxconventie in voorbereiding

Met betrekking tot de vraag, in welk stadium zich op het ogenblik de onderhandelingen met België en Luxemburg omtrent het invoeren van éénzelfde systeem van markt- en prijsordening op agrarisch gebied, als hier te lande zal worden toegepast, bevinden, deelt Minister Mansholt inde Memorie van Antwoord op het Voorlopig Verslag van de Begroting van het Landbouw-Egalisatiefonds voor het Dienstjaar 1950 mede, dat ter voorbereiding vaneen eerlang te houden Ministersconferentie door de desbetreffende Benelux-organen aandacht wordt besteed aan het opstellen vaneen landbouwparagraaf voor de Benelux-eonventie, waarbij zal worden uitgegaan van dein de Ministersconferentie in Den Haag van Maart 1949 aanvaarde grondslagen. Voorts heeft ook op het gebied van de landbouw overlegplaats overeen te ontwerpen overgangsregime, waarbij het in het voornemen ligt voor een aantal producten voor een nader vast te stellen periode, of onder bepaalde voorwaarden, regelingen mogelijk te maken, welke een uitzondering zullen vormen op de onder de conventie geldende economische eenheid der Beneluxlanden. Het is de bedoeling, dat ook over dit overgangsregime in de komende Ministersconferentie tot bepaalde afspraken zal kunnen worden gekomen. Vertrouwen in juiste oplossing De Minister betreurt, dat door het Belgische bedrijfsleven, zoals hem uit verschillende perspublicaties is gebleken, een minder wel-

willende houding met betrekking tot de Nederlandse landbouwpolitiek is aangenomen, welke houding dikwerf met minder juiste gronden werd gemotiveerd. Hij heeft echter geen aanleiding te veronderstellen, dat deze minder welwillende houding er toe zal leiden, dat door de Belgische Regering gemaakte of te maken afspraken niet zullen worden nagekomen. Hij vertrouwt, dat uiteindelijk de juiste oplossing zal worden gevon-1 den, waardoor aan de Beneluxgedachte nadere vorm zal kunnen worden gegeven. Bepalingen ten aanzien van het gebruik van weegwerktuigen Onder verwijzing naar de mededeling „Bepalingen t.a.v. het gebruik van weegwerktuigen, enz.” van de Hoofddirectie van het Ijkwezen, destijds opgenomen in ons blad, worden belanghebbenden er van in kennis gesteld, dat de Minister van Economische Zaken voornemens is de Kroon een voorstel te doen om het tijdstip, bedoeld in art. 31 der IJkwet, Staatsblad no 627, nader vast te stellen op 1 Januari 1961. Hierdoor zullen de weegwerktuigen, welke van vóór 1 Januari 1941 dateren, indien zij voldoende weegeigenschappen bezitten, nog'tot 1 Januari 1961 in gebruik mogen blijven. (Mededeling van de Hoofddirectie van het Ijkwezen, Herengracht 19 te ’s-Gravenhage)

wordt en zo niet, deze in het uiterste geval zelf ter hand te nemen, via goede deskundigen. , Een verheugend feit is verder, dat de veelbesproken machine van Bajema óók de reiniging eenvoudiger zal maken. Inde eerste plaats zijn alle pijpjes en slangen hierbij wijder, zodat zij gemakkelijker met borstels te bereiken zijn. Inde tweede plaats is het opkrui-

pen van melk inde tepelhouders (zoals thans nog zo vaak voorkomt met als gevolg vieze, vette stootringen) bij deze machine uitgesloten en omdat zij tot het hangende type behoort, is de weg, die de melk door rubber moet afleggen, daarmede ingekort tot nauwelijks 10 cm. Voor de practijk is dat een voordeel. W. G.

629