Het aanwezig zijn van Colibacillen in rauwe melk

DE bacteriën behoren, zoals men weet tot het plantenrijk, en men heeft inde loop der jaren gepoogd om de zeer verschillende soorten, verschillend zowel naar vorm als naar eigenschappen, zo goed mogelijk onder te verdelen, teneinde aldus een beter overzicht te verkrijgen. Men heeft ze daartoe, net als hun grote broeders en zusters, de bloemen, planten, bomen, heesters enz., in verschillende families en groepen verdeeld, al naar gelang van hun uiterlijk en eigenschappen. In dergelijke bacteriegroepen werden dan de bacteriën onder gebracht die zowat uiterlijk betreft, op elkaar gelijken en die daarenboven verschillende eigenschappen met elkaar gemeen hebben, zoals bewegelijkheid, het zich al of niet kleuren volgens bepaalde kleurmethoden, het al of niet groeien op bepaalde voedingsbodems, het in dergelijke voedingsbodems vormen van bepaalde stoffen die dan weer langs verschillende wegen aangetoond kunnen worden, enz. * * * Ondanks de grote overeenkomsten welke er op verschillend gebied bestaan tussen dein zo'n groep ondergebrachte bacteriën, bestaan er aan de andere kant echter ook weer grote verschillen. De ene soort is bijvoorbeeld gevaarlijk doordat hij ziek-makende eigenschappen voor bepaalde diersoorten heeft, een andere is daarentegen volmaakt onschuldig. Maar toch gelijken dergelijke soorten voor wat andere eigenschappen betreft, weer heel veel op elkander. Een zeer grote groep nu is die der colibacillen, waarin zeer veel coli-achtige micro-organismen met in hoofdzaak gelijke eigenschappen maar toch ook aan de andere kant weer grote verschillen zijn ondergebracht. De ene colibacterie komt bijvoorbeeld hier weer hoofdzakelijk voor, een andere weer

ergens anders en iedere soort is daarbij vaak sterk aan ’n bepaald milieu, voor wat zijn voorkomen in de natuur betreft, gebonden. Zo komt er bijvoorbeeld een bepaalde colisoort, de Escherichia coli zeer veel in koemest voor, aangezien deze colisoort tot de normale darmflora van het rund behoort, naar onderzoekingen van Cohn die daaromtrent nadere mededelingen in het Noorse Diergeneeskundige Tijdschrift heeft gedaan, aan welke publicatie wij hier het een en ander ontlenen, hebben uitgewezen. * * * Echter ook in rauwe melk kunnen colibacteriën aanwezig zijn. Op het eerste gezicht lijkt dit zeer voor de hand liggend. Immers hoe gemakkelijk zullen er niet bij het melken zeer kleine partikeltjes opgedroogde mest die dan de Escherichia coli zullen bevatten, inde melkemmer terecht komen en aldus de melk besmetten. Nu zal door het goed schoonhouden van de achterband van de koeien en het nemen van de nodige voorzorgsmaatregelen vóór en tijdens ’t melken deze besmetting wel voor een deel te voorkomen zijn, maar geheel uitte sluiten is zij zeker niet. Maar ziet, toen Cohn de kwestie van de colibacillen inde melk nader ging onderzoeken ontdekte hij dat de daarin aanwezige colibacillen helemaal niet tot de familie Escherichia coli behoorden, maar integendeel onder de z.g. intermedius-aerogenesgroep moesten worden gerangschikt. Dit nu was wel een zeer curieuze geschiedenis en het spreekt wel haast vanzelf dat de onderzoeker poogde te weten te komen, waarom de zo zeer voor de hand liggende besmetting van de melk met Escherichia coli niet of niet noemenswaard plaats vindt, terwijl deze bacteriesoort door zijn voorkomen inde koemest daarvoor

toch feitelijk het aangewezen micro-organisme was. Nadere onderzoekingen wezen toen uit dat de Escherichia coli maar heel slecht bestand is tegen indrogen en zodra de mest wat op gaat drogen afsterft. Al valt er dus ingedroogde mest of stof van koemest afkomstig inde melkemmer, dan zal een besmetting van de daarin aanwezige melk met de normaal inde runderdarm voorkomende colibacillen niet kunnen plaats vinden, omdat deze micro-organismen dan reeds of dood zijn of al zoveel van hun levenskracht hebben ingeboet dat ze niet meer in staat zijn om zich verder te ontwikkelen en te vermeerderen. Hoe snel het afsterven van deze bacteriën plaats vindt blijkt wel uit het feit dat Cohn bij zijn onderzoekingen waarnam dat bijvoorbeeld mest die aan de tepels vastgekleefd zat, al na een paar uur vrij van kiemkrachtige Escherichia colibacillen was. * * * Maar waar komen dan de colibacillen inde melk vandaan? Deze moeten toch ergens vandaan komen. Nadere onderzoekingen wezen uit dat de infectie van de melk met deze tot de intermediusaerogenes behorende groep, hoofdzakelijk te wijten zou zijn aan het gebruik van niet voldoende gereinigd melkgereedschap. Een intensieve en nauwkeurige reiniging en ontsmetting hiervan is dus van zeer veel belang. Niet alleen met het oog op het onschadelijk maken van allerlei bederf veroorzakende bacteriesoorten die de houdbaarheid van de melk ongunstig zullen beïnvloeden, maar ook om de colibacillen te verhinderen zich in restjes achtergebleven melk te vermeerderen en aldus de melk die met dergelijk besmet gereedschap in aanraking komt te besmetten. (Nadruk verboden). Als de melkinrichting en de melkventers er goed uitzien, is dit nog geen teken, dat het geleverde product goed is. Maarde verbruikers gaan op dit uiterlijk af. Ziet een.. melkinrichting er minder goed uit, dan zal z.e hierdoor hij een concurrent ten achter staan. Met de melkventers is hetzelfde het geval.

847