Hoe gemakkelijk er een botergebrek inde fabriek kan ontstaan Een fabriek in Hessen (W.- Duitsland) had er last van, dat melk en boter een onaangename reuk en smaak naar carbol hadden. Een onderzoek werd ingesteld, en dit wees uit, naar de Südd. Molkerei Ztg meldt, dat twee 20 literbussen melk vaneen bepaalde veehouder met dit gebrek behept waren. Bij een onderzoek op de desbetreffende boerderij bleek, dat de boer zijn silo, om deze dicht te maken, van binnen met een preparaat had bestreken. Het was een preparaat, dat in deze streek algemeen toepassing vond. De verklaring van de ongunstige werking in dit geval was, dat de desbetreffende boer met een preparaat uit 1939 had gewerkt, in welk preparaat op de duur omzettingen hadden plaats gevonden. Via de lucht had de carbolgeur zich aan de melk van deze boerderij medegedeeld, ofschoon deze melk op een afstand van 10 meter van de silo bewaard werd. De 30 liter melk, welke de boer leverde, was in staat 15.000 liter melk, waarmee ze samen werd verwerkt, te bederven. Behalve een grote hoeveelheid consumptiemelk werd 600 kg boter op één dag voor menselijk gebruik ongeschikt. o Europese kaas is thans inde U. S. A. veel gevraagd Het feit doet zich voor, dat, ofschoon de kaasproductie in de U. S. A. groter is dan de vraag, zodat de regering van dit product uit de markt heeft moeten nemen, er in het afgelopen jaar de invoer van buitenlandse kaas sterk is gestegen. In het eerste halfjaar van 1950, vermeerderde in dit land, aldus de Südd. Molk. Ztg, de kaasimport met niet minder dan 87 %, n.l. van 5.644 ton tot 10.796 ton. Dat was toen een import voor een waarde van 11 millioen dollar. Deze kaas was grotendeels uit

Europa afkomstig. Italië was, evenals vroeger, de belangrijkste leverancier. Het meest werd ingevoerd de schapekaas Pecorino (2.902 ton), maar er kwam ook veel Nieuwzeelandse Cheddar in Amerika aan. Van dit product werd in het eerste halfjaar 1950 geïmporteerd 2.464 ton, wat tegenover 1949 een zeer belangrijke vooruitgang betekent, toen niet meer dan 4 ton werd ingevoerd. Inde derde plaats kwam de Emmenthaler, waarvan samen met de Gruyère 2.079 ton geleverd werd. Zwitserland leverde 1.632 ton kaas, en dat was hoofdzakelijk Emmenthaler.

Bedrijfswater Vraag 115: Wanneer ons bedrijfswater het ontijzeringstoestel is gepasseerd, bevat het nog ongeveer 0,1—0,2 milligram ijzer. Dit water gaat ook inde boiler, waardoor een roodkoperen stoomspiraal loopt voor de afgewerkte stoom. Wanneer dit water daarna als warm water de boiler verlaat, bevat het 0,7 milligram ijzer. Wat kan de oorzaak zijn van de verhoging van dit ijzergehalte en hoe kunnen wij dit euvel verhelpen? Wij hebben de boiler reeds tweemaal achter elkaar schoongemaakt, hoewel deze niet vuil was. Ook het aanbrengen vaneen ontluchtingsleiding op de boiler heeft niet geholpen. Antwoord: In Uw vraag wordt niet vermeld, op welke wijze het ijzergehalte in het bedrijfswater is bepaald. U zult wellicht de bepaling hebben uitgevoerd volgens de methode beschreven in het Zuiveljaarboek 1949, derhalve een ijzerbepaling langs colorimetrische weg. Er moet opgemerkt worden,

Denemarken was nummer 4 op de ranglijst met 1.220 ton, hoofdzakelijk Blue Cheese (Deense Roquefort). Verder waren de belangrijkste leveranciers Frankrijk (380 ton), Noorwegen (77 ton), Finland (125 ton) en Zweden (30 ton). Van de niet-Europese landen zijnde belangrijkste het reeds genoemde Nieuw-Zeeland en verder Argentinië en Canada. De invoer van Goudse en Edammers steeg van 134 ton tot 606 ton. Deze waren echter niet alle uit ons land afkomstig. Toch wist Nederland zijn import van kaas sterk uitte breiden ten koste van onze concurrenten; het Nederlandse aandeel inde invoer van Goudse en Edammer steeg van 55 % tot 90 %.

dat de nauwkeurigheid van deze methode niet verder reikt dan enkele mg per liter, zodat de door U geconstateerde afwijking, n.l. een verhoging van 0,1 mg tot 0,7 mg ijzer per liter in chemisch opzicht niet verantwoord kan worden. Zou men inderdaad een verhoging van het ijzergehalte in het bedrijfswater willen constateren van 0,5 mg ijzer per liter, dan moet men zijn toevlucht nemen tot een titrimetrische ijzerbepaling, welke een nauwkeurigheid geeft van ± 0,2 mg ijzer per liter. Als regel zijnde laboratoria van zuivelfabrieken hiervoor niet ingericht. Is dit wel het geval, dan vraagt dit van het personeel een goede kennis van de analytische chemie en een daarbij behorend instrumentarium. In Uw geval had het schoonmaken van de boiler 2 maal achtereen achterwege kunnen blijven; het bedrijfswater had een normaal ijzergehalte. Van tijd tot tijd de boiler reinigen is van belang. Goed bedrijfswater is een eerste vereiste voor een zuivelfabriek.

IN HET KORT

99