IN HET KORT

Verlenging van het leven door melkgebruik Whittier Caryand en Ellis deden proeven met ratten, welke in hun rantsoen melksuiker kregen. Een andere groep ratten ontving rietsuiker in plaats van melksuiker. Het bleek hierbij, dat bij de melksuikergroep niet alleen de groei sneller was, doch dat de dieren ook langer inleven bleven. De levensduur van de ratten welke melksuiker kregen, was 22.6 % langer dan van de rietsuiker-ratten. Op grond hiervan komt Prof. Kotsovski te München tot de gevolgtrekking (Aertzliche Praxis 1951 no 39), dat een rijkelijk gebruik van melk en melkproducten (met weinig vlees en veel groente en fruit) in staat is, de levensduur te verlengen. —o— Ook in Joego-Slavië wordt gestreefd naar een verbetering van de zuivelbereiding Inde laatste jaren zijn er in Joego-Slavië 600 melkontvangstations tot stand gekomen. Hierdoor kunnen de zuivelfabrieken er een betere melk ontvangen dan voorheen door de lange afstand tussen productie-plaats der melk en zuivelfabriek mogelijk was. De melkontvangstations zijn uitgerust met moderne koelinstallaties; in sommige kan een deel van de ontvangen melk direct tot producten worden verwerkt. Tot voor enkele jaren werd in dit land nog op grote schaal de melk door de boer direct aan de verbruiker geleverd. Regeringsmaatregelen hebben hieraan met één pennestreek een einde gemaakt. Er is nu echter een groot tekort aan detaillisten met een distributie-inrichting, welke aan behoorlijke eisen voldoet. Wat er is, is zeer primitief en een verantwoorde installatie voor het bewaren en behandelen van de melk ontbreekt meestal. De regering geeft thans

subsidie voor detailzaken en voor een melkinrichting, welke te Praho tot stand is gekomen. Ze ondervindt daarbij steun van de Internationale Organisatie voor Hulp aan het Kind; —o— Inde koelcel voor flessenmelk Het op lage temperatuur houden van dein flessen zich bevin-

Productie VERGELEKEN met 1950 was de Deense melkproductie in 1951 5 % minder; ze daalde van ca 5 milliard kg in 1950 tot 4,77 milliard kg in het afgelopen jaar. Bij het beschouwen van deze cijfers, dient men er echter rekening mee te houden, dat 1950 een zeer goed jaar voor de melkproductie in Denemarken was. Meer nog dan de melkproductie daalde er de boterproductie, en wel van 179 tot 161 millioen kg in 1951, dat is ca 10 %. Onze lezers kennen de oorzaak er van: de onbevredigende boterprijzen. Het ziet er dan ook naar uit, dat in Denemarken, evenals dit in andere landen het geval is, in steeds sterkere mate van de boter op andere zuivelproducten wordt overgeschakeld. Dit gold in 1951 inde eerste plaats de kaas. De productie van dit artikel steeg van 1950 op 1951 van 61 millioen kg tot 76 millioen, of wel met ca 23 %. Nog sterker was, tenminste in procenten uitgedrukt, de toeneming van de productie van caseïne. Daarvan werd in het afgelopen jaar geproduceerd 20 millioen kg of ruim 100 % meer. Do consumptie van melk en zuivel ondervond in het afgelopen jaar in Denemarken

dende melk ineen koelcel gebeurt het best, wanneer de lucht in deze cel in beweging blijft. Deze luchtbeweging dient vrij krachtig te zijn. De snelheid van de lucht is in een gevulde koelcel ongeveer IV2 tot 2 meter per seconde. Zeer krachtig is de koelende werking van de lucht, wanneer deze van de zoldering af inde afzonderlijke stapels flessenkratten wordt geblazen.

Denemarken schakelde in 1951 meer en meer van boter op andere producten om

de invloed van de opheffing van de rantsoeneringsmaatregelen voor boter en room. Het verbruik van. boter steeg met ca 50 %, dat van room met ca 36 %. Maarde consumptie van drinkmelk daalde daarentegen met ca 6 %. De uitvoer van boter bedroeg in 1951 in totaal 137 millioen kg. Engeland nam hiervan ca 74 % af, wat minder is dan in 1950, toen de export van dit product naar dit land 82 % van de totale hoeveelheid bedroeg. De belangrijkste overige afnemers van Deense boter waren Frankrijk met 10,5 millioen kg, W.-Duitsland met 7, Italië met 5,3, lerland met 2,5, Finland met 2,4, het Amerikaanse leger met 1,9, Canada met 1,5, 0.-Duitsland met 1, Zwitserland met 0,5 en Rusland eveneens met 0,5 millioen kg. Een hoeveelheid van 3,1 millioen kg vond nog afzet naar verschillende andere landen. Wat de uitvoer van kaas betreft, gaf 1951 een recordcijfer te zien. De uitvoer van dit product bedroeg toen ca 45 millioen kg tegen 36,4 millioen kg in 1950. W.-Duitsland nam hiervan meer dan de helft af, n.l. ca 24 millioen kg, Engeland 12,5 millioen kg, wat belangrijk meer was dan in 1950.

219