Algemene Vergadering Brabantse Zuiveibond op 26 Mei 1952 in Hotel „De Schuur” te Breda

De vergadering stond onder leiding van de heer Van lersel te Helvoirt, die in zijn openingswoord de vergadering een hartelijk welkom toeriep en aanspoorde tot eendrachtige samenwerking. In ’t bizonder heette hij de heer Linthorst Homan welkom, die op deze vergadering een inleiding zou houden over de P.8.0. Verder herdacht hij het juist overleden ere-lid van de F.N.Z., de heer H. K. Koster en deelde mede dat de heer J. A. Geluk, de secretaris van de Kon. Ned. Zuivelbond een Zweedse ridderorde had ontvangen. Uit de door de Secretaris voorgelezen presentielijst blijkt dat op één na alle aangesloten fabrieken vertegenwoordigd zijn. De notulen der vorige algemene vergadering worden na een kleine opmerking van de afgevaardigde van de Zuivelfabriek te Tilburg goedgekeurd. De heer Witteveen uit Wouw wil de premie, welke door de werknemer moet worden betaald voor de Ziekteen Werkeloosheidsverzekering, verhogen opdat hij er aan mede zal werken de kosten zo laag mogelijk te houden. Drs. de Bruyckere zegt, dat de heer Witteveen in wezen gelijk heeft, maar dat juist de arbeider, die gemakkelijk ziek wordt etc., zich daarvan niets aantrekt. De secretaris doet nog mededeling overeen reeds gehouden en nog te houden vergadering tussen de Coöp. Zuivelfabriek te Haren en de omliggende fabrieken. Alle fabrieken hebben thans aan hun verplichting inzake de bijdrage aan de stichting voor bizondere doeleinden voldaan. De Zuivelfabriek te Riel vierde haar 50-jarig jubileum. Een 15-tal kascontroles werd gehouden. Hierbij bleek dat sommige directeuren hun privé kas en de kas der fabriek niet gescheiden hielden, hetgeen ontoelaatbaar is. De voorzitter wees er de bestuursleden nog eens nadrukkelijk op hierin actief te zijn. De zuivelfabrieken te Asten, Berghem, Berlicum en Dinther werden nadat door de heren Van Varik te te Middelburg en Burger te Tilburg enige vragen waren gesteld als lid tot de vereniging toegelaten. Het jaarverslag over 1951 werd goedgekeurd nadat door de heer C.

van Herpt te Herpt verslag was uitgebracht als lid van de financiële commissie. Vervolgens was het woord aan Ir W. van der Vring, die de medailles uitreikte aan de elf fabrieken, welke over 1951 voldeden aan de daarvoor gestelde eisen bij de veertiendaagse boterkeuringen. Verleden jaar was ’t aantal 25 fabrieken, ’t welk voor een diploma in aanmerking kwam. Doordat dit jaar de eis verzwaard was tot 12 punten (maximaal kunnen 15 punten worden behaald) viel dus ruim de helft af. Spreker stond uitvoerig stil bij het Z. K. B. jaarverslag, de resultaten van de Z. E. V. keuringen en de Bondskeuringen. De Z. E. V. keuringen bleven op dezelfde hoogte, doch de gemiddelden bij Z.K.B. en Bondskeuringen gingen achteruit Spreker vroeg zich af of het Z.K.B. zijn eisen ook hoger gesteld had dit jaar. Voorts herinnerde hij er aan, dat ’t dit jaar juist 40 jaar geleden was dat de Bond voor het eerste diploma’s voor de boterkeuring uitreikte. Van de 11 fabrieken, welke thans een medaille ontvingen zijn er 3 fabrieken, die toen ook reeds voor een diploma in aanmerking kwamen, n.I. Chaam, Gilze en Roosendaal. Spreker drong aan op kwaliteitsbetaling der melk aan die fabrieken waar zulks nog niet geschiedt. Uit de hand van de Voorzitter ontvingen de elf voorzitters van de fabrieken thans de medaille. Het zijn de fabrieken Ulvenhout, Gilze, Middelburg, Tilburg, Chaam, Drunen, Prinsenbeek, Wagenberg, Roosendaal, Den Bosch en Dongen. De heer Vermeere, Voorzitter van de Coöp. Zuivelfabriek te Ulvenhout bracht dank aan de directeuren en botermakers dat hun thans de eer te beurt viel deze medailles in ontvangst te nemen. Daarna was het woord aan de heer Linthorst Homan, Voorzitter van de Kon. Ned. Zuivelbond met als onderwerp: „de P. B. O. inde Zuivelindustrie. De heer Homan begon zijn lezing met er op te wijzen dat dit een teer onderwerp is. Hij verklaarde dan ook uitdrukkelijk dat hij zijn persoonlijke visie daarop zou weergeven en dus niet namens de F.N.Z. spreekt. Spreker is van mening, dat de P. B.

O. bij de zuivel tot nog toe niet die belangstelling heeft gehad, welke zij verdient. Spreker wijdt het daaraan dat het door de vele maatregelen, die er getroffen zijn, moeilijk wordt bij te blijven, men blijft er koud onder met het gevolg dat men een afwachtende houding bij de provinciale bonden aannam. Voor de F. N. Z., welke een technische organisatie is, is het dan moeilijk met voorstellen te komen daar de verschillende levensbeschouwingen van grote invloed zijn welk standpunt men inneemt. Zeker is het dat de wet van zeer ingrijpende aard is. Het gaat nu echter niet op de zaak maar op zijn beloop te laten. De wet is er, en het is zaak dat men er dan aanmeewerkt de uitvoering zodanig te helpen regelen, dat zij ons het meeste bevrediging schenkt. Februari 1953 verdwijnen ’t Bedrijfschap Zuivel en Bureau Voedselvoorziening. Daarvoor moet z.i. iets inde plaats komen. Uitvoerig staat spreker dan stil bij de samenstellende delen en de taak van het S, E. R. Dit lichaam is samengesteld uit werkgevers, werknemers en kroon deskundigen en geeft zowel gevraagd als ongevraagd advies aan de Ministers. Spreker wijst er op dat de F. N. Z. niet in het S. E. R. is vertegenwoordigd. Bij de samenstelling van de adviezen zijn het S. E. R. en haar leden verplicht een standpunt in te nemen dat het algemeen Nederlandse belang dient. Art. 93 van de Wet op de P. B. O. geeft aan wat beoogd wordt. Kort samengevat kan men ze tot vier punten samenvoegen : 1. De Publiekrechtelijke aard van het bedrijfschap; 2. De verordende bevoegdheid van het bedrijfschap; 3. Alle ondernemingen behoren in hun bedrijfschap thuis; Jf. Het recht tot het heffen van contributie. Bij de verticale productschappen komen de economische belangen, terwijl de horizontale bedrijfschappen voor de sociale belangen hebben zorg te dragen. Men zal zich kunnen indenken dat op de knooppunten van de horizontale en verticale indelingen de moeilijkheden kunnen liggen. Door de Centrale Zuivel Commissie is de P.8.0. bestudeerd. Ook de Stichting van de Landbouw deed zulks. De F.N.Z. beschouwt zich als een landbouworganisatie en spreker wil er hier op wijzen dat er tussen de Stichting van de Landbouw en de F. te dien opzichte geen enkele wrijving bestaat. Wij zullen ons inde naaste tijd over 2 vragen moeten beraden en

549