Uit bovenstaande tabel blijkt nu, dat in normale jaren de invoer van aardappelen schommelt tusschen ongeveer 26« OUD en 56»ü00 ton en in 1911/12 slechts 7,896 ton bedroeg. In de jaren van geringen invoer was de productie in het land zelf hoog, maar zoodra de opbrengst, zooals in de jaren 19u3 en 190 V, gering was, steeg de invoer enorm en rees in Ifo4-1905 tot ongeveer 429,000 ton. Behalve met de cijfers voor de opbrengst dient echter rekening gehouden te worden met de qualiteit en in jaren van geringere opbrengst, doch goede qualiteit bleef de vraag naar buitenlanasche aardappelen kleiner in verhouding tot de jaren, waarin hoeveelheid zoowel als hoedanigheid te wenschen overliet, zooals in 1903,

Uit hetgeen thans bekend is, mag worden aangenomen, dat 1912 zoowel wat hoedanigheid als wat hoeveelheid betrert, zeer ongunstig zal zijn. Eene niet overdreven schatting geelt voor de opbrengst slechts Y 8 pCt, van het normale en daar de hoedanigheid, ingevolge het algemeen heerschen der aardappelziekte, onvoldoende is, mag veilig worden aangenomen, dat de behoefte aan buitenlandsche aardappelen grooèèr zal zijn dan in het ongunstigste der in de tabel vermelde jaren.

Schrijver dezes meent daarom te kionnen voorspellen, dat Engeland in het komende seizoen minstens 500,000 ton Duitenlandeche aardappelen zal noodig heDhen. Met het oog op de onvoldoende qualiteit en het mogelijke spoedige bederf zal de grootste behoefte vermoedelijk in de eerste maanden van 1913 ontstaan.

Bij deze scnatting ie rekening gehouden met het feit, dat de oppervlakte met aardappelen oehouwd, in 1912 ongeveer Y pCt grooter ie dan in 1911.

D© toestand is in gunstiger dan in L’ngeland en Wales, maar ook uit lerland zijn alleen ongunstige oericüten ontvangen.

(Mededeeling van den Rijkelandbouwoonsulent

Dr.van Kijn te Londen,)