Naar aanleiding van het bekende invoerverbod der vier Pinus-soorten in Amerika wordt besloten bij de aangesloten boomkweekersvereenigingen een onderzoek in te stellen naar de voorraden Pinus Strobus, inboomkweekerijen hier te lande en na te gaan of er bezwaren zijn die voorraden op te ruimen. Daarmede zou toch een zeer voornaam argument voor de verbodsbepaling tot invoer van Pinus Cembra, Pinus monticola en Pinus Lanbertiana vervallen, aangezien deze toch in ons land niet aan blaasroest lijden, doch Pinus Strobus, evenals overal elders die ziekte vertoont.

Goedgekeurd wordt de afdoening van verschillende ingekomen stukken en verzoeken.

Besloten wordt de Algemeene Vergadering te houden op Donderdag 27 Januari 1918, waarna voorts de agenda wordt besproken en voorloopig vastgesteld.

De rekening 1912 en de begroeting 1918 worden besproken en gesteld in handen der financieele commissie, terwjil ten slotte het Centraal Bestuur de afgetreden leden en plaatsvervangende leden der Commissie van Scheidslieden van de Tuinbouw Onderlinge herbenoemt.

Namens het Centraal Bestuur:

C. VAN Lennep, Secretaris.

Niet-Officieel Gedeelte.

Zaadteelt.

China.

Productie en uitvoer van raapzaad. De voornaamste productiedistricten voor raapzaad in Noord-China zijn gelegen in het Kou-Wai-gedeelte van Sjansi en noordelijk Tsjili. Men beweert, dat raapzaad ook veel in het binnenland van Mongolië wordt verbouwd, doch de prijs is zoo laag, dat de vervoerkosten daardoor niet gedekt worden.

Uit de productiegebieden binnen een omtrek met een straal van 100 mijlen van het district Kalgan, kan het raapzaad gemakkelijk naar den Kalgan-Yankow-spoorweg worden vervoerd.

Vroeger word de geheele oogst door de inboorlingen verwerkt voor het persen van olie, welke zoowel voor voedings- als voor verlichtingsdoeleinden toepassing vond.

De boeren in het noorden schijnen gewoon te zijn raap- en lijnzaad te zamen te verbouwen. Daar echter de cultuur van lijnzaad de meeste winst oplevert en de gezamenlijke teelt van raap- en lijnzaad nadeelig wordt geacht voor laatstgenoemd product, trachten de boeren nu het lijnzaad van het raapzaad te scheiden.

Tengevolge van de geringe waarde van het raapzaad, verbouwen de inboorlingen het nooit op plaatsen, waar de bodem voldoende vruchtbaar is voor andere cultures. Zij zaaien het hoofdzakelijk op grond, welke zoo uitgeput is, dat daarop geen vlas of granen verbouwd kunnen worden. De gemiddelde productie per jaar wordt geraamd op 800 catties per man

Het is wegens het ontbreken van statistieken onmogelijk, de thans in Noord-China met raapzaad beteelde opper-

vlakte aan te geven. Met zekerheid kan alleen vforden gezegd, dat deze oppervlakte groot is en dat er eene neiging bestaat haar voor het volgende seizoen uit te breiden.

Wat den uitvoer betreft, kan worden medegedeeld, dat van 1 Maart tot 80 September 1912 165.894 picols, ter waarde van Hk. Tls. 510.843 over Tientsin werden geëxporteerd, hoofdzakelijk naar Sjanghai, Frankrijk, Japan, Kiautsjau en Italië. De eigenlijke bestemming van de naar Sjanghai verscheepte hoeveelheid is niet nauwkeurig bekend, doch het grootste gedeelte hiervan schijnt naar Groot-Britannië te zijn gezonden.

Hoewel een goede prijs de landbouwers zou kunnen aanmoedigen om de teelt van raapzaad uit te breiden, mogen de verwachtingen omtrent eene belangrijke toeneming van den uitvoer niet hoog gespannen zijn. Rekening dient te worden gehouden met de omstandigheid, dat het binnenlandsch verbruik van raapolie waarschijnlijk niet in groote mate zal verminderen.

{Uit gegevens, ingezonden door Gonsul-Generaal Von Zeppelin Obermüller te Sjanghai, in „Handelsberichten’’).

') 1 catty = 604,53 gram; 1 man 681 M*.

Tripoli in Syrië.

In het nummer van gisteren van „Handelsberichten” wordt vermeld, dat de uitvoer van boonen naar Alexandrië en Liverpool in 1911 en begin 1912, 4000 a 5000 shembols bedroeg.

*) 1 shembol = 106 a 110 oka’s; 78 oka’s = 100 KG.

Fruitteelt.

Duitsche minimum-prijzen voor besooft, kersen en pruimen.

Op 7 December 1912 heeft, op uitnoodiging van de Duitsche Pomologische Vereeniging te Eisenach eene vergadering van vertegenwoordigers van de fruitteelt en de conserven-industrie in Duitschland plaats gehad, die van ’s morgens 9 uur tot ’s avonds 7 uur duurde en waarin de minimumprijzen voor besooft, kersen en pruimen, oogst 1918, werden besproken en vastgesteld.

Bij de algemeene beschouwingen bleek, dat de in 1912 genomen maatregel veel succes had gehad en tot groot voordeel van de fruitkweekers was geweest.

Aanvankelijk ontbrak het niet aan kritiek en verwijten van de zijde der conserven-fabrikanten, dat de voor 1912 vastgestelde prijzen te hoog waren en ook niet aan dreigementen, dat de fabrikanten hunne behoefte niet met Duitsch, maar met buitenlandsch fruit zouden dekken, doch deze werden alle zakelijk en meestal met goed gevolg beantwoord.

De vooruitzichten voor den oogst 1918 zijn vooral, wat besooft aangaat, zeer gunstig en daarom kunnen de vast te stellen minimum prijzen dezer vruchtsoorten aanmerkelijk lager zijn, dan in 1912.