Geen paalwerken of schoeiingen konden weerstand bieden en na verloop van jaren stond de kerk, die eenmaal in het midden van het dorp stond, op 55 schreden van het woelende en alles verslindende meer.

Hadden toen de staten van Holland en West-Friesland niet ingegrepen. Aalsmeer was verzwolgen, evenals het gegaan was met de dorpen Rijk en Nieuwerkerk.

In 1785 lieten de Staten en het waterschap Rijnland het meer bedijken en hiermede was Aalsmeer gei'ed.

Deze dijk werd gelegd over de akkers der ingezetenen, zoodat nog veel land in het meer bleef liggen, en „was sterk en suffisant gemaakt, voorzien van sterk paalwerk en belegd met bazaltkeien”.

Hoeveel land er in korten tijd door dit meer werdt verzwolgen, blijkt uit een kaart, gemaakt door Claas Vis, ordinaris landmeter van Rijnland, die alle landen gemeten had onder Aalsmeer, die gelegen waren op sleet van de groote Haarlemmermeer. ■

Van af 1745 tot 1764, zijnde in 19 jaren een afsleet aan de landen onder Aalsmeer van 105 morgen 400 roeden oftewel 92 H.A....!

De geschiedenis van Aalsmeerstaat in zeer nauw verband met de historie der Haarlemmermeer. Wij hebben gezien, hoe de landbouwer in den loop der tijden veenboer en kweeker is geworden; thans staan wij voor het feit, dat zij, die het land hadden vergraven en tot water hadden gemaakt, hun brood moesten zoeken uit het water.

Slaan wij een blik op de kaart van het begin der 19e eeuw, dan zien wij Aalsmeer omringd door meren van respectabelen omvang.

In 18Ö8 had het Haarlemmermeer een oppervlakte van 16.790 H.A., het meer, dat thans de Schinkelpolder is, 416 H.A., de Oosteinderpoel 541 H.A. het Legmeei’—Noorder en Zuider te zamen 2340 H.A., de Westplas die nog bestaat, ca. 900 H.A.

Op deze plassen oefenden vele Aalsmeerders het visschersbedrijf uit, hetzij als hoofdbron van hun bestaan, hetzij als bijverdienste bij hun tuindersbedrijf.

Al die duizenden H.A. water waren in vroeger eeuwen land geweest, maar thans was het bijna één meer, ja, alles meer.

Maar ook dat zou weder voorbijgaan.

In het jaar 1844, in den nacht van 12 op 13 April trof ons dorp een groote ramp.

In 2Ys uur tijd werden 46 huizen in de asch gelegd, waaronder de Mennonietenkerk, het schoolgebouw, de huizen van Burgemeester en Assessoren enz. enz., een schade, die geraamd werd op honderdduizend gulden.

Bij dit alles kwam nog, dat men begonnen was maatregelen te nemen het meer droog te malen.

Het was voor de Aalsmeerder visschers een treurmai'e geweest, toen vernomen werd, dat de reegeering besloten had het Haarlemmermeer droog te maken.

Velen hunner achtten dit onmogelijk, zelfs overheidspersonen konden niet aannemen, dat dit zou kunnen, maar toen zij hot water zagen vallen, eerst zeer langzaam, later vlugger, kwamen zij tot de conclusie, dat het toch gebeuren zou. Den Isten Juli 1852 ging de blijde kreet in den lande op; „Het meer is droog!”

Daar zaten nu onze visschers en met recht konden zij zeggen, dat de bron hunner inkomsten was opgedroogd. Velen hunner zochten werk in den drooggemaakten polder; dagelijks trokken tientallen van werklieden Aalsmeer uit.

Dit aantal verminderde spoedig, want reeds toen begon men zich meer en meer op tuinbouwgebied toe te leggen. Aardbeziën en augurken werden in groote hoeveelheden geteeld en de bloemisterij nam langzamerhand toe.

Al de plassen rondom Aalsmeer werden successievelijk droogemaakt: de tegenwoordige Schinkelpolder in 1857; de Oosteinderpolder in 1868; de Noorder Legmeerpolder in 1877 het zuidelijk deel in 1881. Nog rest de Westplas en wij vragen ons af: ach wanneer, want ook deze plas berokkent heden ten dage veel schade aan de tuinen, die aan zijne oevers gelegen zijn. Thans trekken de Aalsmeerders niet meer naar de polders, om te werken, of het moet zijn op de kweekerijen en bloemisterijen, die zoo langzamerhand in de polders ontstaan, maar de werklieden uit de polders komen naar de tuinen van Aalsmeer, om daar een flink weekloon te verdienen.

Zij, of hun nakomelingen, die vroeger hun brood verdienden op de ongure wateren van het groote meer, zijn thans voor een groot deel bloemisten, die hun artikelen durven toonen aan de gansche wereld.

De droogmaking van het Haarlemmermeer is de opkomst, de wederopbloei van betonde Aalsmeer geweest.

Hij, die meent, dat de droogmaking der Zuiderzee of van het Wieringermeer nadeelig zal zijn voor den visscherman, hij neme een kijkje te Aalsmeer, hij vrage den bloemist, die in zijn jeugd visscherman was, wat het beste is en het antwoord zal niet twijfelachtig zijn.

Van landbouwer, veenboer; van veenboer en kweeker, visscherman of partieele visscherman; van visscherman, bloemist, ziedaar den gang der historie der bewoners van het oude dorp Aalsmeer.

Past U aan aan den tijd, houdt wat gij hebt: Retine quod habes!

A., 21 4 13. D. Spaargaren Cz.

(Nadruk verboden.)

Het vereenigingsleven te Aalsmeer.

In bijna geen kweekers-centrurn in ons land vindt men zulk een opgewekt tuinbouw-vereenigingsleven als te Aalsmeer, want, naast de afdeeling Aalsmeer der Nederlandsche Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde, welke vele nuttige instellingen in het leven heeft geroepen, vinden er nog verschillende tuinbouwveß'enigingen een zeer ruim arbeidsveld.

Alleen onder de bij den Nederlandschen Tuinbouwraad aangesloten vereenigingen tellen wij te Aalsmeer een vijftal nml. :

Vereeniging Aalsmeer’s Tuinbouw, Vereeniging van Snijbloemen Exporteurs.

Coöperatieve Vereeniging Centrale Aalsmeersche V eiling, Coöperatieve Tuiubouwvereeniging „Aalsmeer” en de Veieeniging tot oprichting en instandhouding van een proeftuin.

Al deze organisaties dateeren echter eerst uit de