het aangaan van zijn overeenkomst. Ook de concurrentie dwingt hem daartoe en zoo is het gevolg dat bij de bepaling der pacht geen rekening met dit risico wordt gehouden en het geheel op den pachter drukt. Dit acht de yt. C. verkeerd. Zij gelooft niet dat, wordt haar denkbeeld in de wet belichaamd, de pachter daardoor tot zorgeloosheid zal verleid worden; hij zal nooit naar een ramp verlangen, want hij krijgt slechts eene geringe tegemoetkoming en heeft zelf in zulke gevallen reeds nadeel genoeg. Het voorstel der St. C. wijkt echter van dat der Socialisten af. Deze maken bij de bepaling der compensatie onderscheid tusschen één- en meerjarige pacht; zij verlangen reeds pacht-vermindering wanneer een derde van den oogst is verloren gegaan en dat is in hun stelsel rationeel. Naar het oordeel der St. C. evenwel is het noodig dit onderscheid tusschen één- en meerjarige pacht prijs te geven, de berekening der compensatie acht zij onuitvoerbaar. Zij wil in alle gevallen, waar door onvoorziene natuurrampen de oogst voor de helft of meer verloren is gegaan, aanspraak op vergoeding geven.

Tot zoover hetgeen de St. G. van de overheid verwacht. Zij betreurt ’t het in Engeland bestaande stelsel van vergoeding voor verbeteringen, door den pachter aangebracht, niet voor ons land te kunnen aanbevelen. Spreker geeft van dit stelsel een korte uiteenzetting. Na een tijd van gering succes, begint het in Engeland langzamerhand beter te werken. De St. C. vreest evenwel dat het voor ons land op een mislukking zou uitloopen. Behalve met drainage, zou men hier toch in hoofd zaak te maken hebben met vergoeding aan den afgaanden pachter voor gewone verbeteringen, vooral door bemesting en nu is zij overtuigd, dat de schatting daarvan bijna niet doenlijk is. De oorspronkelijke toestand immers bestaat niet meer; hoe die dan te vergelijken met den toestand bij het einde der pacht? Schatting zou kunnen geschieden bij het begin en dan zou voortdurend goed moeten worden boekgehouden en gecontroleerd. Waar echter de pachtbedrijven hier meestal van kleinen omvang zijn, zou een dure arbitrage in verhouding tot het betrokken geldelijk belang onvermijdelijk zijn. Al acht de St. C. invoering hier onmogelijk, zij vindt het denkbeeld rechtvaardig en hoopt dat in de toekomst het in de contracten tot uiting zal komen.

Spreker wil ten slotte enkele opmerkingen maken over de gebruikszekerheid, den band tusschen pachter en bodem. De St. C. meent dat de klachten te dezen aan-- zien veelal overdreven zijn, de pachttermijnen vindt zij do’orgaans doelmatig, al keurt zij de vooral bij los land nog veel voorkomende éénjarige pacht af. Verlenging zou de koopwaarde van den grond drukken, terwijl de pachter bij wisselende conjunctuur een grooter risico zou dragen. Toch kan er iets worden gedaan om die bestaanszekerheid te vergrooten. In de pachtovereenkomsten komen te veel verbods- en strafbepalingen voor; de wetgever zou hier invloed kunnen oefenen, door b.v. in het B. W. een bepaling op te nemen omtrent de verhouding tusschen overtreding en straf.

Toch moet het meest worden overgelaten aan de vrije overeenkomst en een beter inzicht der partijen. De ge-

moedelijke verhouding van vroeger tusschen eigenaar en pachter bestaat eigenlijk niet meer; men moge dit betreuren, het is een feit. Bij dien anderen staat van zaken moeten de overeenkomsten worden herzien; scherpe juridische omschrijving, een zuiver commercieel standpunt, geen aannemen door den pachter van bepalingen, die niet zijn na te leven; geen klakkeloos overschi ij ven van oude modellen. Hier ziet de St. C. voor de vereenigingen der landbouwers een dankbaar arbeidsveld. In woord en geschrift kunnen zij trachten verouderde en het bedrijf belemmerende bepalingen tegen te gaan en aan vele nog bestaande wantoestanden een einde te maken. Werke ieder mede tot verbreiding dier denkbeelden.

Fruit- en Groenteteelt.

Fruit ingevoerd in Engeland gedurende de week eindigende 26 April 1913 in vergelijking met ingevoerde hoeveelheden omstreeks denzelfden tijd in 1912. 1913 1912

Appels (cwt.) 58.030 54.694 Abrikozen en perziken „ 15 3 Bananen (trossen) .... 148.796 138.676

Druiven (cwt.) . . . 698 931 Citroenen „ ... 10.389 9.360

Sinaasappelen „ ... 150.851 110.960 Peren „ ... 5.543 661 Pruimen „ . . . 95 Diverse vruchten „ . . . 1.207 518

1 cwt = 50,8 K.G.

Groenten ingevoerd in Engeland gedurende de week eindigende 26 April 1913 in vergelijking met ingevoerde hoeveelheden omstreeks denzelfden tijd in 1912. 1913 1912

Uien (bush) 240.977 219,741 Aardappelen (cwt.) .... 474.447 30.537

Tomaten „ .... 37.600 48.480 Diverse groenten, waarde £ . 17.832 15.145 Gedroogde „ (cwt.) . . 833 871 Ingemaakte „ „ . . 6.533 7.283

1 cwt 50,8 K.G. {Fruit-Grower).

Oogstvooruitzichten in het Westland.

Prachtig bloeien de appelboomen, groote heldere bloesem in volle tuilen, hoewel de koude wel wat scherp is, toch vol beloften voor een goeden oogst. De peren zijn uitgebloeid en zetten in de meeste soorten flink. Pruirpen en mirabellen zitten volgeladen. Vooral de blauwe pruimen „Renswouders”, zijn bijzonder zwaar gezet. Bessen, zoowel roode, witte, als zwarte bloeien bijzonder rijk en zetten uitstekend. Het ooftjaar zal, wanneer geen tegenspoeden optreden, goed kunnen zijn.

Aardbeien zjin over het algemeen licht van gewas. Het mooie weder van de vorige week heeft evenwel uitstekend gewerkt, om veel, wat zwak was, op te doen leven. De aardappelen komen mooi voor den dag, voorspellen een goed gewas. Ook uien laten zich tameiijk goed aanzien. Perziken in kassen zijn bij velen slecht gezet. Druiven bij sommigen bijzonder slecht, bij velen iets beneden het middelmatige, bij enkelen bepaald best.

Morellen bloeien zeer rijk. Frambozen laten zeer veel knop zien. Kruisbessen zijn goed gezet. Het gewas loopt evenwel in de laatste jaren sterk terug. Tomaten staan zeer ongelijk, algemeen genomen zal het gewas middelmatig zijn. X.