Laat men toch werkelijk niet denken, dat hetgeen we hier aanhalen, overdreven is: bijna overal in ons land, maar vooral buiten de oorspronkelijke centra van glascultuur vindt men voorbeelden, soms vele bijeen, van zulke beter of minder goed geslaagde nabootsingen der Loosduinsche en Westlandsche teelten, welke niet door vaklieden, maar door personen van de meest uiteenloopende beroepen worden uitgeoefend.

In dit verband hebben wij met genoegen kennis genomen van hetgeen de Heer Wiersma, Rijkstuinbouwleeraar te Naaldwijk, voor enkele maanden, te Nijmegen, in een voordracht voor onderwijzers aan tuinbonwintercursussen, sprekende over de uitbreiding der groentecultuur, heeft gezegd en waaruit wij het volgende aanhalen: „Voor hem, die een enkele maal per jaar het „ Westland bezoekt, schijnt dit met reuzenschreden vooruit „te gaan. De nieuwe huizen, de groote kassen, de uitge„strekte hoeveelheden plat glas zijn zoovele teekenen „van welvaart en verlokken velen die teelten over te' „brengen naar hun streek, om ook daar hun deel van „dien rijkdom te krijgen. Toch is dit vaak gevaarlijk, „daar men elders, noch dien grond, noch dat water, noch „die geoefende arbeiders bezit, kortom onder andere „omstandigheden moet werken en dus alleen een meer „of minder gelukte imitatie van die cultures kan leveren, ~doch onverantwoordelyk wordt dit m.i. indien men Minst„matig door te gekleurde financieele beelden, door ’t in ’t „leven roepen van demonstratie-tuinen in deze soort, de „boeren of kweekers verlokt zich in die richting te betvegen.*)

Het is zeker jammer, dat deze woorden in een betrekkelijk zoo besloten kring werden gesproken, doch het is te hopen, dat men ze ter harte nam en dat ze door hen, die ze hoorden, ook verder gedragen zullen worden. En juist, omdat er in deze tijden niet genoeg op kan worden gewezen, hoe ontzettend roekeloos en gevaarlijk het is, een steeds grootere uitbreiding van fruit- en groenteteelt kunstmatig in de hand te werken, hebben wij de woorden van den Heer 'Wiersma hierboven aangehaald, in de hoop, dat, wanneer ze onder de oogen komen van hen, die wel eens zulke gekleui’de adviezen gaven aan in het vak ten eenenmale onervaren personen we laten de boeren en kweekers er thans buiten ze in zullen zien, dat zij erg'er dan „onverantwoordelijk” hebben gehandeld en dat ze zich voor zullen nemen, in ’t vervolg de hier aangehaalde les in praktijk te brengen.

We hebben er ons steeds in verheugd, wanneer wij zagen, dat het bedrijf van een kweeker zich ontwikkelde en vergrootte, dat het op de hoogte van den tijd bleef en in productievermogen toenam. Ook hebben wij in vele streken den geleidelijken overgang van landbouw in meer intensieve cultuur met belangstelling gevolgd en zelfs met genoegen gadê geslagen, maar ook alleen dan, wanneer die ontwikkeling uit het bedrijf zelf voortkwam, niet, wanneer ze kunstmatig in het leven geroepen werd.

Het is juist die kunstmatige uitbreiding, die in den laatsten tijd werkelijk zorgwekkend begint te worden en waar zij plaats had, zullen de boeren in de meeste

gevallen reeds de ondervinding hebben opgedaan, dat het toch niet zoo mooi is, als wel voorgespiegeld was. Zij, die zulke uitbreiding in de hand werken en werkelijk meestal met de goede bedoeling een streek vooruit te helpen, bedenken dikwerf te weinig, dat, wanneer die ettelijke Hectaren bouwland reeds spoedig in tuingrond veranderd zijn, de producten der meer intensieve teelt ook betrekkelijk vlug voor goeden prijs van de hand moeten worden gedaan en dat men dus reeds bij voorbaat van een afzetgebied verzekerd moet zijn. Het is al even verkeerd een bessengaarde aan te leggen op een plaats, waar de handen ontbreken om de vruchten te plukken en hiervan zijn ons verschillende voorbeelden bekend als ergens koolteelt of boonencultuur in te voeren, zonder te weten, waar het te oogsten product koopers zal moeten vinden.

Men is zoo licht geneigd te denken, dat die tuinbouwvoortbrengselen hun weg wel vinden zullen, maar dat er grenzen zijn aan een bepaald afzetgebied, daaraan denkt men niet.

Dit jaar ondervinden de telers, de oude zoowel als de nieuwe, het op gevoelige wijze, dat ze maar niet steeds willekeurig hunne productie kunnen opvoeren, zonder ook voortdurend naar nieuwe afzetgebieden uit te zien. De boonen en er worden er heel wat geteeld, dus de schade zal wel vrij algemeen zijn geweest waren voor enkele weken bijna onverkoopbaar. Met de koolprijzen is het ook al zeer treurig gesteld en zulks alleen, omdat het buitenland, dat anders meestal op ons aangewezen is, door gunstige weersgesteldheid voorloopig zelf voldoende voorzien is. Voor kool klemt zulks te meer, waar de draaihartenziekte toch ook haren invloed op de binnenlandsche productie heeft moeten laten gelden.

En hoe moet dit gaan als op andere wijze onze handel wellicht eens belemmerd zal worden?

Getuigt het van wijs beleid, dat men van Zuid-Beveland, blijkens courantenberichten, nu ook al weer een centrum van groentecultuur wil gaan maken. Als er ergens van kunstmatige uitbreiding we zouden haast zeggen: vestiging der groentecultuur sprake kan zijn, dan zeker wel hier!

We lazen toch van een vergadering der vereen! ging „Groenteproeftuin Zui'd-Beveland”, waarin mededeelingen werden gedaan over den stand der werkzaamheden. Een tuinman is reeds benoemd; eene begroeting voor ’t volgend jaar a fSOOO.— werd voorgesteld en besloten een gedeelte van den tuin voor glascultuur in te richten.

Wij vragen ons af, waarvoor er op Zuid-Beveland een groenteproeftuin komen moet en we vermoeden, dat op dat schoone eiland, dat, op ’t gebied der fruitcultuur, de andere centra in zoo menig opzicht ten voorbeeld strekken mag, de vaklieden, die er de toestanden veel beter kennen dan wij, het volkomen met ons eens zullen zijn, wanneer we op dien proeftuin toepassen, wat we hierboven aanhaalden, dat het onverantwoordelijk is om daardoor de boeren en kweekers te verlokken zich op groenteteelt toe te leggen!

') Cursiveering van ons.

(Wordt vervolgd.)