handelaar nauwer kunnen toehalen. De kweeker zal kunnen leeren inzien, waarom de handelaar steeds om betere kwaliteit en betere sorteering vraagt.

Dan zullen de rozen, die Boskoop hebben groot gemaakt, door deze tentoonstelling ook bijdragen tot het besef, dat de belangen van kweeker en handelaar analoog zijn, een besef, dat nog steeds niet diep genoeg wordt gevoeld.

J. Dijkhuis.

De tegenwoordig veel gebruikte onderstam voor de rozen te Boskoop.

(INadruk verboden.)

Vóór het jaar 1880 beteekende de teelt van rozen te Boskoop lang niet zooveel voor deze plaats als tegenwoordig. De oppervlakte grond, voor haar bestemd, bedroeg slechts een klein gedeelte van die, welke thans aan de rozencultuur is gewijd. Oorzaak hiervan was, dat het buitenland, met name Amerika, niet veel rozen vroeg en de onderstammen, toen in gebruik, verschillende minder goede eigenschappen bezaten.

Zoo nam de Uosa cinnamomea moeilijk de oculatie aan, d.w.z. de onderstam vergroeide met de oculatie of het edele deel niet altijd even goed. Enkele rozen-varieteiten groeiden niet al te best op de Rosa multiflora én cinnamomea en beide verlangden vrij goeden grond. Wel is waar was de Rosa multiflora nog kieskeuriger op de gesteldheid van den grond dan de Rosa cinnamomea, maar op pas omgewerkt weiland, waarop de tegenwoordig algemeen gebruikte onderstam goed groeit, behoefde men met de beide vroeger bijna uitsluitend aangewende rozensoorten niet te komen. Trouwens, daarop bestond ook niet zooveel kans, omdat alle nieuwe gronden voor de teelt van vruchtboomen in beslag werden genomen.

Het was dus geen wonder, dat de Boskoopers uitzagen naar onderstammen, die bovengenoemde minder goede eigenschappen niet bezaten en aan de rozen-varieteit een krachtiger groei gaven.

Zoo waren er enkele kweekers, die in deze richting proeven meenden te moeten nemen, door zwak groeiende variëteiten op sterk groeiende te oculeeren. Als onderstammen deden dan de bekende Magna Charta en Mad. Plantier dienst. In die richting bereikte men echter niet veel.

Beter ging het door invoering van sterk groeiende soorten als de Japansche Rugosa. Ook deze had echter minder gewenschte eigenschappen.

Door den Heer A. Nijveldt, boomkweeker te Boskoop, werd omstreeks het jaar 1885 een afwijkende zaailing van de Japansche

Rugosa als onderstam gebruikt. Maar ook deze beantwoordde niet aan de verwachtingen, welke de kweeker daarvan aanvankelijk had. Hij vertoonde belangrijke gebreken, zoodat de teelt er van niet werd uitgebreid.

De Heer J. Spek, destijds aankomend kweeker, plukte het zaad van de Japansche Rugosa, waarvan eenige moederplanten in de nabijheid stonden van Rosa cinnamomea en Rosa multiflora.

Het zaaisel uit dit jaar vertoonde belangrijke onderlinge verschillen. Eenige der jonge planten onderscheidden zich der mate van de andere, dat genoemde kweeker daaraan bijzondere

Linies: Zoogenaamd kortatek van Boskoopscho Rugosa pas aan den groei. Deze stek werd in den winter van 1912/1913 gesneden, gekuild tot half Maart en daarna geplant. Zooala men ziet zijn reeds vele fijne worteltjes gevormd. De tweede 'figuur van links af stelt eenzelfde stek voor in het 2e jaar van ontwikkeling. De tak, die nu p.m. 60 c M. lang is, bereikt nog in dezen zomer eene lengte van 1,15—2.50 M. De derde figuur van links af stelt een verplante Boskoopsche Rugosa voor, die in Augustus zal worden geoculeerd. Deze is dus 8 zomers oud. De stam is reeds flink verdikt door de werkzaamheid van do flinke bladkroon. Het wortelstelsel is krachtig ontwikkeld en bestaat uit zeer veel fijne deelen. De vierde figuur stelt een Boskoopsche Rugosa voor, die, dit jaar leverbaar, moet groeien, dus zwaar genoeg van kroon moet worden om voldoende waarde voor den handel te hebben. Zooals te zien is, bestaat die kroon nu reeds (10 Juni) uit een voldoend aantal zware takken.

Speciaal opname voor „De Tuinbouw”

Foto Zanen Gouda.