Ingezonden Stukken.

(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)

De Proefnemingen ter bestrijding van den Amerikaanschen Kruisbessen-Meeldauw.

Mijnheer de Redacteur,

Vergun mij, naar aanleiding van het in No. 36 van „De Tuinbouw” voorkomende Verslag van de Commissie tot onderzoek van bestrijdingsmiddelen tegen den Am. Kruisbessen-meeldauw, eenige plaatsruimte in uw blad.

Met belangstelling heb ik dit Verslag tegemoet gezien en ronduit gezegd is het mij tegengevallen. „Waarom?” wil ik motiveeren.

In de eerste plaats komt het mij voor dat bij dergelijke belangrijke proefnemingen, waar de proefnemers over een groot terrein konden beschikken, de proefvelden veel te klein genomen zijn. Het resultaat, bereikt bij de behandeling van 100 struiken zegt absoluut niets. Hoe dikwijls komt het niet voor dat in groote, door Am. meeldauw aangetaste, perceelen enkele honderden bijeenstaande struiken toevalligerwijze niet of zeer weinig zijn aangetast. Waren deze nu met een bestrijdingsmiddel behandeld dan zou men daaruit ten onrechte conclusies trekken. Het bestrijdingsmiddel moet bruikbaar zijn voor de praktijk en waar hier in Zuid-Beveland de kruisbessenteelt in ’t groot bedreven wordt had men bij het nemen van grootere proefvelden (bijv. 1 H.A.) een juistere berekening kunnen maken omtrent onkosten.

Deze onkosten lijken mij, in verband met de mededeeling dat middel I viermaal en middel II driemaal werd toegepast, niet gering.

Ten tweede lijkt het mij onjuist dat de Commissie als bewijs van deugdelijkheid der toegepaste bestrijdingsmiddelen het aantal K.G. geoogste bessen der proefvelden aanhaalt.

Bij bezichtiging der proefvelden in Mei 1.1. viel het mij reeds op dat de stand der struiken op de verschillende proefvelden zeer ongelijk was en waar een achterstand in ontwikkeling van 5 a 6 struiken op den oogst van 100 struiken reeds van zeer merkbaren invloed is, ware het beter geweest dat deze opgave, die met de deugdelijkheid van het bestrijdingsmiddel niet veel te maken heeft, achterwege ware gebleven.

Dat in de contröle-strook waar men den Am. meeldauw rustig heeft laten voortwoekeren, veel besmette bessen voorkwamen ligt wel voor de hand.

Wat mij echter in het geheele Verslag het meest frappeert is het volgende:

De Commissie stelde bij haar bezoek op 17 Juni o.m. vast dat: „In de gesnoeide struiken zeer weinig meeldauw werd gevonden”. Dit nu komt geheel overeen met mijne persoonlijke ervaringen bij de Zeeuwsche Fruitteelt Mij., over eene oppervlakte van 22Yj H.A,. met kruisbessen beplant, opgedaan.

Volgens mijn bescheiden opinie bestaat er tot nu toe slechts één, eenigszins afdoend, bestrijdingsmiddel tegen Am. kruisbessen-meeldauw en dat is het consequent afsnijden en verbranden van alle aangetaste twijgen;

het vernietigen der aangetaste vruchten en het omplaggen van den grond. Ofschoon de meeste onzer perceelen door Am. meeldauw zijn aangetast hadden wij op een oogst van pl.m. 140.000 K.G. kruisbessen slechts pl.m. 60 K.G. zieke bessen te vernietigen. Dit bestrijdingsmiddel heeft daarbij het groote voordeel dat het zeer weinig kostbaar is. Wanneer één man elke week enkele uren besteedt aan het afknippen der aangetaste twijgen, het bijeenzoeken der zieke bessen en het verbranden dezer is dit voldoende. Het omplaggen van den grond moet in den winter toch steeds gebeuren en is dus geen extra onkosten. Ik herhaal echter uitdrukkelijk dat men consequent de hand houde aan deze werkzaamheden. Bij het eerste verschijnen der ziekte trede men op en gaat daarmede geregeld door tot diep in ’t najaar. Alle andere bestrijdingsmiddelen beschouw ik als z.g.n. geheimmiddelen waarmede men dikwijls meent goede resultaten te verkrijgen maar die ook zeer dikwijls absoluut waardeloos blijken te zijn. Weersomstandigheden, juiste samenstelling van het middel, wijze van toepassing, enz. spelen bij deze middelen een te groote rol om ze betrouwbaar te maken en daardoor worden ze in de meeste gevallen veel te duur.

De Commissie noemt den uitslag der proefnemingen zeer gunstig. Deze opinie deel ik niet. Zoowel op perceel A als perc. B zijn na herhaalde besproeiingen aangetaste bessen en twijgen gevonden (hoeveel doet er niets toe) waardoor bewezen is dat geen dezer middelen aanspraak kan maken op den titel „afdoend”.

Nog een enkele vraag. Heeft de Commissie niet eens een kijkje genomen ter plaatse waar middel I in’t groot is toepast, en zoo ja, wat waren hare bevindingen?

Dankend voor de verleende plaatsruimte

Hoogachtend,

W. J. VAN DEN Bosch.

Blijkens het hierboven opgenomen ingezonden stuk is de Heer W. J. van den Bosch teleurgesteld door het in No. 36 van ons blad gepubliceerde verslag van de Commissie, ingesteld door den Nederlandschen Tuinbouwraad, tot onderzoek der middelen ter bestrijding van den Amerikaanschen Kruisbessen-meeldauw.

Reeds voor eenige maanden vernamen wij klachten, dat men omtrent de bedoelde proefnemingen niets vernamen en nu het eerste rapport van de Commissie verschenen is, uit de Heer v. d. B. de verzuchting, dat dit verslag hem tegengevallen is, hetgeen hij dan nader tracht te motiveeren.

Het wil ons voorkomen, dat zoowel de bedoelde klachten als het hierboven geplaatste ingezonden stuk slechts kunnen pleiten voor den grooten ernst, waarmede de door het Centraal Bestuur van den Raad benoemde Commissie haar taak heeft opgevat.

De geachte inzender schrijft, dat er naar zijne meening, die wij volkomen deelen, tot nu toe slechts één eenigszins afdoend bestrijdingsmiddel tegen A. K. M. bestond en dat is het consequent afsnijden en verbranden van alle aangetaste twijgen, het vernietigen der aangetaste vruchten en het omplaggen van den grond. Zoolang er