ment deelt mee, dat de jonge larven in de knoppen van uit Frankrijk, Engeland, Nederland, België of Duitschland geïmporteerde Pinus-zaailingen werden ingevoerd. Inspecteurs van het Departement van Landbouw hebben bet insect op slechts tien plaatsen gevonden en wel in

zes Staten van Massachusetts tot Pennsylvanie, mW het is waarschijnlijk, dat het ook elders voorkomt. Men heeft het niet in eenigen inlandschen boom in de bosschen kunnen vinden maar met ééne enkele uitzonderin| in alle gevallen in Europeesche Pinus in kweekerijen en particuliere parken. Het is niet waarschijnlijk, dat het insect langer dan een jaar in Amerika is, behalve op Long Island, waar het sedert meer dan jaar voorkomt. _

Er zijn in Amerika verschillende inlandsche dennenlotrups-soorten, maar geen van deze veioorzaakt de ernstige beschadiging van de Europeesche soorten. Daarom wordt getracht het ingevoerde insect uit te roeien vóórdat het te veel verspreid is om het onder controle te kunnen krijgen. Thans geldt het in hoofdzaak nog slechts het insect op de kweekerijen te bestrijden, maar indien het eenmaal op de inlandsche Pinus-soorten der bosschen is overgegaan, veronderstellen de deskundigen dat het niet meer onder contróle is te brengen.

Vervolgens wordt dan aangegeven hoe het insect te bestrijden is, wat hierop neerkomt, dat gedurende den herfst en den winter de aangetaste scheuten worden afgesneden en vernietigd, waarop dan volgt: „maatregelen ter bestrijding kunnen, om afdoende te zijn, niet genomen worden zonder de hulp van allen, die Europeesche Pinus-soorten kweeken, planten of ven liaridelen”.

Wij weten thans voldoende van de uitvoering der Amerikaansche „Plant Quarantine Act” om er van ver-

zekerd te zijn dat, mocht bet gesignaleerde insect niet vernietigd kunnen worden of mocht men exemplaren vinden in uit ons land of uit andere Europeesche landen ingevoerde Pinus-soorten, er zeker zeer veel kans bestaat, dat sluiting der grenzen overwogen zal woi'den, indien dit niet reeds gedaan wordt.

Het is daarom zaak dat alle handelaars op Amerika en hunne leveranciers, voor zoover zij Pinus-soorten verhandelen of leveren, met den Phytopathologischen Dienst samenwerken om het o. i. niet denkbeeldige gevaar, van eene op deze planten te leggen quarantaine, te voorkomen.

Ten einde bij te dragen tot de kennis der dennenlotrups, laten we hier eene korte beschrijving volgen, waarbij we in hoofdzaak letten op de gemakkelijk waarneembare beschadigings-kenmerken, die echter wel eens aanleiding kunnen geven tot verwarring met die van andere üeiww-soorten, waartegen men evenwel evenzeer te velde heeft te trekken als tegen de dennenlotrups, zoodat verwisseling geen schade kan doen

Aangetaste jonge scheut

De dennenlotrups, Retinia Buoliana, is de larve van een vlindertje, dat ongeveer één centimeter groot is en eene vleugelspanning van ruim 2 centimeter heeft. De vleugels zijn langs de randen van franje voorzien; de grondkleur der voorvleugels is oranjerood, die der achtervleugels bruinachtig grijs. Men vindt deze diertjes van midden Juni tot begin Augustus. Overdag zitten zij met saamgevouwen vleugels tegen boomstammen, zoodat men ze dan als oranjeroode diertjes ziet. Zij vliegen ’s avonds en paren dan, waarna de wijfjes aan de knoppen der nieuwe scheuten eitjes gaan leggen en wel elk eitje afzonderlijk, zoodat evenveel knoppen aangetast kunnen worden als er eitjes gelegd zijn.

De rupsjes, die weldra uit deze eitjes te voorschijn

komen, vreten zich elk in een afzonderlijken knop in, waarna tusschen den middenknop en de kransknoppen gewoonlijk eenig hars uitvloeit, terwijl het rupsje tusschen de knoppen een fijn spinsel aanbrengt. In het jaar, waarin de rups uit het eitje komt, vreet zij heel weinig meer

Top van een groven den met eeu-afgestorven en een omgeknikten acheut.