een verzoekschrift tot de Tweede Kamer, waarin het zijne bezwaren ontwikkelde tegen het, bij het toen aanhangige wets-ontwerp op de Rijks-inkomstenbelasting voorgestelde, om bij de berekening van het vermogen, de onroerende goederen te schatten op hunne verkoopwaarde.

Tot zijn voldoening zag het Centraal Bestuur, dat bij de wet dit denkbeeld niet werd doorgevoerd.

Het zal U bekend zijn, dat bij het onlangs ingediende ontwerp tot wijziging der vermogensbelasting, opnieuw is voorgesteld de onroerende goederen niet langer daarin te laten dragen naar hunne geschatte of op de grondbelasting gebaseerde waarde, maar naar hunne verkoopwaarde.

Hoewel het niet te ontkennen is, dat de vermogensbelasting veel van hare beteekenis heeft verloren, zal het toch zeker bij het Centraal Bestuur een punt van overweging zijn of het opnieuw hiertegen bezwaren zal inbrengen.

Ik zou voorts Uwe aandacht nog willen vestigen op het onlangs ingediende wets-ontwerp tot regeling van het post-giro of chèque-verkeer. Voor den binnenlandschen handel zal daardoor de betaling, naar het mij wil voorkomen, zeer vergemakkelijkt worden. Ook hier zal het een taak zijn voor het Centraai Bestuur om bij de uitvoering dier wet, waarvan wij de totstandkoming wel mogen aannemen, toe te zien of wellicht de tuinbouwbelangen bijzondere voorzieningen eischen.

De nood der tijden, de klacht, dat zoovelen zich bedreigd zagen door gemis aan werkkapitaal, deed het Centraal Bestuur bedacht zijn op een maatregel, waardoor wellicht eenigszins aan dien nood kon worden tegemoet gekomen. Tot nu toe zonder den gewenschten uitslag. Toch durf ik mij nog vleien, dat de zaak niet geheel van de baan is, en – zij het met gebruikmaking van het bij het Centraal Bestuur gerezen denkbeeld, zij het op andere wijze – – een middel zal worden gevonden om aan bescheiden crediet-aanvragen tegemoet te komen.

Op het punt van tentoonstellingen mag ik met eenige voldoening U in het geheugen terug roepen onze deelneming aan de Intern. Tentoonstelling te St. Petersburg, in Mei 1914 gehouden. Gij zult van mij niet verwachten eene beschrijving van onze Nederlandsche Afdeeling, waar deze door zoo bevoegde en zaakkundige hand is gegeven in ons blad De Tuinbouw (nrs. van 5—12 Juni 1914). Wel echter acht ik mij verplicht hier openlijk onzen dank uit te spreken aan hen, die door hun persoonlijke toewijding tot het welslagen onzer afdeeling hebben bijgedragen. Ik, die zeif ter plaatse aanwezig was, mag hier met dankbaarheid getuigen, hoe daar in den waren zin des woords – dag en nacht is gearbeid en hoe, dank aan dien onvermoeiden ijver, onze afdeeling dan ook bij de opening der tentoonstelling geheel gereed was. Ik zal hier geen bijzondere namen noemen, ik wensch dien dank uit te strekken tot allen, die zich daar 'in het belang van den Nederlandschen tuinbouw inspanden.

Op één punt meen ik in het bijzonder Uwe aandacht te mogen vestigen, hierop: dat ook te St. Petersburg bleek, dat het beginsel, waarvan wij bij deze tentoonsteiling uitgingen om zooveel mogelijk collectieve inzendingen ten toon te stellen, juist gebleken is. Daardoor

wordt het mogelijk den buitenlander een juisten kijk te geven op hetgeen, waartoe onze tuinbouw in staat is. Het is jammer, dat, ook al door de tijdsomstandigheden, die tentoonstelling niet al die vruchten heeft afgeworpen, welke men daarvan mocht verwachten. Immers, doel was om aan den buitenlander te toonen, dat Nederland in staat was in Rusland producten in te voeren welke men daar mist en om door persoonlijke aanraking te trachten in nadere handelsbetrekkingen té treden.

Het eerste nu is, meen ik, geheel geslaagd. De feiten toonden, dat invoer in Rusland van onze producten zeer wel mogelijk is, zelfs onder niet geheel gunstige omstandigheden; de graagte, waarmede onze artikelen op de tentoonstelling zelve werden gevraagd en afgenomen, toonde wel hoe zeer zij in den smaak vielen. Doch het spreekt van zelf, dat van een uitbreiding onzer handelsbetrekkingen thans geen sprake heeft kunnen zijn.

Intusschen uitstel zal, hoop ik, hier geen afstel zijn en in meer rustige tijden zal ongetwijfeld menig Nederlandsch handelaar zijn nut met het geleerde weten te doen en zal dus ook deze tentoonstelling voor onzen tuinbouw vruchtdragend blijken.

Aan officieele erkenning onzer verdiensten ontbrak het niet. Drie eere-prijzen, nevens vele andere, vielen ons ten deel.

Voor ons eigen land wil ik nog gewagen van de voortreffelijke te Maastricht gehouden tentoonstelling der Vereeniging ter bevordering van tuin- en landbouw in Limburg en de te Amsterdam gehouden bloemententoonstelling ten bate van het Steuncomité, daar ter plaatse. Ook Aalsmeer had zich aangegord om eene plaatselijke tentoonstelling te houden, welke echter ook al om de tijdsomstandigheden moest worden uitgesteld. Waaide tentoonstellings-commissie echter niet werd ontbonden, mag men verwachten dat Aalsmeer daarom het plan nog niet voor goed heeft opgegeven.

Ten slotte wil ik nog met een enkel woord aanstippen de poging van het Centraal Bestuur om te komen tot een afdoend bestrijdingsmiddel van den Amerikaanschen kruisbessen-meeldauw, vooral ook om hun dank te zeggen, die door het afstaan der proefgronden of op andere wijze daarbij zoo krachtig medewerkten. Dat Prof. Ritzema Bos ons daarbij zijn krachtigen steun verleende, stelt Gij allen met mij op grooten prijs

Wat onze inwendige organisatie aangaat: het Jaarverslag van onzen Secretaris zal U doen zien, dat het aantal deelnemende vereenigingen ook dit jaar weer toenam en de jaarverslagen der verschillende groepen doen genoegzaam blijken van een opgewekt leven.

Tot mijn leedwezen moet ik er echter Uwe aandacht op vestigen, dat onze financieele toestand niet zonder zorg is.

Met eenig optimisme mag bij de toelichting der begroeting er op gewezen worden, dat er enkele teekenen zijn, die op vooruitgang wijzen; te ontkennen blijft helaas het feit niet, dat wij zuchten onder een groot nadeelig slot. Het is zeker een bijzonder slechte tijd om thans van contributie-verhooging, meerdere geldelijke iasten te spreken.

Toch komt het mij voor de eer van den Nederland-