te wijzen Rijkscommissie van Toezicht op de beschikbaarstelling en den uitvoer van de betrokken levensmiddelen. Elk dier commissiën zal zijn samengesteld uit een lid van de Eerste Kamer, twee leden van de Tweede Kamer en een deskundige op het gebied van de levensmiddelen, op welker beschikbaarstelling de Commissie toezicht zal hebben.

Deze Commissie overtuigt zich volgens de ontwerpstatuten der vereenigingen op door haar zelf te bepalen wijze, of het bestuur zijn taak juist opvat en de vereeniging aan haar doel beantwoordt. Zij heeft recht van toegang tot het kantoor der vereeniging en recht van inzage van alle boeken en bescheiden. Zij pleegt zooveel mogelijk overleg met het bestuur, doch heeft tot plicht, den Minister schriftelijk in kennis te stellen met alle feiten, die naar haar meening ten gevolge moeten hebhen, dat de vereeniging niet aan haar doel zal beantwoorden.

Om deel uit te maken van een zoodanige Commissie werden door den Minister uitgenoodigd:

Voor boter: 1. Jhr. A. H. J. H. Michiels van Kessenich, lid van de Eerste Kamer, te Nuth; 2. Mr. G. W. Sannes, lid van de Tweede Kamer, te Scheveningen; 3. Mr. M. Tydeman Jr., lid van de Tweede Kamer, te Breda; 4. Dr. A. G. Breen, tot nu toe directeur van het Rijks Centraal Bureau voor den uitvoer van boter, te ’s-Gravenhage;

Voor kaas: Jhr. Mr. Dr. N. C. de Gijselaar, lid van de Eerste Kamer, te Leiden; 2. Dr. D. Bos, lid van de Tweede Kamer, te ’s-Gravenhage; 8. Mr. H. A. van de Velde, lid van de Tweede Kamer, te’s-Gravenhage; 4. Dr. A. G. Breen, tot nu toe directeur van het Rijks Centraal Bureau voor den uitvoer van kaas te ’s-Gravenhage;

Voor aardappelen: 1. Mr. L. W. C. van den Berg, lid van de Eerste Kamer, te Delft; 2. E. M. Teenstra, lid van de Tweede Kamer, te ’s-Gravenhage; 3. Dr. J. Th. de Visser, lid van de Tweede Kamer, te ’s-Gravenhage; 4. .T. Elema, Rijkslandbouwleeraar, te Assen;

Voor erwten en boonen: 1. H. Polak, lid van de Eerste Kamer, te Laren (N.-H.); 2. W. J. E. H. M. de Jong, lid van de Tweede Kamer, te ’s-Gravenhage; 3. Dr. W. H. Nolens, lid van de Tweede Kamer, te ’s-Gravenhage ; 4. A. A. Neeb, Rijkslandbouwleeraar, te Rotteidam;

Voor groenten: 1. K. de Boer Czn., lid van de Eerste Kamer, te Assendelft; 2. Mr. V. H. Rutgers, lid van de Tweede Kamer, te Boskoop; 3. J. H. A. Schaper, lid van de Tweede Kamer, te Rijswijk (Z.-H.); 4. C. van Lennep, secretaris van den Ned. Tuinbouwraad te ’s-Gravenhage;

Voor varkens: 1. Mr. W. M. van Lanschot, lid van de Eerste Kamer, te ’s-Hertogenbosch; 2. Mr. H. Smeenge, lid van de Tweede Kamer, te Amsterdam; 3. Mr. J. B. L. C. C. baron de Wijkerslooth de Weerdesteyn, lid van de Tweede Kamer, te Utrecht; 4. C. Reitsma, tot nu toe directeur van het Rijks Centraal Bureau tot regeling van den afzet van varkens en varkensvleesch, te ’s-Gravenhage.

Van de uitgenoodigden bedankten alleen de leden der Eerste Kamer, de Heer Michiels van Kessenich, wegens gezondheidsredenen, en de Heer Van Lanschot, wegens

drukke werkzaamheden, alsmede de leden der Tweede Kamer, de Heer Bos, wegens overwegende bezwaren om een zoodanig lidmaatschap te aanvaarden, en de Heer De Wykerslooth de Weerdesteyn wegens gezondheidsredenen.

Al de overige uitgenoodigden verklaarden zich bereid, in de verschillende commissies van toezicht zitting te nemen. Voorts kwam het den Minister gewenscht voor, ook een Commissie van Toezicht in het leven te roepen, wier taak meer in het bijzonder zal bestaan in de controle op het centraal orgaan voor de administratie der distributie van levensmiddelen, en waarin elk der commissies van toezicht een harer leden aanwijst.

De Heer P. van Hoek, Directeur-Generaal van den Landbouw, Mr. .1. C. A. Everwijn, administrateur. Chef der Afd. Handel, A. J. Doornbos te Delft, Dr. J. D. Filippo, directeur van het Gemeentelijk Laboratorium te ’s-Gravenhage, Mr. J. Th. Linthorst Homan, voorzitter der Commissie voor voeding van mensch en dier te ’s-Gra' venhage, R. P. Bonthuis, secretaris der Commissie voor voeding van mensch en dier, S. Haringsma, directeursecretaris van de Coöperatieve Groothandelsvereeniging „De Handelskamer” te Rotterdam, J. Das Dz., voorzitter der Vereeniging Neerlandia (inkoopvereenigingen voor den Middenstand) te Utrecht, Dr. A. G. Breen, tot nu toe directeur van het Rijks Centraal Bureau voor den uitvoer van boter en kaas te ’s-Gravenhage, O. Reitsma, tot nu toe directeur van het Rijks Centraal Bureau tot regeling van den afzet van varkens en varkensvleesch te ’s-Gravenhage, en C. van Lennep, secretaris van den Nederlandschen Tuinbouwraad, tot nu toe directeur van het Distributiekantoor voor groenten te ’s-Gravenhage, verklaarden zich reeds bereid in deze Commissie zitting te nemen.

Op Vrijdag 24 September jl. heeft aan ’s Ministers Departement een bijeenkomst plaats gehad ter installatie van de verschillende Commissiën van Toezicht, alsmede ter bespreking van haar taak en de hoofdlijnen der te volgen werkwijze.

In den oproepingsbrief tot die bijeenkomst heeft de Minister in verband met de bepaling in de ontwerpstatuten der vereenigingen, volgens welke haar doel is de regeling van de beschikbaarstelling voor binnenlandsch verbruik voor zoover aan deze regeling behoefte zal blijken te bestaan, in het licht gesteld, dat de door hem te nemen maatregelen bij voortduring daarop gericht zullen zijn, dat de beschikbaarstelling en dus haar regeling zoo weinig mogelijk noodig is, met andere woorden, dat de voor binnenlandsch verbruik aanwezige voorraad zóó groot is dat door de in de maatschappij aanwezige organen zelf voor de distributie kan worden gezorgd.

Een bepaalde Commissie van Toezicht heeft dus in de eerste plaats na te gaan of bij de onder haar toezicht geplaatste vereeniging beschikbaarstelling van het desbetreffend levensmiddel wel noodig is of dat daaraan geen behoefte bestaat.

Verder is haar taak toezicht op de toepassing van de regeling van den uitvoer.

Wat het zooveel mogelijk overleg plegen met het bestuur der vereeniging aangaat, hetwelk voorts tot de taak der Commissie behoort, hierbij denkt zich de Mi-