voorcloet. Daar verdwijnen de individuen ook voor de herinnering, die zich aangename dagen, vrolijke, gezellige feesten, gezamenlijke oefeningen tot ontwikkeling van het ligchaara, den omgang met de ingezetenen op nieuw doet opkomen uit de schemering van het verleden. Geene feesten, zoo als die het vorige verslag mogt beschrijven, kunnen in dit verhaal plaatsnemen, maar wij wijzen toch met innig genoegen op wat wij dit jaar genoten. Op de studenten-concerten van twee zijden zoo aangenaam, die ons nevens de scheppingen in het gebied der toonen den omgang schonken met wat Utrecht schoons en liefs binnen hare muren telt. Elk der concerten was buitengemeen bezocht, maar bovenal het laatste dat ons in de gelegenheid stelde de zoo dikwerf reeds bewonderde deensche zangeres bertha johanssen op nieuw te hoeren, en weder opgetogen de bezielde toonen te volgen.

Het gezelschap Olympia wisselde zijn dagelijkschen bescheiden werkkring met een publieke voorstelling zijner oefeningen af. Het was geen zucht om te schitteren met buitengewone ligchaamskracht, die de commissarissen had gedreven tot het plan; bezield met liefde voor de gymnastie en de beoefening der wapens wilden zij Utrechts burgers toonen, dat naast een gezonde ziel een gezond ligchaam de blijvende eisch van den waren inenscli is, en dat Utrechts studenten dien eisch hadden begrepen. Zij hadden het gelukkig idee gehad een klein stukje ter