gen. De ander, gelieel overbluft door die ongcraeene hartelijkheid, staat te suffen en merkt volstrekt niet, dat men hem dood bedaard onder het heen en weder duwen en sollen, jas, vest en overhemd etc., ontnomen heeft, en hij daar in Adamskostuum, met uitzondering van het hemd, gratis voor de liefhebbers te kijk staat. En om nu de grap nog mooijer te maken, komt Prof. Vierhout cum suis het troepje voorbij wandelen en ziet dus natiumlijk den dierbaren Reinders in dien toestand” (').

«Kostelijk! rijk! onbetaalbaar! eenwig aardig!” enz. zijn de kreten die van alle kanten opgaan.

Van Haren staat op en verzoekt het woord ;

«M. M. Lange tirades zijn vervelend, daarom verzoek ik kort dat we op de onovertroffene, overtrefbare, zelfopofterende grootheid van den eenigen, .unieken, alle-klappermannen-schrik-verwekkenden van Sorgen drinken!”

Bij acclamatie aangenomen en uitgevoerd.

Van Haren vat wéér het woord op :

«M. H. Het is eene door alle geleerden van alle jaren en eeuwen aangenomene waarheid, dat de mensch tot de herkaauwende dieren behoort. Verre van mij, die edelen van het mannelijk genus, die het tot zulk eene hoogte hebben gebragt, tegen te spreken; neen, ik wil ze roemen, die groote mannen der wereld, die Pythagorassen,

(*) Historisch waar.