de stoet. Z. M. reed tusschen de kommandanten der beide eerewachten in. Daar klonken op eens de juichende kreeten : «Hoezee! Leve de Koningl De Studenten saluëerden met de banieren, de schutterij presenteerde ’t geweer. De trein stond stil. Aan de Gildhrug bevond zich de stedelijke regering met den Burgemeester aan haar hoofd. Er heerschte diepe stilte, toen deze uit naam van Utrechts burgerij en Hoogeschool Z. M. den welkomstgroet aanbood. Weer herhaalde men plegtig den kreet, door den Burgemeester aangeheven; «Leve de Koningl” Daarop viel de muzijk in met het Wilhelmuslied en de stoet zette zich in beweging. De aandrang der menigte was zoo groot, dat de Studenten enkele malen van den stoet gescheiden werden.

Het geheel bood een treffend schouwspel aan. Koning Willem 111 naderde de stad, waar bijna drie eeuwen geleden, de band werd gelegd rond den pijlbondel der vereenigde gewesten.

Zoo trok men naar het Gouvernementshuis, waar Z. M. lang vóór ons was aangekomen. De Koning vertoonde zich reeds op het balkon en zag toen het Stud.-corps, de sted. schutterij, de batt. van het 1 en 7 reg. en de veld-artillerie voor zich defileren. Beteekenisvol schenen ons de spreuken, die daar prijkten op de verschillende banieren ; »Ik zal handhaven!” en «Zonne der geregtigheid verlicht ons!” Op den middag gaf Z. M. audiëntie op