Maar Sire! ik raag aan de Studenten niet langer het groote voorregt onthouden, Uwe Majesteit zelf toe te spreken. Ik verzoek daartoe eerbiedig, dat zij dit doen mogen met de taal des Dichters, die voor hen wel de tolk bij Uwe Majesteit heeft willen zijn.

De Rector van den Senatus Veteranorura gaf daarop aan den Koning een keurig exemplaar van het navolgende vers over, door den dichter Mr. J. van Lennep vervaardigd, hetwelk onraiddellijk daarna door een koor zangers uit de Studenten gezongen werd, naar muziek van den Heer Küfferath.

Heil, driewerf heil, geliefde Vorst!

Verhef zich ook bij krijgstooneelen.

Bij ’t luid gejoel der wapenspelen,

Uw ridderlijke borst;

Toch kan ook ’t stil genot U streden.

Dat Pallas rustig koor ü biedt;

En daarom zingt, in ’t vrolijk lied.

Ons hart, zoo blij te moe

U ’t welkom toe.

De wetenschap, de nutte kunst,

Zij die der volken roem volmaken,

Gij blijft beschermend voor haar waken,

Zij bloeijen in uw gunst.

Dit denkbeeld doet het hart ons blaken

In dankbre zucht om langs de baau

Der kennis ijvrig voort te gaan!

Zoo strekke ons vlijtbetoon

Uw zorg ten loon.