van hen die steeds zijne aardigheden verdroegen zonder die hem weder te betalen.

Zijne collegiƫn, de theoretische uitgezonderd, waren dus in het algemeen colloquia familiaria tusschen hem en zijne leerlingen. De studie der geneeskunde en de hospitaal-kliniek gaf daar natuurlijk veel meer aanleiding toe dan eenig ander vak. Al die vreemde incidenten, die historietjes, die dagelijks met de patiƫnten voorkwamen, de vreemde, wonderlijke verhalen die we soms moesten aanhooren, het huisselijke als het ware van onze wederzijdsche positie, deden ons op eenen geheel anderen voet met Wolterbeek omgaan, dan studenten in andere vakken zulks ooit met hunne leermeesters kunnen doen, en waarlijk, de uren op zijne clinica gesloten, waren niet de minst aangename van ons studentenleven.

Zoo hadden we eene boete ingesteld voor degenen die te huis bleven of te laat kwamen. Niets verschoonde, dan de dood. Zoowel de professor als de studenten waren daaraan onderworpen. Eerst wist men niet waaraan men die boete besteden zou. Gezamelijk gingen leerlingen en leermeester een dag in Gods vrije natuur doorbrengen en de dag verliep onder velerlei genot. De glossen echter daarop door de feestvierenden zelven gemaakt, gaven aanleiding dat men bedacht werd om de gelden aldus bijeen gebragt, lot betere doeleinden te besteden en van stonden af aan, ging men zich in het huishouden zetten en schonk