genooten bestond. Zulk eene vereeniging was in de eerste tijden een noodzakelijk kwaad, om de vijandschap, die tegen de vreemdelingen bij de inboorlingen (sit venia verhol) bestond en zich menigmaal door geweld openbaarde. Dit dwong hen zich aanéén te sluiten, en evenzeer, dikwerf met de wapens in de hand, waarborgen voor hunne veiligheid te eischen, die gewoonlijk ingewilligd werden uit vrees, dat hij eene weigering de studenten met de leeraren, die hunne landgenooten waren, zich naar elders begeven zouden, en dus de Academiestad van een aanzienlijk voordeel beroofd worden. Die voorrechten, op zulk eene wijze verkregen, zelden vrijwillig geschonken, zijn de privilegiën.

Ook aan onze Academie vinden we sporen van natiën. Welke die waren, hot aantal en de namen wijzen mijne bronnen niet aan; alleen de resolutien der stad, en vooral die der Hoogleeraren, zoo die eenmaal uit hun geheimzinnig duister in het licht zullen komen, kunnen hoogst waarschijnlijk een volledig antwoord geven. Maar al weten we niet, welke : dat er natiën geweest zijn, bewijzen de plakkaten.

Het eerste verbod dier vereenigingen vinden we al spoedig na de stichting der Hoogesehool. In 1643 werden de Nationale Gollegien verboden, terwijl de overgave gelast werd van de hoeken en geschriften aan den Rector