De Neef (verwonderd). Dat begrijp ik niet; de professoren zuilen toch op een examen alleen onderzoeken, of men voldoende blijken van kennis kan geven en niet hoe men aan die kennis gekomen is?

Ik. Wacht u toch voor dat oppervlakkig redeneren. lemand die geen collegie gehouden heeft, wordt gepraesumeerd niets te weten.

De Neef. Maar dat is onregtvaardig!

Ik. Men kan zien dat gij niets van de regten weet; praesumptie is een juridisch begrip en tegen deze praesumptie wordt geen bewijs toegelaten. Dikwijls zijn de collegies nog daarenboven noodig om tentamen te kunnen doen en dit weder om examen te kunnen doen, zoo als gij ziet, zeer ordelijk en regelmatig.

De Neef. En wat is een tentamen?

Ik. Dat is een examen binnen ’s kamers, waarop onderzocht wordt of men tot het openbaar examen kan toegelaten worden.

De Neef. Ik ben bang weêr oppervlakkig te redeneren, anders zou ik zeggen, dat zulk een vóór-examen eenigzins overtollig is. Maar het is dan toch zeker vrijwillig.

Ik. Bij sommige faculteiten ja; maar bij ééne geldt de regel : wie examen doet zonder tentamen wordt afgewezen. En deze bepaling is zeer heilzaam, want anders zou niemand zich aan dit laatste ondervverpen.

De Neef. En zou dit dan zoo verkeerd zijn?