Nog lagen de indrukken van die dagen levendig in ons gemoed, loen ’t gerucht zich verspreidde dat de nieuw benoemde Hoogleeraar, die weldra zijne lessen zoude openen, zich daarbij van ’t Latijn zoude blijven bedienen. Geheel onverwacht was de zaak niet, want hadden we eenigen tijd de hoop gekoesterd, datZHGel. zich zoude aansluiten aan ’t voorbeeld van de meeste zijner ambtgenooten in andere faculteiten, ze maakte spoedig plaats voor de waarschijnlijkheid dat ZHGeI. de oude gewoonte zoude volgen, en ’t denkbeeld eener demonstratie was dus geenzins zoo plotseling ontstaan als men dat wel heeft willen doen voorkomen.

25 Sept. begaf zich naar ZHGeI. eene commissie, die hem een adres aanbood door 76 zijner aanstaande leerlingen onderteekend, ’t welk de strekking had, ZHGeI. bekend te maken met den wensch, dat hij zich bij zijn onderrigt van onze eigen taal zoude bedienen. We werden allerminzaamst ontfangen, de' Hoogleeraar trad met ons in vriendelijke discussie over ’t ontwerp; maar redenen, die hem overwegend schenen, verhinderden hem ’t verzoek toe te staan (1).

(1) Opmerkelijk ia ’t, dat te gelijkertijd zich een student uit de medische faculteit, uit naam zijner medeleerlingen met hetzelfde verzoek wendde tot prof. Loncq, de eenige die daar nog in ’t Latijn college gaf, en dat deze onmiddelijk aan de billijke wenschcn zijner leerlingen gehoor meende te moeten geven.