niets doet als werken, omdat men hem nooit ziet, en omdat hij met niemand omgaat.

Met andere woorden ; omdat hij geen geld heeft, zooals gij Mijnheer 1

En zoo hij nu in zijn’ studententijd al de genoegens mist, die anders aan zijn’ leeftijd zoo natuurlijk eigen zijn; hij mist daarenboven het groote genot, van naderhand in zijn’ ouderdom, wanneer hij in het verledene leeft, daar hij niet meer op de toekomst durft hopen, zich nog die dagen te binnen te brengen, toen het bloed hem sneller door de aderen vloeide, zijn nu ingezonken oog schitterde, en zijne nu bevende hand nog vurige kracht bezat. Zijne jonge dagen immers, wat stellen zij hem anders voor dan onophoudelijke privaties, gemis aan alle genot, vernederingen!

Welk een onderscheid bij anderen; let maar eens op met welk eenc vreugde oude lieden nog aan hun’ studententijd terug denken; zij voelen zich als het ware verjongd, wanneer zij aan het hoekje van den haard onder een glas wijn nog hunne oude kwajongensstreken ophalen, waardoor zij aan de oude dames eenontlokken, de jonge meisjes doen blozen, en hun’ neef den gymnasiast, die met het vooruitzigt zit, den volgenden dag op Xenophon te rijden, een riem onder het hart steken en troosten met het vooruitzigt van betere dagen. Gij hebt het voorzeker dikwijls zelf bijgewoond, mijne lezers als gij dan die oude heeren , maar wier hart nog jong was, elkander nog hoordet plagen, door elkander de gelegenheden te