dat hij hen persoonlijk aan de kaak had willen stellen, dat deze voorstelling maar al te waar is.

Wat eindelijk nadeelig op vele van Dickens’ schriften werkte is eene zaak, die aan de andere zijde, gelijk wij zagen, er niet weinig aan toebragt om de belangstelling des publieks te verhoogcn de periodieke uitgave namelijk. Daardoor verloor hij dikwijls het verband uit het oog en werd er toe verleid om meer losse schetsen te leveren dan een welzamenhangend geheel. De Edinburgh Keview gaat zoo ver van te beweren dat daardoor zijne beste werken onzamenhangend en incompleet zijn, dat zijne plannen daardoor geruïneerd, zijne karakters verward zijn, ja zelfs dat van zijne meeste werken het eerste gedeelte andermaal zou moeten geschreven worden, om het met het hoofd-idee in harmonie te brengen. Deze beschuldiging is, naar mijn oordeel, zeer overdreven, doch er ligt waarheid aan ten gronde en hoe meer wij het onnavolgbaar talent van eenen Dickens bewonderen , des te meer smart het ons zyne werken door zulke vlekken te zien ontsierd.

Lezer, kent gij Dickens, mogten dau mijne losse opmerkingen eenige sympathie bij u hebben gevonden, kent gij hem niet, mogten ze u dan tot kennismaking leiden i is die eenmaal aangevangen, dan, ik verzeker het u, zult gij weldra zijn vriend zijn.

Feör. 1855.