mond lachte, die nu zoo van spijt vertrokken was, dan was het de gulle lach vau een open en jeugdig gemoed, en uit zijn donkerblaauw oog, nu ingezonken en zonder vuur, blikte een edel en mannelijk hart.

H ijgeud was hij op de stoel neergevallen, en, als tegen zijn wil, ontsnapte hem soms een diep trillende zucht. Rusteloos woelde zijue hand door ’t weeldrig blond hoofdhair, en met ongeduld en naauw te kroppen spijt stampte zijn voet op ’t vloerkleed.

Niet lang zat hij daar zoo. Een vlugge tred klonk op den trap, die naar zijne kamer voerde. Zich een weinig te bedwingen, zijne winterkleeding haastig af te leggen, (want reeds spoedde November ten einde) en de lamp op tafel te plaatsen, was het werk van weinige oogenblikken, en naauwelijks was een norsch, half onwillig 1) binnen” van zijne lippen, of eene welbekende vriendenstem riep :

dZdo ben je eindelijk eens t’huis! ik ben hier twee-, drie-, wie weet hoeveel keer te vergeefsch geweest, ik dacht bepaald, dat je aan ’t wroeten en blokken waart in hoopen duf examenwerk, en dat je dus met groot verlangen zat te wachten, om voor een half uur eens een ander gezicht voor je te hebben als die pakketten grijze, half vermolmde dictaten. En wanneer doe je nu examen?”

De lamp, door Eduard intussehen ontstoken, verspreidde thans door de geheele kamer haar licht, ’t Was hem terstond voorgekomen, dat er een bijzonder ernstige trek over ’t gelaat van zijn vriend Willem van Zegheren, stu-