voeren. Dit strijdt tegen de begrippen onzer studentenmaatschappij , tegen dien »iudividualistischen Trieb der Germanen,” die volgons Gerviuus, »sich in ihrenStaatsbildungen geltend machteen ook onzen hollandschen studentenvrijstaat bezielt.

Ik zou verder een kort overzigt kunnen geven van dei bepalingen onzer wetten 1), ik zou kunnen roemen hoei er op een enkele uitzondering na, nooit een ongeluk op; onze zaal is voorgevallen, ik zou ten dienste der moralisten ettelijke opmerkingen kunnen uitwerken ten bewijze: dat schennen en gymnastizeren op de zedelijke ontwikkeling grooten invloed hebben, ik zou eenige vrolijke tafereelen i kunnen schilderen van assaut-avonden en feesten der leden, ik zou zelfs een enkel verhaaltje kunnen opdisschen dat den kring van vermoeide werkers om de kagchel gezeten dikwijls bij de herinnering doet schatejgn al dat laat ik voor een lateren en meer begaafden geschiedschrijver van Olympia. Ik wil niet meer vorderen van ’t geduld van den lezer. Ik dank hem, zoo hij mij tot hier gevolgd is, voor zijn belangstelling en eindig met den wensch dat van al de boomen in den hof dien de »sol justitiae” beschijnt, die van Olympia. nimmer minder tiere en bloeije dan hij ’t heden doet.

Utrecht, Febr. 1856.

l) Onze wettPn zijn opgesteld door de II lï. Meetneling, Thiebout en van Cittera in 1549. Vgl, notulen, alg. verg. 8 Febr. 1850. -- Het «reglement voor de Schermzaal" bij de oprigtmg gemaakt, was geheel krachteloos geworden. |