over den pligt, welken het bezit van wetboeken den regteleer aar en den wetgever in Nederland oplegt.

Eer Prof. van hall het rectoraat aan zijn opvolger. Prof. L. G. visscHEß, overdroeg, deelde hij ons den uitslag van de beoordeeling der antwoorden mede, die op de prijsvragen, in het vorige jaar door de ütrechtsche faculteiten uitgeschreven, waren ingekomen. Voor vier kweekelingen der verschillende hoogescholen was de eer der bekroouing weggelegd. In de juridische faculteit werd aan den Heer d. van hogendobp, jur. cand. te Leyden, de gouden medaille uitgereikt voor zijne beantwoording der prijsvraag : qui post Hugonem, Grotium in Belgio nostro juris gentium peritia insignes fuerint viri doeti, ordine chronologico recenseantur, deinde quod in primariis illius doctrinae partibus singuli praestiterint, exponatnr; terwijl de Heer j. j. schneither, jur. cand. te Groningen, het accessit ontving. Uen Heer b. dor-HOUT MEES, jur. cand. te Utrecht, die de prijsvraag derzelfde faculteit : enarretur historia fideicommissorum in patria nostra, had beantwoord, was evenzoo een accessit toegekeud.

Verder viel de gouden medaillé ten deel aan den Heer G. H. LAMERS, theol. stud. te Utrecht, voor zijne verhandeling over de vraag : exponatur, quid ad dijudicandam celeberrimam de animi existentia quaestionem hac nostra aetate Anihropologia attulerit, door de litterarische faculteit uitgeschreven.

Bij de overige faculteiten waren geene antwoorden inge-