voorbij mogen gaan. Het betreft de doctorale promotie in de theologie, van iemand die door zijne talenten en zijne vroegere verrigtingen in het studentencorps, dat hij thans verlaten heeft, algemeen bekend is, den Heer D. KooßDEiis. Eeeds in Febr. 4855 had hij zijn doctoraal examen afgelegd , en wenschte nog voor de zomervacantie van 4856 openlijk tot doctor bevorderd te worden. Doch een verschil tusschen den pTOffioveudus en de theologische faculteit over eene zinsnede, in de dissertatie voorkomende en door de Professoren als kwetsend voor de theologische faculteit der Leydsche Hoogeschool beschouwd , en de afwezigheid van den promotor, Prof. VINKE, die als lid van de synodale commissie der Hervormde kerk eenige weken te ’s Gravenhage moest doorbrengen, deden de promotie telkens nitstelien, en toen eindelijk alles geschikt scheen te zijn, maakte de rector magnificus. Prof. visscher, onverwacht zwarigheid om haar te doen plaats hebben. De Heer koordeus , die hierin eene miskenning zijner regten zag, gaf zijne verontwaardiging lucht in een vlugschrift, ouder den titel van Wetsverkrachting en magtsmishruiking, dat echter niet in den handel werd gebragt. De zaak kwam voor den academischen senaat, die er zeer verlegen mee scheen te zijn, en eindelijk, in het laatst van November, besloot, den Heer koorders na verloop van een half jaar de promotie te zullen toestaan, zoo de theologische faculteit er alsdan hare toestemming aan verleende. Over deze geheele zaak ligt nog steeds een geheimzinnige sluijer