toch zoo gaarne in liet verborgen wel doen en nu verhindert men ons dat Christelijke voorschrift in praktijk te brengen, ja, erger dan dat, onze bedoelingen worden miskend. Wanneer wij iemand die den verschuldigden eerbied jegens ons uit het oog verliest, of meent dat er buiten ons ook nog wat te leeren valt, afwijzen, dan staan wij aan de heiligschennende kritiek bloot van hen die zoo ver beneden ons staan, en somtijds wordt er zelfs gefloten, alsof het (horribile dictu) eene mislukte comedie gold. Inderdaad, de examina moeten in het vervolg niet meer publiek zijn. Een ander voornaam punt betreft de academische tucht. Dat onderwerp is echter te veelomvattend, dan dat ik het hierin het bijzonder zou kunnen behandelen. In het voorbijgaan zij slechts herinnerd, dat de minister misschien met goed gevolg daaromtrent bij de onderwijzers der havelooze school zou kunnen informeren. Zeker is het dat als eene doelmatige straf het bijwonen van een extracollegie over de > moraal” zou kunnen geappliceerd worden. Wat nu het collegiegeven betreft, daaromtrent heeft eene langdurige ondervinding mij geleerd, dat de wet geene stellige voorschriften moet geven. Het getal, de duur, het onderwerp moet geheel aan ons oordeel worden overl gelaten; maakt de wet hierover bepalingen, zij worden natuurlijk niet nageleefd. Buitendien zijn sommige wetsbepalingen voor ons ten hoogste beleedigend; bijv. die waarbij ons bepaalde vakken om te onderwijzen worden aangewezen, alsof de wet mogt veronderstellen, dat wij