En hiermede zijn we aan het einde van ons verslag gekomen. We hebben getracht aan toonen dat er over ’t gemeen vooruitgang in dit jaar op te merken viel. Moge die vooraitgang nog meer toenemen, met kracht doorgezet worden. Wij van onzen kant willen ieder nieuw blijk er vau toejuichen blijven, elke poging, waar ’t kan, ondersteunen. Zoodoende alléén kan onze Hoogeschool haar roem, dien ze in zoo vele opzigten reeds bezit, blijven handhaven; een onverwelkelijke lauwer. En waar haar eere op enkele punten misschien wat daalde, zal ze deze op den door allen gewenschten weg van vooruitgang, den eenigen zoo we meenen, weer doen opleven. Moge vooral het nieuwe jaar dat aanbreken gaat hierin rijke stof tot blijdschap, grond tot verdere hoop schenken.

SOL JUSÏITIAE ILLÜSTEA NOS!