//door gewone onderwijzers maar door vreemde, ,/ daartoe door de regering aangestelde personen, mogen «naar ons oordeel alleen toegelaten worden in twee «gevallen: 1». als waarborgen die de staat doet gelden, «wanneer men van de vrijheid van onderwijs heeft «gebruik gemaakt en niet onderwezen is op de in«stellingen, door de regering als voldoend erkend." En zijn deze nu voldoende in weerwil de regering ze volgens het besluit van 1815 als zoodanig wilde beschouwd hebben?

Ik voor mij geloof het tegenovergestelde. Men leze slechts den considerans van het koninklijk besluit van 1845 waarbij de staatsexamina‘) werden ingevoerd, en men zal duidelijk zien, dat de regering, hoewel het al niet direct verklarende, in ieder geval geenszins met

1) Deze luidt als volgt:

Wij Willem enz., in aanmerking nemende : dat de ondervinding reeds lang geleerd heeft, dat vele studenten onvoorbereid op do hoogescholen en athenaea komen, ondanks de voorzorg daaromtrent genomen in het voorschrift enz.

Dat de ondervinding daarenboven meer en meer de noodzakelijkheid doet inzien om die toelating alleen afhankelijk te stellen van het duideKjk gebleken bezit van zoodanige kundigheden, welke noodig kunnen worden geacht om het academisch onderwijs met vrucht te volgen.

Overwegende, dat ter bereiking van dit oogmerk, hij de examens van toelating meerdere gelijkvormigheid, gepaard met eene gepaste gestrengheid, behoort plaats te hebben enz.

Hebben goed gevonden euz.

u

13