meer nog dan anders zien vervallen tot ongerechtiglieid tot de dingen, die uit den Boozc zijn? Ge ziet ’ ik spreek nu bezadigd, zonder de allerminste en mijn oordeel dus zult ge ditmaal wel niet voor door drift bevangen mogen verklaren ? "

Slepend sprak hij deze woorden uit; maar er WM in. dien toon iets, dat deed denken aan de stilte, «g een storm voorafgaat. Een onweêr broedde er / dat was kennelijk. |

Bij mijne komst was het geïnkrimineerde vrouwtjen juist aan het musiceeren. „Goed, dat er eens iemand komt" meende zij „ Bcrnard is tegenwoordiomet opgeruimd, en och, ik- vrees, muziek doet hem ook al zooveel pleizier niet meer. Maar, gelukkig! ik zal er nog wel een huismiddeltjen op weten te vindL want die muizenissen moeten weg. Zatm'dag breng ik van stad de sonate patlwüque mee, die ik voor ons engagement, en later, bij zijn zuster Lize plach te spelen. Baar stel ik me veel, heel veel van voor, en met grond, met waar?// Deze laatste woorden waren gericht tot haar echtgenoot zelven; maar deze keek grimmig als een nurksche oorwurm of kritikaster, en weerde de kleine, goedwillige hand af, die het tocli zoo wel met hem meende, en bezorgd, maar schijnbaar al schertsend, hem ’t hoofd van de borst opwaarts beurde; terwijl het vragend liefdevol oog het zijne zocht.

//Laat me toch, laat me toch, .Jenny! laat me toch