liet. Wat zat ze daar luchtig de snaren te tokkelen , heilige priesteresse der kunst, door allen gevierd. Wèi mogt haar na den afloop eene serenade gebragt worden, als buitengewoon blijk van hulde. De flambouwen verlichtten het hotel des Pays-Bas, bengaalsch vuur werd ontstoken; en in dien helderen gloed, verscheen de edele kunstenaresse aan de vensters, om ons haar groete te brengen en de onze duizendmaal te ontvangen. En onder dat alles weêrklonken (en dan zweeg het luidruchtig gewoel) van tijd tot tijd de accoorden harer harp. Moge dat afscheid maar een tot weerziens zijn geweest.

We nemen de vrijheid hierbij (daar er hier toch sprake is van den zin voor schoone kunsten bij ons corps) te wijzen op de serenade, die we den 24sten Jnnij aan Adelaide Eistori bragten. We hadden haar als Medea gezien, gehoord , bewonderd. Een blijk van eere mogt haar dan ook niet ontgaan; de H.H. C. A. Marchant, P. T. van der Hoeven, en F. E. G. Selle stelden zich daartoe aan ons hoofd.

Olympia hield mede zijn luister roemrijk op. De buitengewone lessen in het exerceren konden daarvan ondubbelzinnig getuigen.

Ook bijna al onze overige vereenigingen, ’t zij aan wetenschap, ’t zij aan schoone kunsten, ’t zij aan gezelligen omgang gewijd, bleven in bloeijenden toestand. In ’t bijzonder worde hierbij aan Uccvru Noijru gedacht, waar Dr. Gunning in eenige vooijaarsver-