te midden van trouwe vrienden, die successievelijk, de een na den ander komen zien of gij reeds gearriveerd zijt; door welke belangstelling het wel eens gebeurt, dat de koffer na vier of vijf dagen nog niet uitgepakt is. Maar dat inpakken doet ons zoo denken hoe wij al die genoegens en gemakken, die het academieleven ons biedt, nu weder moeten vaarwel zeggen om den rusttijd (?) te gaan doorbrengen, verre van zijne vrienden , in eene stad waar de familie woont , waar de deftige visites en de ploertige sociëteit en de pedante jonge offieiertjes en de orde waaraan gij u moet onderwerpen , u doen gevoelen, dat gij wel den den naam van student blijft dragen, maar de vooiregten daaraan verbonden mist. De koffer is dan volgepakt met kleêren, boeken etc.; waarvan de laatsten meest de eenige troost zijn van den student in dat eindelooze verschiet; de oppasser brengt dien naar spoor of diligence, en de student zelf volgt spoedig daarna, vergezeld van een paar vrienden, die hem een almagtig pleizierige vaeantie wensehen.

En nu na de aankomst maar zoo spoedig mogelijk uitgepakt. De dames bewonderen de overheerlijke orde, die in dat lederen ding heerseht, en daarna in de vaeantie nog honderde malen de orde op uwe kamer: hier een boord, daar een jas of vest, midden op de tafel dien verwensehten hoed, omringd door een paar sigarenkistjes en lueifersdoozen, en boeken overal op tafel, stoelen en grond; maar laat ons niet afdwalen.